FYSIEKE REVALIDATIE 2
ADVISERING
,THEORIE
INLEIDING
1. Referentiekaders
Advies geven is steeds gebaseerd op referentiekader/theorie bv meer bewegen,
minder schermtijd, …
= adhv theorie kan je aantonen waarom je het advies geeft
Biomechanisch referentiekader
Focus ligt op stoornissen die handelen beperken
Gebruiken als er verbetering mogelijk is bij patiënt (verbetering op ADL activiteiten)
Bij patiënten met arm- en handletsels, cardiopulmonaire aandoeningen,
brandwonden, …
Werken vanuit handelingsperspectief (link tussen stoornis en dagelijks handelen)
Referentiekader steunt op veronderstellingen:
- Stoornis is vatbaar voor verbetering
- Uitvoeren van handelingen en therapeutische activiteiten heeft potentieel om
stoornis te verbeteren
- Verbeteren van stoornis zal resulteren in verbetering van dagelijks handelen
Interventies:
- Verbetering van ROM
- Verbetering van kracht (krachtversterkende oefeningen)
- Verbetering van uithouding (uithoudingstraining)
- Adviseren en aanleren van gewrichtsbesparende maatregelen
- Adviseren van orthesen
- Oefeningen ter bevordering van glijden van pezen
- Sensibiliteitstraining
Referentiekader gericht op compensatie
Kijken naar hulpmiddelen, welke methodes we kunnen toepassen,
woningaanpassingen, …
Kan bij blijvende beperking uitgevoerd worden of tijdelijk bij een langdurige
revalidatie
Vertrekken vanuit sterktes van patiënt = dit gaan we ondersteunen door compensatie
Doel: maximaliseren van zelfredzaamheid ondanks aanwezigheid van stoornis
Bij patiënten met blijvende beperkingen zoals MS, ALS, reuma, dwarslaesie, NAH,
Parkinson, …
Of bij patiënten die lange revalidatie tegemoet gaan
Interventies:
- Adviseren gewrichtsbesparende maatregelen
- Adviseren energiebesparende maatregelen
- Trainen en gebruik van hulpmiddelen
- Woningaanpassingen
- Taken/handelingen vereenvoudigen of aanpassen bv werken met stappenplan
ELVOSICO = compensatiestrategie die je gebruikt om activiteit aan te passen
Elimineren Bepaalde deelactiviteit weglaten
Bv kledij wassen: de was niet ophangen maar droogkast
gebruiken
Volgorde Volgorde aanpassen of aanleren
Bv kledij wassen: niet meer op één vaste wasdag, maar op
, verschillende dagen
Bv koken doorheen de dag: groenten op voorhand snijden
Simplificeren Makkelijker maken met methode of hulpmiddel
Combineren Twee dingen combineren
Bv niet elke keer trap opgaan om iets in wasmand te gooien,
maar wasmand verplaatsen naar beneden en dan in één keer
naar boven meenemen
Referentiekader gericht op leren
Educatie geven aan cliënten
- over hun omgeving en aan omgeving
- gebruik van hulpmiddelen
- nieuwe manieren om te bewegen
- strategieën en compensatietechnieken gebruiken
Elk persoon kan je iets bijleren door educatie en ervaring
Verschillende manieren waarop we kunnen leren:
1. Behavioristische of gedragsmatige benadering
Operante conditionering
= focus ligt op observeerbare gedrag – het geedrag wordt geleidelijk aan gevormd en
gewijzigd door de manier waarop de omgeving reageert op het gedrag
Verschillende toepassingen
- Positieve bekrachtiging: versterking van gewenst gedrag teweegbrengen door
toedienen van aangename prikkel
- Negeren/uitdoven van ongewenst of storend gedrag
- Bestraffen van ongewenst of storend gedrag
Technieken die we gebruiken bij personen met ernstig hersenletsel (moeilijkheden
met plannen, aandacht)
- Fading
= aanmoediging of instructies verminderen geleidelijk aan bv eerst fysieke hulp
en daarna enkel nog cues die op hun beurt ook steeds minder worden
Voorbeeld: foutloos leren (vaak bij zware geheugenstoornissen)
- Shaping
= bekrachtigen van gedrag dat steeds dichter bij doelgedrag komt
- Chaining
= aanleren van complex gedrag of vaardigheid door elke deelstap afzonderlijk
aan te leren en te bekrachtigen
o Forward chaining: aanleren/bekrachtigen van eerste stap en daarna
komen tot volledige vaardigheid of gedrag
o Backward chaining: aanleren/bekrachtigen van laatste stap en zo verder
naar de vorige
2. Leren door imiteren of modeling
Mensen leren door te kijken naar hoe anderen iets doen (observationeel leren) en
door te zien welke gevolgen die persoon ondervindt (observationele bekrachtiging)
gedrag dat bij anderen een positief effect heeft, zal snel worden geïmiteerd
gedrag dat bij anderen een negatief effect heeft, zal worden vermeden
Voorbeeld: tiltechnieken – je ziet hoe het moet en kan hierdoor zelf aan de slag
3. Inzichtelijk leren
Leren vindt plaats in sociale context en mensen zijn cognitieve wezens
Kennis en inzicht wordt verworven, deze kan later in andere situaties opgeroepen en
gebruikt worden
, = bewust bewaren en oproepen van specifieke gebeurtenissen – taakvereisten en
feiten
Toepassen bij meeste doelgroepen, enkel niet bij personen met ernstige cognitieve
problemen
4. Sociaal constructivisme
Uitgangspunten: persoon is actieve deelnemer aan eigen leerproces, is in staat om
eigen kennis te creëren door interactie met omgeving, ontwikkelt een kritisch en
probleemoplossend denkvermogen, verzamelt kennis en ontwikkelt strategieën
Binnen ergotherapie: persoon stimuleren om vragen te stellen, problemen op te
merken en op te lossen, onafhankelijk te exploreren – als therapeut sta je op de
achtergrond en ga je niet sturen
Toepassen bij meeste doelgroepen, enkel niet bij personen met ernstige cognitieve
problemen
2. Model van gedragsverandering – model van Balm
Het is moeilijk om een persoon in beweging te brengen
en tot nieuw gedrag te komen = model gebruiken
Model geeft systematisch weer hoe we gedrag kunnen
veranderen en welke gedragsvoorwaarden hiervoor
nodig zijn cliënt methodisch ondersteunen
6 aspecten/processen voor gedragsverandering, deze
kunnen tegelijk verlopen en dus niet chronologisch
Openstaan Persoon moet bereid zijn om aan therapie te beginnen, in
interactie treden, zijn situaties/activiteiten laten zien hoe hij
het doet goede cliënt-therapeut relatie heel belangrijk
Gedragsvoorwaarden
- Cliënt wordt blootgesteld aan interventie
- Cliënt heeft aandacht voor klachtverminderend gedrag
Begrijpen Cliënt beschikt over nodige kennis en inzicht in wenselijke
veranderingen
Cliënt komt enkel tot gedragsverandering als hij begrijpt waarom de
gedragsverandering noodzakelijk is
Belangrijk: informeren, instrueren, demonstreren, ervaring laten
opdoen, controleren en feedback geven
Gedragsvoorwaarden
- Cliënt kan klachtverminderend gedrag omschrijven
- Cliënt beschikt over kennis en inzicht
Willen Persoon moet gemotiveerd zijn (interne motivatie) om nieuw gedrag
te ontwikkelen
Therapeut verzamelt info door vragen te stellen en te observeren
Gedragsvoorwaarden
- De voordelen van nieuw gedrag wegen zwaarder door dan
nadelen
- Cliënt wordt niet gehinderd door belemmerende opvattingen
- Cliënt ondervindt gunstige invloeden vanuit omgeving