Resume
Samenvatting Alle examenstof voor geschiedenis 2022 exc. de kenmerkende aspecten
- Cours
- Type
Alle examenstof voor geschiedenis 2022 exc. de kenmerkende aspecten
[Montrer plus]
Vendeur
S'abonnerelizabethlesman
Avis reçus
Aperçu du contenu
E1. Industrie & Kolonialisme in het Britse Rijk1. De industriële Revolutie
*In de tweede helft van de 18de eeuw; De industriële Revolutie in Groot-Brittannië, van
een agrarisch-urbane samenleving (landbouw, handel en ambacht) naar een
Industriële samenleving (industrie; arbeiders). De verandering begon met
uitvindingen in de textielnijverheid zodat er sneller en meer kon worden geproduceerd;
de spinning Jenny.
*Stoommachines waren ook een belangrijke uitvinding voor de textielnijverheid; door
spin- en weef-toestellen te koppelen aan een stoommachine konden textielfabrieken
worden gesticht. Spinners en wevers gingen nu in fabrieken werken i.p.v. zelfstandig
werken. Ook in andere sectoren worden stoommachines ingericht; zelfstandige
ambachtslieden verdrongen door arbeiders; afhankelijk van loonarbeid; de
arbeidsklasse.
*Bevolkingsgroei was samen met uitvindingen ook een oorzaak voor de Industriële
Revolutie; betere landbouwmethode (enclosure; efficiënter en moderne
landbouwmachines), vooruitgang van geneeskunst (vaccinaties) en meer arbeiders.
*Kapitalisme; van handelskapitalisme naar industrieel kapitalisme. Door de
industriële revolutie ontstaan grote kapitalistische bedrijven die in bezit zijn van
aandeelhouders; scheiding van arbeid en kapitaal.
*De industriële revolutie ook gevolgen voor transport; grote vraag naar transport
(aanvoer van brandstoffen en grondstoffen/afvoer naar klanten) leid tot aanleg van
kanalen en spoorwegen. Stoommachines hierbij weer nuttig. Aandeelhouders van
kanaal- en spoorwegondernemingen krijgen deel van de winst (via tol).
2. Een liberale samenleving
Belangrijk gevolgen van de Industriële Revolutie;
*Conservatieve grootgrondbezitters worden verdreven door liberalen ondernemers.
Grootgrondbezitters waren voor het heffen van invoerrechten omdat ze bang waren
voor goedkoop voedsel van de concurrentie, ondernemers waren tegen voor het heffen
van in- en uitvoerrechten omdat zij streefde naar zo goedkoop mogelijk voedsel zodat
,ze minder loon hoefde te betalen aan hun arbeiders en zij waren niet bang voor
concurrentie.
*Economisch liberalisme; weinig bemoeienis van de overheid en zo min mogelijk
regels voor de economie.; een vrijemarkteconomie. Vraag en aanbod bepaalt prijs,
geen belastingen en tarieven. Aan het begin van 19de eeuw hadden grootgrondbezitters
nog veel macht, maar na de ‘Reform Bill’ in 1832 veranderde dat steeds meer; meer
afgevaardigde voor de industriesteden zorgt voor liberalen in het parlement.
*Sociale omstandigheden; vrije markt voor arbeid; lonen kwamen tot stand door vraag
en aanbod. Voor arbeiders weinig bestaanszekerheid. Slechte werkomstandigheden
omdat er geen regels voor zijn (geen bemoeienis van overheid); veel kinderarbeid en te
lange werkdagen. Voor industrialisatie ook al veel armoede en slechte
levensomstandigheden, maar omdat massa’s arbeiders bij elkaar kwam in
fabriekssteden, was er het idee dat er een nieuw sociaal probleem was ontstaan.
*Verstedelijking neemt hard toe; huizen worden (te) snel gebouwd; slechte
woonomstandigheden en hygiënische voorzieningen. Veel uitbraken van besmettelijke
ziektes.
*Door al problemen in de samenlevingen wordt er getwijfeld aan liberalisme; toch
wetgeving en bemoeienis van overheid? Kinderen hadden het zwaar te lijden, eerste
sociale wet; ‘Factory act’ in 1833. Na deze sociale wet volgde er meer door vakbonden;
vereniging van arbeiders die onderhandelde met ondernemers over betere
omstandigheden. Enkele fabrikanten, zoals socialist Robert Owen, zorgde voor goede
omstandigheden in hun fabrieken.
3. De werkplaats van de wereld
*Door ontwikkelingen van het industriële kapitalisme ontstond er in London een
financieel centrum met banken waar kapitaal wordt geleend voor investeringen en een
beurs waar aandelen werden verhandeld; financieel hart van de wereld.
*In de Wereldtentoonstelling van 1851 werden de successen van de Britse industrie
tentoongesteld aan de rest van de wereld; er werd duidelijk hoe veel verder de Britten
waren dan de rest.
,*Vanaf 1870 pas concurrentie; Duitsland werd in 1871 een eenheid na de stichting van
het Duitse Keizerrijk en de Verenigde Staten, voormalige kolonie, is vanaf de 18de eeuw
onafhankelijk. Beide landen deden hun best om succesvol te worden met industrie.
4. Dertien Britse koloniën (in Noord-Amerika)
Vanaf 1558 proberen de Britten koloniën te stichten in Noord-Amerika waar Britse
migranten zich konden vestigen, pas begin 17de eeuw lukt het ook echt.
*Religie als motief; de officiële Engels kerk komt tot stand na protestante reformatie;
de anglicaanse kerk. Een protestantse kerk met katholieke kenmerken.
Fundamentalistische protestanten en katholieken vluchtten naar Noord-Amerika
omdat ze in de problemen kunnen komen met de overheid. De Pilgrim fathers
(protestante calvinisten) stichtte in 1620 de kolonie Massachutes na een gefaalde
poging om in Nederland te vestigen.
*Vrijheid als motief; in ‘nieuw’ land meer kansen om zelf iets te ondernemen; geen last
van grootgrondbezitters of lastige overheid. Handelaren en boeren vooral betekenis
voor lokale gemeenschappen; niet zo zeer voor de Europeanen.
*Gevolgen voor inheemsen; de koloniën in Noord-Amerika zijn vestigingskoloniën;
Europese wouden puur-Europese gemeenschappen stichten en dit had voor de
inheemse bevolking akelige gevolgen omdat ze de volkeren wouden verjagen; door veel
oorlog, grote slachtingen en besmettelijke ziektes van de kolonisten stierven veel van
hen.
5. Plantagekoloniën en slavernij
De meeste van de dertien koloniën in Noord-Amerika waren voor de Britse economie
niet zo belangrijk, maar met de plantagekoloniën was dat anders.
*In de zuidelijkste koloniën en eilanden in het Caribische gebieden zoals Jamaica en
Barbados worden plantages gesticht waar Afrikaanse slaven te werk worden gesteld
om producten te verbouwen die aantrekkelijk zijn voor de Europeanen; tabak, suiker,
cacao en katoen. De Britse handelaren hadden veel belang bij deze koloniën. De handel
werd de Driehoekhandel genoemd vanwege de route die de schepen namen; 1.van
, Europa naar West-Afrika met ruilwaarden en geld om slaven te kopen, 2.van West-
Afrika naar Amerika met slaven en 3.van Amerika naar Europa met
plantageproducten.
*De Royal African company was opgericht door de Britten voor de driehoekhandel.
De omvang van de slavenhandel voor de Britten werd groter toen de handel werd
vrijgegeven. Veel slaven aan boord van de schepen stierven.
*Aan het eind van de 18de eeuw groeit de beweging van het abolitionisme in Groot-
Brittannië; aanhangers van verlichte ideeën en Christenen. In 1807 werd in het Britse
rijk de slavenhandel verboden en 1833 ook de slavernij. De Britse Royal Navy maakte
het leven van slavenhandelaren in de 19de eeuw het leven zuur. Afrikaanse
samenlevingen die gebouwd waren op slavernij en slavenhandel hadden het lastig.
6. De Verenigde Staten
De bewoners van de dertien koloniën waren erg gesteld op hun vrijheid omdat dat de
reden was waarom ze naar Amerika migreerde.
*Verlichte politiek ideeën leiden tot ontevredenheid over Brits bestuur; natuurrechten
of mensenrechten, het beginsel van volkssoevereiniteit (volk de hoogste macht) en
triaspolitica (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht).
*Onder het motto ‘no taxation without representation’ kwamen de Amerikaanse
kolonisten in opstand tegen het Britse bestuur en verklaarde zich in 1776
onafhankelijk.
*De Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783) onder leiding van generaal
George Washington. Groot-Brittannië legde zich niet zomaar neer bij de
onafhankelijkheidsverklaring van de koloniën. De Amerikanen wonnen deze oorlog en
stichtte een federale staat (deelstaten die één geheel vormen maar deels ook hun eigen
rechtsordening hebben); de Verenigde Staten van Amerika. Het land kreeg een
grondwet op basis van gelijke rechten voor alle burgers en traispolitica. Maar in de
praktijk was het anders; meeste mensen hadden geen kiesrecht en slavernij was legaal.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur elizabethlesman. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.
Peut-on faire confiance à Stuvia ?
4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)
78998 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours
Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans