Complexe opvoedingssituaties I
Thema 1: Kinderen en hun context: van wetenschappelijke kaders en theorieën naar
concrete technieken en methodieken.
1. Kaders en theorieën algemeen
1.1. Algemene en analytische modellen en opvoedingsvaardigheden.
In de praktijk ga je als jeugdprofessional soms methodisch moeten werken.
Overzicht
(informatie verzamelen en ordenen)
Inzicht
(begrijpen)
Uitzicht
(handelen)
Er zijn enkele pedagogische modellen die een hulpmiddel kunnen zijn bij
methodisch werken.
à pedagogische analytische modellen
- Brengen factoren die de opvoeding beïnvloeden in kaart
- Ordenen informatie
- Helpen de situatie te begrijpen
Procesmodel van Belsky – 1984
,Het model vertrekt vanuit het gedrag van het kind. Dit wordt beïnvloed door
kindkenmerken à temperament, persoonlijkheid, intelligentie.
Er is een wisselwerking tussen kind en omgeving.
School, vrienden, broer en zus, …
In het midden staat de opvoeder, werkt als bufferend systeem. Dit is het
opvoedkundig handelen. Belsky beschrijft dit als ouderlijke vaardigheden:
Toezicht, betrokkenheid, bekrachtiging, disciplineren, probleemoplossend denken, …
Opvoeding wordt gezien als een tweerichtingsverkeer. De kenmerken van het
kind beïnvloeden zowel de ontwikkeling van het kind als het opvoedkundig
handelen van de ouder
Intelligentie en temperament
Deze 4 factoren hebben een invloed op het opvoedingsgedrag van de ouders:
- Persoonlijkheid van de ouder
Ervaringen uit de eigen kindertijd
- Sociale steun
De buurt
- Kwaliteit van de partnerrelatie (huwelijksrelatie)
- Werk
Twee ouders die voltijds werken, een van de twee werkloos à dit kleurt je
opvoeding
Het balansmodel van Bakker – 1993
,Het doel van de opvoeding is om een balans te vinden tussen draaglast en
draagkracht.
- Draagkracht: de verzameling van vaardigheden en protectieve
factoren waarmee opvoeders en kinderen de draaglast aankunnen.
- Draaglast: de verzameling van taken waar opvoeders en kinderen
aan moeten tegemoet komen.
De risicofactoren zijn factoren die door wetenschappelijk onderzoek bewezen
zijn dat het de mogelijkheid op het voordoen van problemen en stoornissen bij
een individu doet toenemen
Weinig sociale steun
De protectieve/beschermende factoren zijn factoren die door
wetenschappelijk onderzoek bewezen zijn dat het de mogelijkheid op het
voordoen van problemen en stoornissen bij een individu doet afnemen
Goede huisvesting
Hoe groter het aantal risicofactoren, hoe meer kans op problemen en hoe
minder de kwaliteit van het ouderlijk handelen.
Problemen zijn niet altijd op te lossen op microniveau. Er kunnen problemen
liggen bij kind als omgeving. Dit geldt ook voor oplossingen.
Daarbij gaat het erom om de draagkracht te mobiliseren en de draaglast te
verminderen.
Er kan bijgedragen worden aan het versterken van vaardigheden van ouders
en kinderen en het optimaliseren van condities en randvoorwaarden.
Het orthopedagogisch handelingsmodel van Hellinckx – 2003
, Men bekijkt de opvoeding als een afstemmingsproces tussen de pedagogische
vraag die het kind stelt en het pedagogisch aanbod dat de opvoeder hierin
kan bieden.
- Het kind heeft een persoonlijkheid, behoeften en is uniek.
Affectie, structuur, ondersteuning, sociale noden, een kind kan nood hebben aan
een slaapritueel (een ander niet).
- De opvoeder is ook uniek.
Het heeft pedagogisch besef, inzicht, waarden, pedagogische vaardigheden,
persoonlijkheid, echtelijke relatie, sociale context, genetische factoren,
opvoedingsgeschiedenis, …
Het pedagogisch klimaat omschrijft de sfeer waarin het opvoedingsgebeuren
zich afspeelt.
De situatiehantering omschrijft de manier waarom tal van situaties binnen
het gezin voorkomen gehanteerd worden.
Dit samen van de opvoeders beïnvloeden elkaar, maar staan ook los van
elkaar.
Het ICF-kader – 2001
Aandoeningen, ziektes
Functies en anatomische Activiteiten Participatie
eigenschappen
externe factoren persoonlijke factoren functioneren
ICF= international Classification of Functioning, Disability, and health (WHO)
Dit kader wordt gebruikt om iemands functioneren te omschrijven.
MICRO 1. Functies en anatomische eigenschappen
- Dit zijn de onderdelen van het lichaam
- Stoornissen (indien een probleem)
- Bio-medische interventies (dokter)
MICRO 2. Activiteiten
- Dagdagelijkse handelingen
- Beperkingen
- Trainings- en ontwikkelingsprogramma
MESO/MACRO 3. Participatie
- Wisselwerking tussen persoon en omgeving
- Participatieprobleem
- Aanpassing: diensten en maatschappelijke structuren