NEUROPEDAGOGIEK
INLEIDING: WAAROM NEUROPEDAGOGIEK?
1. WETENSCHAPPELIJKE DRIJFVEER
Het idee dat het biologische een rol speelt voor ontwikkeling en opvoeding is een oud idee neurologische
verklaringen voor ontwikkelingsstoornissen zijn dus niet nieuw
Voorbeelden van problemen waar er naar het brein wordt verwezen
o Minimal Brain Dysfunction (nu ADHD)
o Eerste definitie dyslexie
o 1 vd eerste definities van dyscalculie
In de periodes waarin deze voorbeelden zijn geschreven, konden ze het brein nog niet onderzoeken
zoals wij nu doen
o Waren toen mensen met een hersenletsel die gebruikt werden om het brein te onderzoeken
Maar toen: doorbraak van niet-invasieve methoden eind jaren ’90
Niet meer afhankelijk van patiënten, geen radioactieve stoffen meer nodig
Voorbeeld:
o MRI (Magnetic Resonance Imaging) zowel structuur als functie in kaart brengen
Hierdoor: ontstaan van cognitieve neurowetenschappen
Zo is er een brug ontstaan tussen de neurowetenschappen en de pedagogiek ontstaan van een nieuw
wetenschapsdomein door de gezamenlijke focus op het leren in beide wetenschapsdomeinen
2. PUBLIEKE EN MAATSCHAPPELIJKE INTERESSE IN HET “BREIN”
Voorbeeld: hoe het in de media komt
Bv: Otto-Jan Ham ging op zoek naar een beter brein ging allemaal doen om een beter brein te
krijgen
Bv: op VRT NWS: tips voor een beter brein
Bv: als we onderzoek doen, wordt dat sneller opgepikt door de media wanneer er iets over het brein
instaat
o Heeft soms nadelige effecten: generaliseren, fout interpreteren, misbruik van maken
Voorbeeld: boeken, websites
Als er iets van het brein in de titel staat, verkopen de boeken beter
Voorbeeld: inrichting maatschappelijke beleidsdomeinen
Neurowetenschap kan interessante input geven voor hoe we bepaalde maatschappelijke domeinen
inrichten
o Leeft bv in de rechtsspraak: scanner gebruiken om te zien of iemand liegt
Pagina 1 van 89
,Voorbeeld: pedagogisch debat – organisatie van het secundair onderwijs
o Oriëntatienota: hervorming secundair onderwijs (Smet, 2010)
o Goed voorbeeld om te tonen zo in de politieke besluitvorming wordt er over de hersenen
gepraat
o Men zegt hier er zijn ontwikkelingen in hersenonderzoek die aanzienlijke impact hebben
kennis neurowetenschappen
o Spreken over kneedbaarheid en periodes: gebaseerd dat hersenen plastisch en kneedbaar
zijn en zeker op jongeren leeftijd
o We moeten leeromgeving hier goed op afstemmen en als je terugdenkt aan stellingen van
daarnet, degene die in zitten in secundair onderwijs zijn er niet helemaal met hun
hersenontwikkeling
o Stellen voor om studiekeuze uit te stellen, want kan een 12-jarige die beslissing wel maken?
Moeten we de school later laten starten?
o In deze discussie worden ook neuro-argumenten opgeworpen
o Belangrijk om hier de vraag te stellen: is hier wetenschappelijke evidentie voor? Is dit al eens
onderzocht? In de VS al eens onderzocht, maar meer niet
In de VS hielp dit, maar belangrijk om te kijken naar de context waarin dit is
onderzocht
ASO is bv andere context dan BSO
Voorbeeld: pedagogisch debat – de zelfsturende leerling
Onderwijsvorm die ervanuit gaat dat kinderen/jongvolwassenen best zelf kunnen bepalen hoe, wat
en met wie ze leren
Argument tegen: “Het neurologisch rijpingsproces is bij tieners nog volop in gang.”
Voorbeeld: pedagogisch debat – exploratie in Vlaanderen
Bij de stelling: ik heb interesse in de manier waarop de hersenen werken veel interesse, vooral bij
CLB
Bij de stelling: inzichten over het brein hebben duidelijke implicaties voor de onderwijspraktijk nog
altijd veel interesse, maar minder bij leerkrachten
o Verklaring: brug tussen pedagogiek en neurowetenschappen kan makkelijker gelegd worden
bij atypische ontwikkelingen en mensen in het CLB komen daar meer mee in aanraking
3. MISBRUIK EN OVERINTERPRETATIE
Negatievere zijde van al die interesse: misbruik, foutief geïnterpreteerd, overinterpretatie
Voorbeelden waar kennis fout wordt geïnterpreteerd:
o Brain training spelletje op Nintendo DS
o Boek: Top 10 Brain-Based Teaching Strategies
o Brainpill
Misverstanden die gebaseerd zijn op een stukje van correcte kennis zijn moeilijk om te weerleggen
Op examen: bij neuromythes duidelijk kunnen aangeven welk deel juist is en welk niet
Pagina 2 van 89
,4. BELANG OPLEIDING & VORMING
Wij zijn super goed bezig, je moet mensen hierin opleiden om misconcepties te counteren voor pedagogen en
neurowetenschappers (beide kanten)
Pedagogen moeten mogelijkheden en beperkingen begrijpen
Neurowetenschappers moeten bewust zijn van rijkheid en complexiteit pedagogische context
o Vb. scannersonderzoek, klassituatie zijn weinig dingen die verschillen van die twee in scanner
rustig blijven stilliggen, in klas zit je met verschillende leerlingen lawaai gemaakt hand
opsteken schrijven, luisteren, … rijke complexiteit in pedagogische context die
neurowetenschappers niet zijn
o Dialoog tussen de 2 is het allerbelangrijkste: is niet eenvoudig hebben filosofische andere
achtergrond (natuurwetenschappers versus geesteswetenschapper) verschillende methoden
en hebben interviews observaties in pedagogische methodes
o Waarom nog moeilijk? Verschillende context van onderzoek (geïsoleerd bij scanner – vs rijke
complexe pedagogische context)
Royal society heeft aantal experten samengebracht: om na te denken over implicaties van neuro-
onderzoek voor belangrijke beleidsdomeinen, onderwijs en lifelong learning was daar eentje van
Wat er duidelijk naar voor kwam: belangrijk is om training te geven, in zetten op ontwikkeling van
mensen op het pedagogische veld
5. KUNNEN DE NEUROWETENSCHAPPEN IETS VOOR DE PEDAGOGIEK BETEKENEN?
2 grote visies: optimisme & sceptisme
In beide kanten zitten zowel neurowetenschappers als pedagogen
5.1. OPTIMISME
Gaan ervan uit dat neurowetenschappen de pedagogische praktijk volledig gaan overnemen NW gaan
objectieve kennis kunnen bieden om met die praktijken om te gaan
Evidence-based werken
o Neuro = harde evidentie die we nodig hebben
Als het allemaal biologie is, dan wordt opvoeding en onderwijs eigenlijk een kwestie van biologische
interventies
Bv: medicatie
Het komt erop neer het juiste pilletje te geven, de juiste hersengebieden te stimuleren
ontwikkelen en leren zal dan vooruitgaan
5.2. SCEPTISME
Zij zeggen: die neurowetenschappen kunnen niks betekenen voor de pedagogen brug te ver,
neurowetenschappelijke resultaten zijn niet vertaalbaar naar de pedagogische praktijk
Reden: houdt geen rekening met de complexiteit van opvoeding en vormen
Deze kant verwijt neurowetenschappen een abstractie van de context en geven geen goed beeld van
de realiteit
Pagina 3 van 89
, Ander verwijt: neurowetenschappen = descriptieve wetenschap kunnen enkel beschrijven wat IS
Pedagogiek is meer een normatieve wetenschap, gaat ook nadenken over wat wenselijk is, wat MOET
ZIJN
o Neurowetenschappen kunnen hier niks over zeggen
Voorbeeld:
o Neurowetenschappen zegt als we dit pilletje geven dan gaat de concentratie verbeteren
o Pedagogiek gaat zich afvragen: is dit wenselijk, is dit wat we aan iedereen willen geven, is dit
een maatschappij die we willen?
Laatste argument waarom directe toepassing van NW-resultaten niet mogelijk is: ecologische validiteit van
verzamelde gegevens
Omstandigheden bij NW zijn compleet anders dan de omstandigheden bij pedagogisch onderzoek
Er is geen goede ecologische validiteit van die verzamelde gegevens dus we kunnen daar niets mee
doen
NW zijn maar gevaarlijk voor de pedagogiek omdat er heel wat misvattingen gaan leven
Bv: dat links en dat rechts denken
5.3. GEMATIGDE POSITIE: NEUROPEDAGOGIEK
NW gaan de pedagogiek niet overnemen
Er zijn wel raakvlakken mogelijk
Is niet mogelijk voor alle domeinen van de NW of van de pedagogiek we gaan domeinen
identificeren waar raakvlakken mogelijk zijn
o We gaan psychologische en pedagogische modellen blijven gebruiken in de neuropedagogiek
o Zonder die modellen kunnen we weinig doen met onze resultaten, heb ze nodig om deze te
vertellen
o De geïdentificeerde domeinen:
In de pedagogiek gaan we het hebben over microprocessen
De psychologie gaan we gebruiken om een map te maken van de microprocessen
NW gaan we gebruiken om de neurale basis vd processen te bestuderen
gaat dus over 3 niveaus, maar die zijn gelijkwaardig het ene is niet objectiever
dan het andere
Psychologie: mentale processen die grondslag liggen aan het gedrag inzoomen op aantal
microprocessen dat een rol speelt bij leren en ontwikkelt (aandacht, geheugen, ook sociaal,
emotioneel, verwekring emoties, sociale informatie, …) bij neuropedagogiek enkel focus op micro (we
kunnen geen groep in een scanner steken)
Cognitieve neurowetenschappen gaan biologische achtergrond/ basis hiervan geven: het gaat over
de neurowetenschappen die implicaties hebben voor pedagogiek
Pagina 4 van 89