SAMENVATTING LF4
Interne geneeskunde, psychiatrie, voeding, KNO en oogheelkunde.
7 APRIL 2021
CHRISTELIJK HOGESCHOOL EDE
Blok 3
,Thema 1 Interne geneeskunde
Z. p 124-133: alles behalve diagnostic tests and procedures, polycythemia vera, hemophilia A, Von
Willebrand's disease, eosinophil abnormalities en age-related diseases.
S. p 11: leukemie
Leukemie is de verzamelnaam voor verschillende soorten beenmergkanker. Alle vormen worden
gekenmerkt door een ontregelde groei van verschillende soorten witte bloedcellen. In het beenmerg,
dat zich bevindt mn.in de platte botten, zoals het borstbeen en het bekken, worden nieuwe
bloedcellen aangemaakt: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. De witte bloedcellen
zorgen ervoor dat vreemde indringers in het lichaam, zoals virussen en bacteriën, worden bestreden.
De verschillende soorten witte bloedcellen zorgen ervoor dat deze aanvallers worden gedood en
naar de nieren en de lever worden afgevoerd. Bij leukemie is het systeem verstoord. Er ontstaan te
veel witte bloedcellen, maar die zijn niet rijp. Door die grote hoeveelheden onrijpe witte bloedcellen
komt de productie van de normale bloedcellen in het beenmerg in het gedrang. Dat heeft
verschillende gevolgen. Bij een tekort aan rode bloedcellen ontstaat bloedarmoede. Het bloed kan
dan minder zuurstof en voedingsstoffen vervoeren. Een tekort aan rijpe witte bloedcellen betekent
een grotere gevoeligheid voor infecties en tenslotte leidt een tekort aan bloedplaatjes tot
bloedingen. Ook kan het bloed niet goed stollen. Omdat de bloedcellen in het beenmerg worden
aangemaakt, zullen de onrijpe bloedcellen daar als eerste te vinden zijn. Maar na verloop van tijd
bereiken ze via de bloedbaan de andere organen, bijvoorbeeld de lymfeklieren, de milt en de lever.
Er bestaat een chronische en een acute vorm van leukemie. Deze worden weer onderverdeeld in
lymfatische en myeloïde leukemie, afhankelijk van welke soort cel de ziekte veroorzaakt.
Z. p 140, 141, 147-156: niet laryngitis, influenza en lung cancer
Z. p 90-95, 95-104: niet diagnostic test and procedures, role of lipids and cholesterol in cardiovascular
disease, reynaud's disease, varicose veins, myocarditis en cardiomyopathy. 106, 107: niet shock en
heart disease in infants and children.
Z. p 294-297, 300, 301, 305: shingles, 307-310: degenerative diseases of the nervous system tot
essential tremor. S. p 11: polyneuropathy en hernia nuclei pulposi
Z. p 360-361: niet diagnostic tests and procedures, p 366-369: arthritis. S. p 12: Bechterew en
Perthes.
Z. p 168-170, 173 (niet hiatal hernia), 174-176: peptic ulcers t/m vomiting, 178-180: tot cancer of the
colon and rectum, 181-184: niet dysentery en niet vanaf diseases of the liver, 187-188: gallstones en
pancreatitis
Z. p 200, 202-211: acute kidney injury, urinary tract infections, glomerulonephritis, kidney stones
(nephrolithiasis) renal failure, chronic kidney disease, end stage renal disease en urinary incontinence
McF. §4.3.1, §4.3.4 (t/m p 108 in 2e druk, 5t/m 116 3e druk)), §4.3.5, §5.3.1, §5.3.2 (hoofdgroepen
kennen, voorbeelden en kort werking verklaren), §7.3.1, §7.3.2, §7.3.3, §7.3.4, §7.3.6, §9.3.1, §9.3.2
(hoofdgroepen kennen, werking beschrijven en voorbeelden), §9.3.3, §9.3.4, §9.3.4 ( in 3e druk
9.3.5 ) en S. p 16 oefenvragen 1-15 8 9.3.6 (in 3e druk 9.3.7 ) , §10.2.2, §10.2.3, §10.2.4 (tot
Acarbose)) (in 3e druk heel 10.2.4)
,Thema 2 psychiatrie
Z. p 340, 342: niet diagnosing mental disorders
S. p 12: delier vs dementi e
Delirium (soms acute verwardheidstoestand genoemd) en dementie zijn de meest voorkomende
oorzaken van cognitieve stoornissen, hoewel affectieve stoornissen (bijv. Depressie) ook de cognitie
kunnen verstoren. Delirium en dementie zijn aparte stoornissen, maar zijn soms moeilijk te
onderscheiden. Bij beide is de cognitie verstoord; het volgende helpt echter om ze te onderscheiden:
• Delirium heeft voornamelijk invloed op de aandacht.
• Dementie heeft voornamelijk invloed op het geheugen.
Andere specifieke kenmerken;
• Delirium wordt doorgaans veroorzaakt door acute ziekte of geneesmiddeltoxiciteit (soms
levensbedreigend) en is vaak omkeerbaar.
• Dementie wordt meestal veroorzaakt door anatomische veranderingen in de hersenen, begint
langzamer en is over het algemeen onomkeerbaar
S. p 13: dementi e
Dementie is een verzamelnaam voor tientallen ziektes. De meest voorkomende vormen van
dementie zijn de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, frontotemporale dementie en Lewy
body dementie. De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie, zo'n 60-70%
van alle mensen die lijden aan dementie heeft de ziekte van Alzheimer. De ziekte van Alzheimer
begint meestal tussen de 70 en 80 jaar, maar kan al op veel jongere leeftijd beginnen. Bij jonge
patiënten is het verloop in het algemeen sneller. Een kenmerk van de ziekte van Alzheimer is dat de
verschijnselen zich heel geleidelijk ontwikkelen. Vaak zo geleidelijk dat het begin niet wordt
opgemerkt. Vasculaire dementie is de meest voorkomende vorm van dementie, na de ziekte van
Alzheimer. De mogelijke verschijnselen die optreden zijn afhankelijk van de plaats in de hersenen die
is aangedaan. In tegenstelling tot de ziekte van Alzheimer staan de geheugen- en
oriëntatiestoornissen minder op de voorgrond en treden doorgaans in een later stadium op. Het
meest kenmerkende van vasculaire dementie is de combinatie van verminderd geestelijk
functioneren en lichamelijke verschijnselen. Frontotemporale dementie (FTD) ontstaat in het voorste
gedeelte van de hersenen. Stoornissen in deze hersengebieden geven vooral problemen met het
gedrag, emoties, taal of motoriek. Synoniemen van FTD zijn 'de ziekte van Pick' en
'frontaalkwabdementie'. Eén van de meest opvallende kenmerken van FTD is dat deze ziekte al op
relatief jonge leeftijd voorkomt. Lewy bodydementie begint met kleine veranderingen in het doen en
laten. Vooral problemen met de aandacht vallen op. Later krijgen de persoon met dementie te
maken met verwardheid en gedragsveranderingen. Ook kan hij last krijgen van depressiviteit, wanen
en hallucinaties. De mate van deze verschijnselen is variabel; het kan van dag tot dag erg verschillen.
Iemand met Lewy body dementie heeft vaak ook verschijnselen van de ziekte van Parkinson, zoals
trillingen, stijfheid, langzame beweging, een gebogen houding en een afwijkende manier van lopen.
Meestal ontstaan deze verschijnselen in een later stadium van de dementie.
S. p 13: acute psychiatrie
Soms hebben mensen door een psychiatrische ziekte en/of andere omstandigheden zulke hevige
ziekteverschijnselen dat zij snel hulp nodig hebben. Als er bijvoorbeeld sprake is van onmiddellijk
, dreigend gevaar zoals suïcidaliteit, agressie en het risico op lichamelijke schade voor iemand zelf of
voor anderen. We noemen dit spoedeisende psychiatrie. Als er sprake is van crisissituatie en er is nog
geen lopende andere behandeling, worden mensen geholpen door de zorgeenheid Acute psychiatrie.
Acute psychiatrie zorgt voor de eerste opvang en draagt daarna bij aan een zo snel mogelijk herstel
van het evenwicht van de patiënt.
McF. §11.3.1, §11.3.2, §11.3.3 (tot overige antidepressiva) §11.3.4, §11.3.5
S. p 13: verslaving
Een verslaving is een overweldigende behoefte aan en afhankelijkheid om een bepaald middel te
gebruiken. Meestal is dit een substantie als drugs, alcohol of nicotine. Men kan ook verslaafd zijn aan
eten, geneesmiddelen, koffie of snoep. Een verslaving kan psychisch en-of lichamelijk zijn.
Thema 3 Voeding
V. §9.2 (alleen leesstof), §9.3: tab 9.1 (m.u.v. kolom toxiciteit bij chronisch gebruik van, rijen
vitamines B2, B3, B5, B6, biotine), §9.4, §9.5, inleiding §9.7, §10.1, tab 10.1 (m.u.v. chloor, koper,
mangaan, chroom, fluoride, selenium), §10.3, §10.4.1 (leesstof), §10.4.2, §10.4.3, §10.5
V. §28.1 Voedingsadviezen bij kanker
Voeding is van invloed op het ontstaan van kanker, maar wanneer de diagnose is gesteld, is het
proces te ver om de groei van de tumor te remmen. Wanneer het proces eenmaal in een maligne
(kwaadaardig) stadium is gekomen, is er geen genezende werking van voeding aangetoond. Echter is
door een goede voeding de patiënt wel bestand tegen de complicaties van chirurgische therapie,
radiotherapie en/of chemotherapie. Gezonde leefstijl kan daarnaast de kans op opnieuw kanker
verkleinen. Ook is de palliatieve fase is voedingsadvies gericht op het welbevinden van de patiënt.
De helft van de mensen met kanker is ondervoed. Sacropenie is wanneer de spiermassa afneemt de
het vetmassa toeneemt waardoor je geen gewichtsverlies hebt maar wel ondervoed bent. Dit wordt
bij ouderen met kanker ook vaak gezien door verminderde eiwitinname en verminderde beweging
door vermoeidheid Ondervoeding kan ontstaan door een veranderd metabolisme of door
voedingsproblemen door de tumor of verminderde eetlust.
Tumoren in het lichaam produceren cytokinen wat zorgt voor een verandering van het metabolisme.
Daarnaast bevorderd het ontstekingsreacties en veroorzaakt het anorexie. Er is een versterkte
afbraak van koolhydraten, een versterkte gluconeogenese en een verminderde insulinegevoeligheid.
Daarnaast een verhoogde vetoxidatie en een versterkte afbraak van spiereiwitten en een
verminderde opbouw daarvan = anorexie-cachexiesyndroom. Cachexie = progressief verlies van
spiermassa en verlies van eetlust door toename van cytokinen. Na verwijdering van de tumor
verdwijnen de metabole stoornissen.
Soms ontstaan aversies (afkeer) tegen bepaalde voedingsmiddelen, deze zijn niet constant wat
verwarrend is voor patiënt en omgeving. Een aversie kan ontstaan door een verandering van de
drempelwaarde van zoet, zout, of bitter. Daarnaast kan het zijn voor voedsel wat vlak voor de
chemokuur is gegeten en wat misselijkheid veroorzaakte. Veranderingen in smaak en reuk worden
ook door chemotherapie veroorzaakt. Hierdoor kan zelfs kraanwater vies gaan smaken.
Soms is er spaken van ongewenst gewichtstoename door verminderde beweging en goed kunnen
eten of door het gebruik van corticosteroïden. Met name bij patiënten met borstkanker neemt
vetmassa toe en vetvrije massa af.