Vragen plantenbescherming
1. Waarvoor staat plantenbescherming en de inzet van plantenbeschermingsmiddelen
(chemische en andere) en schets de noodzaak in relatie tot duurzame voedselproductie en
het gebruik van de open ruimte.
Het doel van plantenbescherming is om planten te beschermen tegen insecten, onkruiden en ziektes.
Het is een cruciale factor in de voedselvoorziening. Zonder gewassen is er geen voedsel. Planten
beschermen kan door het inzetten van plantenbeschermingsmiddelen. Dit kan gaan om chemische
beschermingsmiddelen, maar omdat hier enige maatschappelijke discussie rond is, wordt er gezocht
naar alternatieve middelen/geïntegreerde aanpak. Zo bekomt men Integrated Pest Management
(IPM). Men gaat aan duurzame landbouw doen waarbij men zo veel mogelijk opbrengst heeft en zo
weinig mogelijk (economische) schade.
2. Schets welke verliezen er kunnen optreden bij plantaardige productie in relatie tot de
potentiële opbrengst/ haalbare opbrengst /primitieve opbrengst en bespreek in dit verband
het verschil tussen de biologische schadedrempel en de economische schadedrempel.
Primitieve opbrengst: Totaal niets voorzien van bemesting, onkruidbestrijding, ziektebestrijding…
Hierdoor is de opbrengst zeer laag tot niets.
Potentiële opbrengst: Maximaal verzorgen en optimaal
belichten/bemesten zodat de opbrengst alles is. Dit is in de praktijk
onmogelijk.
Haalbare opbrengst: Proberen de actuele verliezen zo laag mogelijk te
houden door de plantenbescherming zo goed mogelijk te organiseren.
Biologische schadedrempel: Je hebt al schade aan de planten en dus
minder oogst.
Economische schadedrempel: Kost van de behandeling wordt gecompenseerd door de
meeropbrengst die je kan halen door het uitvoeren van de behandeling.
➔ Het is dus belangrijk om aan plantenbescherming te doen. Hierdoor bekomt men een zo
groot mogelijke oogst en worden de kosten ervan gedekt door de hoge opbrengst.
3. Schets de beperkingen van Biologische land –en tuinbouw bouw versus conventionele land –
en tuinbouw in het verhaal van plantenbescherming ( in een context van de noodzakelijke
stijging van voedselproductie /klimaatverandering/verlies biodiversiteit) en de nuancering
door Prof. Spanoghe.
De wereldbevolking blijft stijgen, waardoor er meer mensen zijn die gevoed moeten worden. Als we
zouden overschakelen naar enkel biologische landbouw, zouden we 5 miljoen hectare extra grond
nodig hebben om alle mensen te kunnen voeden. Technisch gezien is het mogelijk om de
wereldbevolking te voeden met enkel biologische landbouw. Dit vergt wel grote offers. Zo moet de
consument minder vlees en geen eieren eten. Ook de voedselverspilling moet sterk dalen. We
zouden ook meer bomen moeten kappen. Er ontstaat een hogere kans op bodemerosie. Als we dit
samenvatten zou biologische landbouw meer impact hebben op klimaatsverandering dan
conventionele landbouw. Anderzijds is biologische landbouw bevorderend voor de biodiversiteit.
1
,Met bio-landbouw boeken we 12% biodiversiteitswinst, maar verliezen we 46% aan opbrengst. Dit is
dus niet goed voor de stijgende vraag naar voedsel.
Prof. Spanoghe zegt dat we het verhaal van gewasbescherming niet zwart-wit moeten bekijken.
Enkel kiezen voor biologische landbouw of voor synthetische landbouw, leidt tot problemen. De
oplossing is een combinatie van de best beschikbare middelen zowel uit de chemische als uit de
biologische landbouw. Men moet een evenwicht zoeken tussen effectiviteit, haalbaarheid en
betaalbaarheid.
Er is dus nood aan een geïntegreerde vorm van plantenbescherming volgens de regels van IPM.
4. Licht de volgende uitspraak toe : “Gewasbeschermingsmiddelen dragen bij aan gezonde
voedingsproducten”.
Gewasbeschermingsmiddelen zorgen ervoor dat er geen schimmels en schadelijke insecten op of in
de vruchten zitten en reduceren het voorkomen van natuurlijke toxines
5. Wat zijn de doelstellingen van de Green deal in relatie tot gewasbescherming en formuleer
je eigen mening hierover naar haalbaarheid.
Doelstelling:
Het gebruik en de risico’s van pesticiden tegen 2030 met 50% verminderen en het gebruik van
kunstmest met 20%. Een kwart van de Europese landbouwgrond moet voorbestemd zijn voor
biologische landbouw. Voorlopig is dit 8%.
Eigen mening:
Ik denk dat dit niet haalbaar is. Er zijn veel andere methodes om aan gewasbescherming te doen.
Deze zijn niet altijd beter dan chemische bestrijding
6. Verklaar volgende uitspraak toe : “Voedselproductie op een intensieve wijze is een
noodzakelijke keuze: op ethisch vlak én met het oog op bescherming van de natuur” (Prof.
Benton).
Om meer voedsel te produceren en tegelijk de impact op het milieu te verkleinen wordt best
gekozen voor intensieve landbouw in agrarisch gebied. Door intensieve landbouw om te
schakelen naar bio-landbouw boeken we 12 % biodiversiteitswinst maar verliezen we 46%
aan opbrengst. Natuur en voedselproductie zijn gebaat dat intensief aan landbouw wordt gedaan
op half zoveel grond.
7. PPP’s blijven volgens Prof Keulemans et al. (2019) nodig. Hij haalt hiervoor tal van
argumenten aan. Formuleer de twee belangrijkste uitgangspunten vanuit de wetenschap
en ook 5 argumenten waarom PPP’s nodig blijven én kunnen gebruikt worden (5 van de 9 die
in cursus zijn opgenomen).
2 belangrijkste uitgangspunten:
- Wereldwijde opbrengstefficiëntie vergroten en de opbrengstkloof te verkleinen om
wereldwijde voedselzekerheid te garanderen
- Voedselzekerheid en gezond voedsel voor 11 miljard mensen tegen 2100 + Geen verdere
landtoename voor landbouw is aanvaardbaar
2
,5 argumenten waarom PPP’s nodig blijven en kunnen gebruikt worden:
- De verschuiving van breedwerkende gewasbeschermingsmiddelen naar specifiekere
gewasbeschermingsmiddelen, die alleen gericht zijn op specifieke plagen of ziekten en de
impact op niet-doelwitorganismen vermijden, houdt in dat boeren meer moet spuiten met
deze specifiek werkende gewasbeschermingsmiddelen. Dit is de belangrijkste reden voor de
recente toename van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, zonder het positieve
effect op de opbrengst van gewassen in het verleden.
- De introductie van PPP's in de EU is zeer strikt gereguleerd en omvat een lange procedure,
inclusief een wetenschappelijk onderbouwde risicobeoordeling. Dit omvat een evaluatie van
de toxische effecten op mensen en andere organismen. PPP's zijn tegenwoordig, wanneer
correct toegepast, veel veiliger dan in het verleden en er is een strikte controle op residuen.
Een veiligheidsfactor van 100 zorgt voor een veel lager risiconiveau dan andere dagelijkse
risico's waaraan mensen worden blootgesteld.
- Gewasbescherming omvat niet alleen het gebruik van PPP's, maar ook andere alternatieve
maatregelen, zoals vruchtwisseling, de implementatie van resistente cultivars (helemaal niet
of minder beschikbaar in veel gewassen), bodembeheer en andere. Zonder PPP's zullen de
opbrengsten worden verlaagd, afhankelijk van het gewas, en verminderingen van tussen 19%
(tarwe) en 42% (aardappel) zijn gemeld. Deze verminderingen zijn hoger in regio's met een
hoge werkelijke productie, dit laatste ook als gevolg van de inzet van meststoffen,
hoogproductieve variëteiten, irrigatie, enz.
- Het toegenomen gebruik van PPP's was een van de drijvende krachten achter de ‘groene
revolutie’ en droeg bij aan de 2,5-maal hogere opbrengst van gewassen in ontwikkelde
landen.
- PPP's hebben nog steeds ongewenste en onvermijdelijke bijwerkingen, zoals hun negatieve
impact op de biodiversiteit. Deze correlatie is echter niet altijd goed bestudeerd en het lijkt
erop dat het belangrijkste effect op de biodiversiteit (verlies) te wijten is aan veranderingen
in landgebruik. In dit opzicht is het duidelijk dat biologische landbouw en de toepassing ervan
in agro-ecologie vaak niet de beste keuze is.
8. Alle begrippen uit tabel 2 kunnen verklaren .
9. blz. II-27 : waarvoor staan de vermelde eenheden (1 uit de rij) : 1%, 1°/°°, 1 ppm, 1 ppb, 1 ppt
, 1 ppq en geef een voorbeeld
1% = 1 percent → Dranken
1°/°° = pro mille → Alcohol in bloed
1 ppm = parts per million → Nitraat in drinkwater
1 ppb = parts per billion → Zware metalen in drinkwater
1 ppt = parts per trillion → PAK’s in drinkwater
1 ppq = parts per quadrillion → Pesticiden in drinkwater (mag niet groter dan 5 ppb)
10. Waarvoor staan biociden en geef duidelijk het verschil aan met
gewasbeschermingsmiddelen?
Biociden: Pesticiden die schadelijk organismen bestrijden, maar geen betrekking hebben op levende
planten.
Gewasbeschermingsmiddelen: Beschermen gewassen tegen schadelijke organismen of bestrijden
onkruid.
➔ Biociden hebben geen betrekking op levende planten ↔ Gewasbeschermingsmiddelen
3
, 11. Hoe is een gewasbeschermingsmiddel vandaag samengesteld?
Gewasbeschermingsmiddelen bestaan uit 2 delen:
- Actieve stof: Werkzame stof en zorgt voor de biologische activiteit
- Hulpstoffen: Verhogen de efficiënte werking van de actieve stof en zorgen voor de
fysicochemische activiteit
12. Wat zijn oppervlakteactieve stoffen of surfactants in relatie tot
gewasbeschermingsmiddelen.
Oppervlakte-actieve stoffen/Sufactants: Verbindingen die in kleine concentraties de
oppervlaktespanning binnen vloeistoffen en bij het contact tussen vloeistof en oppervlak sterk
verlagen. Ze komen voor in verschillende soorten formuleringen en zijn van belang niet alleen bij het
vormen van emulsies maar ook na de toepassing voor het beter openspreiden van gespoten
waterdruppels.
13. Wat is een adjuvant?
Adjuvant/Hulpstoffen: Verbindingen die de pesticidewerking verhogen. Ze verbeteren de werking,
stabiliteit en effectiviteit van het pesticide.
14. Waarvoor staat ofwel : SL , EW, EC, SC, WP, DP, GR…
15. Wat is een aerosol of rookpatroon of ULV of fogging of fumigantia in relatie tot
gewasbescherming.
Aerosol: Aerosolen worden vooral toegepast met spuitbussen. Hierbij wordt de actieve stof in lage
concentraties (0.5 tot 5 %) opgelost in een oplosmiddel samen met een middel dat onder verlaagde
druk vloeibaar wordt. Bij het opheffen van de druk “kookt” het drijfgas uit de bus en neemt de
actieve stof mee. Als aerosoldrijfgas wordt dikwijls freon (dichloordifluormethaan) gebruikt.
Door aantasting van de ozonlaag wordt dit meer en meer vervangen door koolstofdioxide,
stikstof, propaan of butaan
Rookpatroon: Rookpatronen bevatten de actieve stof, een oxyderende stof zoals kaliumnitraat
of kaliumchloraat, een brandbare stof zoals sucrose en een brandremmer zoals
thioureumverbindingen of chloorverbindingen.
ULV: Voor bepaalde toepassingen worden pesticiden rechtstreeks in organische solventen opgelost
en als dusdanig toegepast. Dit zijn Ultra-low-volume toepassingen (ULV). Ze zijn geschikt om
producten in een kleine hoeveelheid vloeistof (2.5-5 l/ha) te verspuiten.
Fogging: "Fogging" apparatuur produceert spuitdruppels van 1 tot 10 nm. Deze kunnen worden
geproduceerd door verhitting (b.v. met behulp van uitlaatgassen) of door verneveling van een
vloeistof in een ultrasnelle luchtstroom. In het eerste geval gebruikt men olieachtige formuleringen;
in het tweede geval doet men beroep op water, emulsies of oliën.
Fumigantia: Worden vooral als bodemontsmettingsmiddel toegepast in de tuinbouw bij de
bestrijding van bodemschimmels en nematoden (b.v. dichloorpropeen).
4