Psychologische gespreksvoering en interactionele vaardigheden
HOC 1: Inleiding en basishouding (Rogers)
Gespreksvaardigheden
Het communicatiemodel van V. Satir. Je hebt een zender en een ontvanger met elk een
binnenkant en buitenkant. De ontvanger codeert de informatie
Vier elementen van een boodschap
Er zijn 4 elementen tegelijkertijd aanwezig in één boodschap (Schulz von Thun, 2010)
Letterlijke inhoud: feitelijke betekenis van wat wordt gezegd
Expressief deel van de boodschap: weergave van boodschap (bv. Heel koude of boze
intonatie)
Informatie over relatie: de informatie in boodschap die weergeeft hoe de zender de
relatie tot de ontvanger (op dit moment) ziet.
Appelerend deel van de boodschap: de zender doet een appel/oproep, wil dat de
ander iets doen met de boodschap die hij/zij zendt.
Inhouds- en betrekkingsniveau
Watzlawick et al. 1967:
Inhoudsniveau van communicatie: de feitelijke boodschap die wordt overgebracht.
Betrekkingsniveau van communicatie: de informatie in de boodschap die de relatie
tussen zender en ontvanger weergeeft, zoals gezien door de zender. De interpretatie
van het betrekkingsniveau is afhankelijk van toon en non-verbale aspecten van
communicatie.
Interpreteren van een boodschap
Gebruik van vuistregels of heuristieken
Doel = omgeving voorspelbaar maken, snel kunnen reageren, contrôle krijgen, om te
kunnen gaan met complexiteiten.
1
,Bijvoorbeeld:
Causale actor-observator attributieneiging: neiging om eigen gedrag te verklaren uit
instabiele, externe (situationele) factoren en het gedrag van anderen te verklaren uit
stabiele, interne (eigenschappen van persoon) factoren. (bv je vriend heeft een buis
op stat, je verklaart dit door te weinig gestudeerd te hebben, als jij stat faalt komt
het door lawaai, of professor....)
Gedragsconfirmatie: het uitlokken van responsen die de eigen vooronderstelling
ondersteunen (bv. je oma vraagt of je rode kool lust, maar heeft zelf zin in rode kool)
Beschikbaarheidsheuristiek: gebruikmaken van wat (gemakkelijk) beschikbaar is in
het geheugen
Confirmatorische strategie: de neiging om alleen informatie te zoeken die
overeenkomt met de eigen veronderstelling
Waarden en normen
Als men in gesprek gaat met een cliënt moet men zich bewust zijn dat men zelf eigen
waarden en normen heeft maar ook dat de cliënt zijn eigen waarden en normen heeft.
Waarden = eigen veronderstelling van wat goed of fout is (bv gelijkwaardigheid)
Normen = gedragsregels die uit waarden worden afgeleid (bv beide partners helpen
mee in huishouden)
Opm: We moeten bewust zijn van directe en indirecte manieren van waarden-overdracht
(hoeveelheid aandacht voor een bepaald onderwerp, knikken bij goed of afkeuren)
Psycholoog/hulpverlener
Basishouding, gespreksvaardigheden en interactionele vaardigheden
= deze zijn de belangrijkste methodieken/instrumenten van onze job!
Dit zijn vaardigheden die bijna geautomatiseerd moeten worden zodat je deze
correct afstemt op je cliënt.
“ Een professionele hulpverlener moet in staat zijn om te kunnen spelen met zijn
gedragsdisposities; hij moet kunnen kiezen uit een repertoire van vaardigheden, heeft een
respectvolle, empathische, transparante grondhouding en moet kritisch naar eigen
handelen kunnen kijken (zelfreflectie)”
Grondhouding
Een therapeutisch proces is altijd ingebed in de interpersoonlijke context van de relatie die
de therapeut met de cliënt uitbouwt.
Aanwezigheid van therapeut is nooit neutraal: gewoon al door aanwezig te zijn kan
de therapeut iets teweeg brengen bij de cliënt. De aanwezigheid kan zowel een
remmende, vervlakkende of storende als een stimulerende, verdiepende of helende
invloed hebben
2
, Veel mensen hebben al schade opgelopen in relaties met anderen, therapeutische
relatie is een middel om scheefgegroeide verhouding te herstellen. Om constructieve
veranderingen teweeg te brengen dient de therapeutische relatie wel aan aantal
kwaliteiten te voldoen
Rogers was veel bezig met waaraan een therapeutische relatie moet aan voldoen. Hij
ziet de relatie niet enkel als noodzakelijk voedingsbodem voor het bewerkstelligen
van een veranderingsproces in de cliënt, maar als het cruciale medium waardoor
verandering in de cliënt wordt mogelijk wordt gemaakt
Rogers zegt dat de grondhouding volgende onderdelen bevat
Echtheid;
Empathie;
Onvoorwaardelijke respect (als mens)
Zijn een noodzakelijke voedingsbodem om een veranderingsproces bij een cliënt op gang
te brengen, maar ook het cruciale medium waardoor verandering mogelijk is.
Echtheid
Authenticiteit/echtheid: elke psycholoog moet congruent zijn, dat wil zeggen dat de
psycholoog in de therapiesessies zichzelf moet zijn, oprecht en eerlijk. Maar eigen persoon
blijven anders minder vertrouwen van cliënt.
De therapeut moet zichzelf zijn, oprecht en eerlijk
Elke psycholoog heeft zijn eigen uitstraling, zijn persoonlijke kenmerken die de
interpersoonlijke relatie kleuren. Hij is een reëel aanwezig persoon (geen façade)
Als de cliënten het gevoel krijgen dat je een façade aan het vertonen bent, gaan ze
denken dat je niet te vertrouwen bent. Het is dus belangrijk dat je daar als therapeut
zit en niet gewoon als je zelf (moet dus een goed evenwicht vinden)
Ook is het belangrijk eerlijk te reflecteren en onderzoeken in welke mate eigen gedrag een
uiting is van dieperliggende motieven, gedachten, behoeften… is noodzakelijk om zichzelf als
instrument te leren kennen
Een therapeut die goed in contact is met de eigen ervaringsstroom, brengt energie in
de relatie die stimulerend is voor het groeiproces van de cliënt
Bij echtheid kunnen we bij de therapiesituatie spreken van een dubbele gelaagdheid:
I. Elke psycholoog heeft zijn eigen uitstraling, zijn persoonlijke kenmerken die de
interpersoonlijke relatie kleuren. Hij is een reëel aanwezig persoon (geen façade) =
de onderstroom
II. Wat merkt deze cliënt bij mij op? Aandacht voor hier en nu gedachten en gevoelens
= de bovenstroom
3
, Door middel van zelfreflectie, supervisie, intervisie, … exploreert de psycholoog wat er in
zijn binnenwereld afspeelt en hoe dat de vorm van zijn interactie met cliënt kleurt en kan
tot congruentie komen.
Indien relevant voor het proces zal de therapeut transparant zijn, met andere woorden
psychologen hebben een gedisciplineerde spontaniteit. Of een therapeut meedeelt wat er
in henzelf omgaat is dus afh van de mate waarin het relevant is voor de cliënt en zijn
therapeutisch proces. Transparantie houdt in dat de therapeut uitdrukt wat er in henzelf
leeft
Functioneel: bijv. mijn leerkracht geeft aan dat de hond in zijn hok moet, anders
worden zijn schoenen kapotgebeten.
Om interferentie in het gesprek te minimaliseren: bijv. door aan studenten aan te
geven dat zijn hond daar zit, zal hij ook minder afgeleid zijn en ook eens achterom
kijken om te zien hoe het zit.
Sobere zelfonthulling : bijv. sorry dat ik te laat ben, ik had moeite met het vinden
van een babysit. Maar het is in orde, ik ben nu hier.
Opm: sobere zelfonthulling kan voor de cliënt faciliterend zijn om niet toegelaten gevoelens
bij zichzelf minder te veroordelen. Zelfonthulling van de therapeut kan de cliënt uit zijn
isolement halen en het gevoel van vreemd of uitzonderlijk te zijn opheffen.
Enkel dingen vertellen als het nodig is en helpt en adequaat en functioneel is.
Onderzoek bevestigt niet alleen dat zelfonthulling vanwege de therapeut soms helpend is,
maar ook dat de hoeveelheid van transparante reacties van de therapeut veel minder
belangrijk zijn dan de timing in de therapeutische interactie en dat de adequaatheid kan
beoordeeld worden binnen de aangang zijnde interactie. (Grafanaki, 2010)
Vormen van onechtheid
Niveau 1: gedrag en uitspraken komen niet overeen met wat je innerlijk denkt en
voelt. Dit zorgt voor een oppervlakkige en lege interactie (vragen hoe het gaat, maar
niet luisteren naar antwoord). Soms kan je oppervlakkigheid bewust aanwenden om
bvb vragen naar zelfonthulling te vermijden
- Cliënt vraagt aan therapeut hoe vakantie was, deze antwoord goed maar is in feite
een rotvakantie geweest. Dit omdat de therapeut geen voordelen ziet voor het
therapeutisch proces (vragen naar zelfonthulling vermijden)
Niveau 2: niet transparant zijn uit eigenbelang of angst om de relatie met de cliënt
te schaden.
- vb geen afspraak maken met cliënt wegens angst voor agressie of verveling.
Niveau 3: verbergen van bewuste hier-en-nu gevoelens die belangrijk zijn en waar
de cliënt baat bij zou kunnen hebben.
- Groeiende irritatie bij cliënt omdat deze zeer associatief vertelt. I.p.v. aan te geven
‘wacht even ik ben even niet meer mee, wat wil je me juist vertellen?’. Irritatie blijft
groeien indien je dit niet benoemt.
4