PEDAGOGIEK
1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
AJ 2021 – 2022
LEUS CATO
,HOOFDSTUK 1: WAT IS PEDAGOGIEK?................................................................................................... 2
1. DEFINIËRING.......................................................................................................................................2
2. ONTSTAAN VAN PEDAGOGIE ALS WETENSCHAP................................................................................3
3. DE PEDAGOGISCHE RELATIE...............................................................................................................4
4. DENKKADERS IN DE PEDAGOGIEK......................................................................................................5
HOOFDSTUK 2: THEORETISCHE PEDAGOGIEK........................................................................................ 6
1. IN DE WESTERSE SAMENLEVING: “DRIESTROMENLAND”...................................................................6
2. IN DE RUSSISCHE SAMENLEVING: DE CULTUURHISTORISCHE SCHOOL IN DE PEDAGOGIEK..............7
3. IN DE HEDENDAAGSE TIJD: PEDAGOGIEK EN HET POSTMODERNISME................................................................13
HOOFDSTUK 3: OPVOEDEN.................................................................................................................. 17
1. OPVOEDEN DOORHEEN DE TIJD.......................................................................................................17
2. DEFINIËRING VAN OPVOEDEN..........................................................................................................18
3. OPVOEDINGSMILIEUS.......................................................................................................................22
4. OPVOEDINGSSTIJLEN........................................................................................................................23
HOOFDSTUK 4: GEZINSPEDAGOGIEK.................................................................................................... 32
1. WAT IS EEN GEZIN?...........................................................................................................................32
2. HET GEZIN ALS SYSTEEM...................................................................................................................33
3. ROLPATRONEN BINNEN HET GEZIN..................................................................................................34
4. OPVOEDEN IN HET GEZIN: DIFFERENTIËLE OPVOEDING...................................................................36
HOOFDSTUK 5: HET SECUNDAIR OPVOEDINGSMILIEU......................................................................... 41
1. INLEIDING.........................................................................................................................................42
2. ECOLOGISCHE WERKWIJZE VAN BRONFENBRENNER.......................................................................42
3. MAATSCHAPPELIJKE FUNCTIES VAN DE KINDEROPVANG.................................................................44
4. FUNCTIE VAN HET ONDERWIJS.........................................................................................................45
5. HET KIND OP SCHOOL.......................................................................................................................48
6. OUDERBETROKKENHEID EN OUDERPARTICIPATIE............................................................................49
HOOFDSTUK 6: OPVOEDINGSONZEKERHEID, OORZAAK OF GEVOLG? ................................................. 50
1. INLEIDING.........................................................................................................................................50
2. PRESTATIEGERICHTE MAATSCHAPPIJ...............................................................................................51
3. MEDICALISERING..............................................................................................................................52
4. PEDAGOGISERING.............................................................................................................................53
5. GENERATIES EN OPVOEDING............................................................................................................53
6. EVOLUTIE IN DE COMMUNICATIE.....................................................................................................56
1
PEDAGOGIEK | 1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
, HOOFDSTUK 1: WAT IS PEDAGOGIEK?
1. DEFINIËRING
1.1. OBJECT VAN DE STUDIE
Paidagōgós = kind & leiden (pais & agogein) à leiding geven aan kinderen
Pedagogiek = de studie van de opvoeding van kinderen & jongeren van 0-18j
Probeert opvoeding & opvoedend handelen systematisch te beschrijven door, op basis van
kwalitatief & kwantitatief onderzoek, algemeen geldende uitspraken te doen
= handelingswetenschap à komen tot inzichten die bruikbaar zijn i/d praktijk v opvoeding & handelen v
opvoeders staat centraal
De praktijk moet dus iets hebben aan de verworven kennis & inzichten
Wisselwerking tss praktijk & theorie:
Waarneming vd praktijk (het pedagogische handelen) helpt de theorievorming
bv: waarneming dat de ontwikkeling beter is in een harmonieuze omgeving leidde ertoe dat
onderzoek werd gedaan naar de invloed daarvan
De theorie bevrucht op haar beurt de dagelijkse praktijk
bv: onderzoek toonde aan dat kleinere klasgroepen beter zijn voor de sociale ontw v kinderen ipv
grote groepen
Kind & pedagogisch handelen met kind = centraal
Baseert zich op theorieën en wetenschap met ruimte voor een eigen visie
1.2. NIVEAUS VAN DE PEDAGOGIEK
OPVOEDINGSWETENSCHAP OPVOEDINGSLEER OPVOEDKUNDE
Theorie/ wetenschap Theoretische aanwijzingen die het Het dagelijkse opvoeden
pedagogisch handelen
ondersteunen
Onderzoek gedaan om Persoonlijke inzichten, Dagelijkse omgang waarin ouder
wetenschappelijke kennis over de gedragsregels, procedures, routines zijn vaardigheden & ingrepen
omgang met kinderen op te doen & ervaringen die voor uitvoerder inzet om de opvoeding te
(wetenschappelijke theorieën, meestal vanzelfsprekend zijn realiseren
denkkaders, begrippen, verbanden,
principes, regels, …) Pedagogische literatuur, tv-
programma’s, websites à gericht op
ouders die op zoek zijn naar
handvaten voor een goede
opvoeding
Bv: wetenschappelijk artikel over Bv: advies over hoe om te gaan met Bv: vader probeert agressief
effecten van straffen & belonen straffen & belonen – beter belonen gedrag van zoon te negeren en
voor wat kind goed doet, dan beloont wanneer hij lief is, dit
straffen voor wat het verkeerd doet lukt niet altijd
Dagelijkse omvang à vaak niet bewust van de 3 niveaus
Professioneel opvoeden? à basisattitude om hier zo bewust mogelijk mee bezig te zijn
Best nadenken voor het handelen wat de beste manier zou kunnen zijn door denkkaders &
theorieën en nadien evalueren
2
PEDAGOGIEK | 1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
, 2. ONTSTAAN VAN PEDAGOGIE ALS WETENSCHAP
Pedagogiek = jonge wetenschap à al vanaf ontstaan mensen bezig met groot brengen kinderen
Verschil tussen opvoeden & pedagogiek
Griekse Oudheid à Spartaanse opvoeding
Brengen kinderen groot buiten het gezin zodat ze zelfstandig w- (5-15j) zodat ze leerden jagen,
zichzelf beschermen, vuur maken, … à jonge personen moeten zich redden i/d wereld
Doelen: lichamelijke ontwikkeling & discipline à afgetraind & gespierd zijn
Opvoedingspraktijk = thema voor filosofen:
1. Aristoteles: rechtvaardige opvoeding, t.o.v. anderen moet je behulpzaam zijn & helpen
2. Socrates: leren kritische vragen stellen en ervoor zorgen dat ze kritisch kunnen reflecteren
3. Rousseau: na-nu, opvoeding is overbodig & schuldig aan verderf want het kind is een goed mens
& zal tot een goed mens uitgroeien want we zijn van nature goed, ieder mens is een uniek
karakter & heeft vrijheid nodig om zich te kunnen ontplooien, zonder dwang of straf ver van het
stadsleven & in verbondenheid met de natuur
boek “Emile ou de l’éducation” had een grote invloed
1779: 1ste pedagogische leerstoel in Halle (Duitsland)
Duurde tot WO2 vooraleer het de weg naar het werkveld vindt
Bekende 1ste pedagogen:
- Decroly, België à belang leefwereld vh kind, wou een ommekeer maken
- Langeveld à mondige kind, leren kinderen kritisch te zijn & durven te mening te aanhoren en
deze in rekening houden
- Kohnstamm à ontwikkelen naar de eigen aard & aanleg, kijken naar de talenten vd kinderen
- Bladergroen, Nederland à kind heeft leer- en opvoedingsmogelijkheden, het bewegen & spelen is
hier van groot belang, n- enkel het cognitieve maar ook het motorische
Tijdskader, normen, waarden beïnvloedden de theorievorming vd pedagogiek
2.1. SITUERING VAN DE PEDAGOGIEK IN DE WETENSCHAPPEN
Agogiek = overkoepelende wetenschap voor het werken aan het welzijn van mensen, omgang met
mensen
Agogiek heeft deelwetenschappen, deze kunnen we indelen op 2 manieren:
1. Volgens leeftijd van het doelpubliek
o PEDagogiek à kinderen & jongeren
o ANDRagogiek à volwassenen
o GERONTagogiek à ouderen/ bejaarden, +65j
2. Volgens studieobject
o ORTHOpedagogiek à begeleiden van mensen in nood
o SOCIALE agogiek à maatschappelijke problematiek van begeleiden, in de sl met mensen
werken die hun weg in de sl leren vinden, gebruikt voor de wetenschap die gericht is op het
sociale & culturele welzijn
o PSYCHOagogiek à begeleiden van mensen in psychische nood
o PEDagogiek à kinderen & jongeren
Sociale pedagogiek: kind met vrije tijd & begeleiding van kinderen in vrije tijd
Onderwijspedagogiek: opvoeden binnen onderwijs
Klinische pedagogiek
Gezinspedagogiek: gezinssamenstellingen, rollen binnen gezinnen, rol vd
opvoeders
Theoretische pedagogiek: stromingen
Forensische pedagogiek: kinderrechten, mensenrechten, juridische procedures
Historische pedagogiek: geschiedenis vd pedagogiek
3
PEDAGOGIEK | 1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
, 2.2. HULPWETENSCHAPPEN VAN DE PEDAGOGIEK
Hulpwetenschappen = wetenschappen waarvan de inzichten helpen voor de theorievorming van een
andere wetenschap
Bv: psychologie, medische wetenschap, ontwikkelingspsychologie, sociologie, biologie, filosofie, ethiek
Wetenschappen die de 3G’s bestuderen ondersteunen de theorievorming & de praktijk van de
pedagogiek
- Gedrag - Gevoelens - Gedachten
Multidisciplinariteit = is een activiteit, zoals bepaalde vormen van wetenschap en kunst, waarbij kennis
vanuit meerdere disciplines gecombineerd wordt ingezet om de activiteit te voltooien. 2 disciplines naast
elkaar die elkaar inspireren
Interdisciplinariteit = samenwerking met verschillende disciplines
2.3. ONDERSCHEID TUSSEN PSYCHOLOGIE & PEDAGOGIEK
PSYCHOLOGIE
Historisch: nastreven van waardenvrije benadering van het menselijk gedrag, zette zich al vroeg af tegen
de filosofie
= wetenschap van beschrijven & verklaren van menselijk gedrag (o-g)
PEDAGOGIE
Historisch: gebonden aan levensbeschouwelijke stromingen (filosofische of politieke)– waarde geladen
Na WO2: geseculariseerd naar objectieve criteria maar dit heeft n- lang geduurd, snelle intrede
maatschappelijke/ politieke oriëntatie
Terrein van practici: onderwijzers, artsen, …
= wetenschap van tussenkomen, ingrijpen, begeleiden à handelingswetenschap
3. DE PEDAGOGISCHE RELATIE
Opvoeding à erop gericht dat kinderen zelfstandig worden
Pedagogische relatie = uniek & verschillend van alle andere relaties en dus niet vergelijkbaar
4 redenen
1. Ouder kan niet om zijn verantwoordelijkheid heen
o Kind dat w- geboren = helemaal afhankelijk van verzorging
o Verantwoordelijkheden niet kunnen opnemen? à komt er iemand tussen
o Wettelijke bepalingen, je bent als ouder verantwoordelijk & aansprakelijk tot je kind 18j
is = ouders hebben de eindverantwoordelijkheid (vastgezet in de grondwet & overheid
kan pas tussenkomen bij kindermishandeling of chronische verwaarlozing)
o Ook in het onderwijs: ouders blijven verantwoordelijk maar w- n- altijd zo aangevoeld
2. Pedagogische relatie is gepreïntendeerd
o Op voorhand bepaald dat de volwassene de rol van opvoeder krijgt & de onvolwassene
de opvoedeling is (misloopt: parentificatie)
o Onomkeerbaar
4
PEDAGOGIEK | 1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
, 3. Boven- en ondergrens van de relatie
o Gezagsrelatie van bij de start à veranderd met de leeftijd
o Van zodra taal verworven is, wordt het gezag bevraagd en vraagt opvoedingsgedrag om
motivatie (waarom mag ik dat niet?)
o Hoe ouder kind w-, stellen zelf afspraken en w- kritischer à niet erg want beide partijen
leren hieruit, er worden dus grenzen bepaald
o Tot aan zelfverantwoordelijke bepaling (18j?) dan volgt een eigen afgewogen keuze van
waarden & normen à echt beslissingen kunnen nemen op zichzelf
o Ondergrens = start taalontwikkeling & bovengrens = zelfverantwoordelijke zelfbepaling
4. Tweezijdige relatie
o Invloed van de ouders op het kind
o Invloed van het kind door actief mee te doen: kind zet ouders aan tot opvoeden, je leert
ook van je kinderen
4. DENKKADERS IN DE PEDAGOGIEK
Er is n- één manier om naar opvoeding & onderwijs te kijken à verschillende denkkaders & stromingen
Met vallen & opstaan aan opvoeding werken
Voorbeelden:
- Behavioristische benadering
o = gedrag van de mens en de invloed van de omgeving op dat gedrag.
o Uiterlijk waarneembare gedrag
o Alle gedrag is aangeleerd & kan dus ook afgeleerd w- dmv beïnvloeding & conditionering
- Cognitieve leertheoretische benadering
o Stadiamodel van Piaget
o Opvoeding moet rekening houden met het ontwikkelingsstadium waarin het kind zich
bevindt
o Opvoeding inspelen op de cognitieve mogelijkheden & ontwikkeling ondersteunen
- Sociaal constructivistische benadering
o Vygotsky à belang van sociale interacties
o Kind leert wereld begrijpen via probleemoplossende interacties met volwassenen &
andere kinderen
5
PEDAGOGIEK | 1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
,HOOFDSTUK 2: THEORETISCHE PEDAGOGIEK
1. IN DE WESTERSE SAMENLEVING: “DRIESTROMENLAND”
Theoretische ortho à ontstaan in 18de eeuw, tijdens periode van Verlichting
Praktische maar in 20ste eeuw
Periode van Verlichting
Filosofen hadden het over goedheid en individuele vrijheid vd mens
Gewone volk kwam in opstand tegen bestaande maatschappelijke stelsel
o Werd eeuwenlang door adel, geestelijkheid & gegoede burgerij bepaald
o Amerikaanse & Franse Revolutie
Vrijheid, gelijkheid & broederlijkheid = overgenomen door 3 politieke stromingen
o Liberalisme, socialisme & christelijke beweging
Alle 3 hadden een verschillend verhaal om uit te leggen hoe de wereld nu kon evolueren naar een ideale
wereld in de toekomst
Moderne tijd = 3 grote verhalen:
Liberale: vrijheid à steeds meer wetenschappelijke kennis & uitvindingen maken leven
aangenamer, recht van de sterkste
o “kinderen moeten plan leren trekken, zo hebben ze het later beter dan nu”
Socialistische: gelijkheid à kritiek op klassenmaatschappij zal voor een klasseloze sl zorgen =
iedereen zal gelijkwaardig behandeld w-, solidair zijn met elkaar
o “kinderen leren opkomen voor rechten, zelf onrecht bestrijden & situatie verbeteren”
Christelijke: broederlijkheid à liefde & respect voor elkaar zal in toekomst voor een paradijs op
aarde zorgen, kind beschermen tegen maatschappelijke invloeden die een verderf zijn op het
opvoeden ~ beschermingsmaatregel
o “kinderen moeten nu beschermd w- tegen verderfelijke invloed, zo kunnen ze veilig
opgroeien en eigen weg vinden in wereld van volwassenen”
= volkse uitingen over hoe kinderen het best opgevoed w- = gebaseerd op die grote verhalen
Uiting- legg- klemtoon op verschillende W&N à strijden net als in politiek om gelijk
Onderlinge kritiek uit zich in opmerkingen over opvoeding
Gemeenschappelijke tss 3 verhalen:
Nu opvoeden voor doel in toekomst
Kinderen & jongeren = afhankelijk van volwassenen. Doel is dat ze later autonoom/ zelfstandig w-
Elke stroming heeft kritiek op de andere stroming
3 grote stromingen
à zie tabel
6
PEDAGOGIEK | 1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
, 2. IN DE RUSSISCHE SAMENLEVING: DE CULTUURHISTORISCHE SCHOOL IN DE
PEDAGOGIEK
Rusland à beweging die einde wou maken aan onderdrukking vh volk
Tijdens Russische revolutie werd het tsarendom verworpen ~ vergelijkbaar met FR
Westen: klemtoon op individuele vrijheid & vrije meningsuiting
Oosten: nadruk op collectivisme & deelnemen aan maatschappelijke activiteiten ~ socialistische verhaal
Cultuurhistorische school à theorieën over hoe omgaan met kinderen die n- beantwoorden aan
officiële, marxistische doctrine = doodgezwegen
Na dood Vygotsky = geschriften verboden in Sovjet-Unie à pas in jaren ’60 terug toegankelijk
2.1. UITGANGSPUNTEN
Vygotsky (1896 – 1934) = grondlegger cultuurhistorische school
Uitgangspunt:
Cognitieve ontwikkeling als resultaat van sociale interactie (vrienden= belangrijk
interactiepersoon)
o Kinderen leren door geleide participatie
o Alleen kunnen ontwikkelen via interacties
o Cultuuroverdracht = mediatie
Dmv activiteit (doen) & communicatie (taal)
Vygotsky à individuele prestaties -> sociale aspecten van ontwikkeling & leren
Tegengesteld aan heersend paradigma
o o.a. Piaget: mens = resultaat van aanleg, mogelijkheden & beperkingen
“Through others we become ourselves” à leren van anderen om zo onze eigen persoonlijkheid vorm te
geven
Bv: door feedback, door te interageren met elkaar & daarvan te leren, leren door te kopiëren
CULTUURHISTORISCH = 2 kernwoorden
- Cultuur
- Historisch ~ ontwikkelingshistorie
CULTUUR
= omvat gedeelde zienswijzen & betekenisverleningen, manieren van samenwerken en arbeidsindeling,
regels & waarden, …
Ook tastbare neerslag in vorm van producten, tekens & symbolen à materialisering
Zienswijzen w- doorgegeven aan bepaalde groepen
Tekens & symbolen koppelen aan cultuur en zo cultuuroverdracht doen & inzetten over hoe er w-
gecommuniceerd naar elkaar
Vygotsky: aard van relaties bepaald door culturele & maatschappelijke factoren
Bepalend voor aard van instanties
Culturen & sl = leggen nadruk op bepaalde taken = invloed op aard van specifieke vorderingen
Ook maatschappelijke verwachtingen over gender spelen een rol
7
PEDAGOGIEK | 1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
,Vygotsky: interactie was vooral communicatie à taal als systeem van tekens en naar ontwikkeling van
taalgebruik
Duidelijkste aanwijzingen voor ontwikkeling van het denken à door taal gestructureerd
<-> Piaget: taal & denken ontwikkelen apart
Kind leert taal door zich ook te leren uitdrukken
ONTWIKKELINGSHISTORIE
“Een verschijnsel is alleen maar goed te begrijpen als we de ontwikkelingsgeschiedenis ervan kennen”
~ Marx
Ontwikkelingsgeschiedenis hangt samen met cultuur waarin men opgroeit = bieden mogelijkheid tot
ontwikkeling à cultuur bepaalt de inhoud & de vorm van het denken & handelen en dit pas goed
begrijpen als we de geschiedenis kennen
Vygotsky bestudeerde de ontwikkeling in de vraag hoe die ontwikkeling verloopt à wou het eindproduct
begrijpen vanuit een inzicht in de wording ervan
Alle psychische processen kunnen in loop vd ontwikkeling een totaal andere structuur aannemen
Cultuur ¹ bepalend voor context & inhoud van denken & handelen maar ook voor de vorm & functie
ervan à via eigen activiteit en inbreng van het zich ontwikkelende individu
Kinderen leren doordat omgeving nieuwe manieren laten zien om dingen te doen/ problemen op te
lossen à kinderen = intellectueel groeien en zelfstandig functioneren dankzij die hulp
Ontwikkelen theorie adhv onderzoek op verschillende terreinen
Na val Sovjet-Unie = westen interesse voor werk Vygotsky
Redenen:
Ontevredenheid heersend paradigma
Sluit aan bij postmoderne opvattingen
o Belang van diversiteit <-> universalisme à ontwikkeling van individu (ontogenese) hangt
samen met culturele mogelijkheden, en culturen van elkaar verschillen en zo op
uiteenlopende wijze ontwikkelen (sociogenese) ¹ sprake van universele
ontwikkelingsgang
o Wijzen de grote verhalen af
Uitwerking van sociaal constructivisme: de opvatting dat kennis & handelingsprincipes niet rechtstreeks
naar een objectieve werkelijkheid verwijzen, maar het product zijn van sociale constructie
2.2. KERNTHEMA’S
INTERIORISATIE 1
Probeert verklaring te geven voor de manier waarop individuen ingroeien in een cultuur
Manier waarop mensen zich steeds verder ontwikkelen tot zelfstandige deelnemers aan diverse
activiteiten van deze cultuur ~ “hoe werken we ons in een bepaalde cultuur in?”
Uitgangspunten:
1
Letterlijk: verinnerlijken van wat eerst buiten de omgeving aanwezig was
8
PEDAGOGIEK | 1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
, Hogere psychische processen (denken, taal, geheugen, …) hebben een sociale oorsprong
o Door omgang met cultuurdragers (volw, leeftijdsgenoten) ontwikkelen psychische
processen zich tot vormen die in cultuur gangbaar zijn
o Vygotsky: individuele handelen w- door sociaal-culturele tekens gemedieerd
Interiorisatieproces/ transformatieproces: externe functie tss mensen à interne functie binnen
een persoon
o Inter-psychisch à intra-psychisch
o Bv: taalgebruik à vroege ontwikkeling is het vooral taalgebruik van volwassene dat handelen
van kind reguleert, verbale regulatie v gedrag v peuter komt in 1 ste instantie van de sociaal-
culturele omgeving & w- door kind zelf overgenomen
o Bv: kijken in boek en voornamelijk verhaal vertellen door te benoemen wat er op de prenten
staat, je wilt dat het kind dat nazegt en kind kopieert dus snel de taal en luistert eerst zeer
goed, probeert nadien het woord te kopiëren en weet achteraf dat het een paard is en geen
varken
Uitwendige handelingen = basis voor mentale handelingen à leerproces eigen maken aan kind =
vaardigheden oefenen voor dat kan opgenomen w-
Inter-psychische regulatie van kinderlijke handelen = gevolg van een interiorisatieproces onder controle
gekomen van een intra-psychisch regulatieproces in het kind met behulp van taal
Proces van veranderingen = begint bij geboorte à kind = afhankelijk van verzorgers
Moet bij activiteiten gebruik maken van verzamelde/ overgedragen ervaringen v anderen om te
kunnen overleven
Anderen stemmen hun handelen af op de mogelijkheden van het kind = gezamenlijke activiteit
betrokken
ZONE VAN NAASTE ONTWIKKELING (ZNO)
Zone Of Proximal Development = ZOPED
= fase waar je zaken kan doen met hulp en dat is de zone van de naaste
ontwikkeling
Rechtse zone = je kan het nog niet, ook niet als je stimulatie krijgt, want
niemand heeft je echt gestimuleerd en enkel als er hulp komt kan je
overschakelen naar een hoger level & kan je iets aanleren
Vygotsky: intellectuele ontwikkelingsniveau zegt n- altijd iets over de
ontwikkelingsmogelijkheden
Hoogte vd leerresultaten (absolute leersucces) geeft weinig aan over
de ontwikkeling die een lln in voorafgaande periode heeft meegemaakt
(relatieve succes)
Absolute succes = wat men heeft bereikt op het einde van de dag = werkelijke prestatie
Relatief succes = vorderingen die iemand heeft gemaakt of wat die heeft bijgeleerd
Factoren die de ontwikkeling & ontwikkelingsmogelijkheden bepalen:
Het actuele ontwikkelingsniveau van kinderen: wat kinderen zelfstandig al kunnen
De zone van naaste ontwikkeling (ZOPED): activiteiten die kinderen aankunnen door interactie
met/ of met hulp van volwassene/ medelln. Kinderen kunnen deze activiteiten nog n- zelfstandig
(hulp van een competenter person)
Vygotsky: cognitieve vaardigheden verbeteren doordat ze w- blootgesteld aan info die binnen ZNO ligt
9
PEDAGOGIEK | 1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE