Samenvatting internationale marketing
Deel 1: het internationaliseringsproces
Hoofdstuk 1: de internationale omgeving (DESTEP)
Sta open voor cultuurverschillen, veroordeel geen dingen die anders dan anders zijn, … op deze manier leg
je nieuwe contacten. Screen voortdurend de markt naar zaken die veranderen, zoals handelsbarrières en
nieuwe wetten.
1.1 de economische omgeving
1.1.1 het economische ontwikkelingsniveau
Bestaanseconomie Het grootste aandeel van de bevolking is actief in de agrarische sector. Deze
opbrengst is amper voldoende om in de eigen behoeften te voldoen. Er zijn
dan ook geen/amper handelsmogelijkheden.
Grondstof-exporterende Ons land is ‘rijk’ op het gebied van grondstoffen, maar ‘arm’ in andere
economie domeinen. Doordat wij grondstoffen exporteren, kunnen we transport en
uitrustingsgoederen importeren.
Industrialiserende Onze productie maakt ongeveer 10 à 20% uit van de economie.
economie Industrie groeit --> grotere behoefte aan uitrustingsmateriaal voor deze
sectoren --> handelsinkomsten van deze sectoren stijgt --> groter deel van de
bevolking is economisch actief --> stijgende vraag naar andere types van
export --> stijgend belang voor medische sector, onderwijs, etc..
BRIC-landen Brazilië – Rusland – India – China
Emerging markets = markten met groeipotentieel
BRICS-landen Brazilië – Rusland – India – China – Zuid-Afrika
N-11 Next Eleven landen
Bangladesh, Egypte, Iran, Mexico, Turkije, Vietnam, Zuid-Korea, etc..
MINT (NU) Mexico, Indonesië, Nigeria, Turkije, etc..
Zullen in de toekomst de grootste aandrijvers van de economische groei
kunnen worden.
Industriële economie Binnen deze markten is zeer veel import en export. Er is een grotere groep
actieven aanwezig met een gemiddeld tot hoog welstandsniveau.
LDC’s Less or least developed countries
Onderontwikkelde en ontwikkelingslanden
-zeer beperkte productiviteit
-gebrekkige infrastructuur
NIC’s Newly industrialised countries
Landen in ontwikkeling
-exportmogelijkheden
AIC’s Advanced industrialised countries
-zeer hoog BBP per capita
-uitgebreide productie
-uitgebreid dienstenapparaat
De machtigste economieën in 2030: China – VS – India – Japan
1.1.2 de inkomsten
Have Meer ontwikkelde gebieden
Andorra, Canada, België, Finland, Portugal, Italië, Zweden, etc..
Have not Minder ontwikkelde gebieden
Burundi, Niger, Haïti, Nepal, India, Vietnam, Senegal, etc..
1
,Bemerkingen:
Spreiding van het inkomen per capita
Het inkomen per capita is een gemiddelde en in de meeste landen is er een ongelijke inkomensverdeling.
Hierdoor krijgt een marketeer met verschillende soorten markten te maken.
GINI-coëfficiënt = coëfficiënt die de inkomensongelijkheid weergeeft op vlak van het besteedbaar inkomen.
Waakzaamheid is nodig en dat betekent investeren in onderwijs, gezondheidszorg en open markten.
0 = als iedereen hetzelfde inkomen heeft
1 = complete inkomensongelijkheid
Productverkoop is niet uitsluitend gerelateerd aan het inkomen per capita
Zoals bij frisdranken en fietsen (consumentenproducten) en industriële producten
Gebrek aan vergelijkbaarheid
In westerse landen wordt het inkomensbudget gebruikt voor voeding, woning en kleding. In minder
ontwikkelde landen is de bevolking zelfvoorzienend op dit vlak.
Koopkracht wordt niet gereflecteerd
Weergave gebeurt vaak niet in de lokale munt. De weergaves moeten worden aangevuld met culturele,
demografische en andere structurele gegevens.
1.1.3 de bestedingen van consumenten
België 2018: huisvesting – voeding – energiekost vervoersmiddelen
Tijdens de Lock-down periode van 2020 was er een verschuiving naar take away.
De vermenigvuldiging van het tafelen
BC = Before Casual eating = vind je terug in landen met een stabiel politiek & economisch klimaat. De
gelegenheden om buitenshuis te eten zijn beperkt en de lokale keuken domineert.
1.1.4 het afnemersgedrag
= verschil in aanschaf/consumptie van bepaalde producten/diensten in verschillende landen.
-het is belangrijk om per markt de sociaal-culturele gelijkenissen en verschillen + verschillende clusters
(= soorten afnemers) te kennen. (= heeft invloed op afnemersgedrag)
1.1.5 infrastructuur en communicatiemogelijkheden
Infrastructuur = aanwezigheid van geasfalteerde wegen, spoorlijnen, luchthavens, energievoorzieningen en
de kwaliteit ervan.
Noodzakelijke dienstverlening = financiële diensten, reclamebureaus, beschikbare distributie, etc.. wanneer
deze niet aanwezig zijn of beperkt aanwezig zijn, zal men zoeken naar alternatieven.
Hoe ontwikkelder een land is, hoe beter de aanwezige infrastructuur is.
Energie en transport
Landen met lage energieconsumptie => beperkte voorzieningen => correlatie met het potentieel van een
bepaalde markt
2
, Communicatie
Bedrijven moeten voor interne en externe communicatie beschikken over de nodige kanalen.
Verstedelijking en Smart Cities
Verstedelijking = een groter percentage van de bevolking verschuift van het platteland naar de stad.
Momenteel leeft 55% van de wereldbevolking in steden. Tegen 2050 zal dit 68% zijn.
Tijdperk van de superstad is aangebroken
Superstad = steden met een zeer hoog bevolkingsaantal, zoals 20 miljoen of meer.
-verstedelijking
-kansen: jobs creëren, transportkosten laten dalen, samenwerking promoten, etc..
Smart Cities
Smart City = stad waarbij de informatietechnologie en het internet der dingen gebruikt worden om de stad
te beheren en te sturen.
Slimme gebouwen, slim parkeren, afvalbeheer, educatie, slimme energie, Internet Of Things, etc..
1.2 de demografische omgeving
1.2.1 de bevolkingsaantallen
De wereldbevolking zal groeien tot maximaal 10,9 miljard mensen. Daarna zal ze beginnen dalen. Het
maximum wordt verwacht tegen het einde van deze eeuw.
Eerlijkere wereldkaart
Wereldkaart op basis van bevolkingsaantallen in plaats van grondgebied.
1.2.2 het opleidingsniveau
Opleidingssystemen verschillen per land en dit heeft invloed op de bewoners en hoe zij zich opstellen als
consument en hoe zij zich gedragen op de arbeidsmarkt.
Ook de manier van onderwijs verschilt: aantal lesdagen, vanaf welke leeftijd, lespakketten per onderdeel,
bijhorende stages, etc..
% analfabetisme is gekoppeld aan landen waar er lagere opleidingsscores worden behaald, wat dan weer
ene negatief effect heeft op het inkomenspotentieel.
Genderkloof = dubbel zoveel jongens volgen onderwijs in vergelijking tot meisjes.
1.2.3 de gezinssamenstelling
Het professioneel actief zijn van de vrouw in het gezin.
-aantal kinderen per gezin daalt
-gezinssamenstelling is een belangrijke factor bij bestedingssituaties, consumptiesituaties, etc..
3
, 1.2.4 de gezondheid
Bedreigingen: hongersnood, obesitas, diabetes, bacteriële infecties, alcohol, tropische ziektes, etc..
-gemiddelde levensverwachting was nog nooit zo hoog dankzij vooruitgang in de medische wereld. De
levensverwachting hangt af van in welk land je geboren bent.
1.2.5 de multiculturele samenstelling van de bevolking
-diverse doelgroepen voor bedrijven
1.3 de politiek-juridische omgeving
-soort economisch systeem: kapitalistisch, socialistisch, communistisch, etc..
-overheidsvorm: koninklijk, republiek, democratisch, etc..
-wettelijk systeem: code, common, islamic law, etc..
Code or civil wetsysteem = gebaseerd op het wetboek en overheersend in Europa. Het is de bedoeling dat
er vooraf regels worden vastgelegd voor alle mogelijke vragen.
Common wetsysteem = VS, UK = er wordt hoofdzakelijk recht gesproken obv eerdere uitspraken.
Gezien de grote verschillen moeten marketeers zich informeren over het passend lokaal rechtsadvies.
-lobbyen
1.3.1 de bevorderende rol
Het aanmoedigen van internationale transacties wordt vaak op supranationaal niveau georganiseerd
(overheid). Deze tussenkomst is van cruciaal belang in de internationale marketingomgeving.
Samenwerkingsvormen
1. De World Trade Organisation (WTO)
Overkoepelende organisatie die ervoor zorgt dat de handel tussen de lidstaten zo vrij en transparant
mogelijk plaatsvindt. Het WTO bemiddelt in internationale geschillen en spreekt sancties uit.
Taken:
Controle op de naleving van de GATT-akkoorden
Initiëren van voorstellen voor verdere handelsliberalisatie
Het oplossen van handelsgeschillen bij handelsconflicten tussen landen
2. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF)
Kernactiviteiten:
Toezicht op en beoordeling van het macro-economisch en wisselkoersbeleid van de lidstaten
o Jaarlijkse consultaties van landen waarbij de economische politiek van dat land wordt
besproken.
Verlenen van financiële assistentie aan lidstaten (kredietverlening)
o Kredietverlening aan landen met betalingsproblemen.
Verlenen van technische assistentie aan lidstaten
o Hulp bij het wisselkoersbeleid en het monetair centraal beleid
4