Neurogene slik- en
spraakstoornissen
0
,Apraxie
Apraxie: definitie en neurogene basis
Definitie
We bekijken in dit leerpad de stoornis ‘spraakapraxie’ en zullen eerst ‘apraxie’ op zich bespreken
alvorens dieper in te gaan op spraakapraxie.
Algemeen kan een apraxie beschreven worden als “een verworven stoornis ten gevolge van een
hersenletsel in het willekeurig uitvoeren van bewegingen die niet het gevolg zijn van sensorische,
motorische, cognitieve, taal- of motivationele problemen.”
⮚ Verworven betekent dat je met deze aandoening niet geboren wordt maar dat je dit doorheen
het leven kan krijgen en dit ten gevolge van een hersenletsel zoals door een CVA, een tumor, een
infectie of een trauma.
⮚ Er ontstaan problemen met het uitvoeren van willekeurige bewegingen. Dat betekent dat
automatismen bewaard zijn gebleven maar op het moment dat je iets doelbewust wenst uit te
voeren, ontstaan de problemen. Soms zegt men dat naarmate de intentionaliteit toeneemt, ook
de foutenlast toeneemt.
bv. iemand zegt: “Zwaai eens” → de persoon met apraxie is hier bewust van, zwaaien lukt niet op
vraag.
bv. Iemand zwaait: uit automatisme zwaai je terug - het lukt wel
⮚ Daarnaast is een apraxie niet te wijten aan
- Sensorisch: het niet kunnen waarnemen van stimuli
- Motorisch: een verlamming
- Cognitief: een gestoord bewustzijn
- Talig: het niet begrijpen van de instructie bv. door een afasie
- Motivationeel: een gebrek aan motivatie.
Een apraxie is dus ten gevolge van een hersenletsel en meestal zien we dit na een letsel in de linker
hemisfeer.
Verder heeft dit echter geen lokaliserende waarde, met andere woorden, als iemand een
spraakapraxie heeft kunnen we enkel zeggen dat hij/zij een letsel heeft in de linker hemisfeer, maar
niet of dit letsel zich dan corticaal of subcorticaal, anterieur of posterieur bevindt.
Neurogene basis
We hebben in het leerpad reeds gezien dat een apraxie ontstaat ten gevolge van een hersenletsel.
🡪 Dit hersenletsel ligt meestal in de linker hemisfeer (LH) (taal zit ook meestal in de LH)
1
,Verder heeft een apraxie geen lokaliserende waarde. Dit betekent dat we bij iemand met een apraxie
niet kunnen zeggen dat het letsel sowieso corticaal/subcorticaal, anterieur/posterieur zich zal
bevinden. Je kan wel weten: zal hij taalproblemen hebben ja of nee.
● Hersenletsel
● Meestal LH
● Geen lokaliserende waarde
○ Corticaal/ Subcorticaal
○ Anterieur / Posterieur
Model van Heilman en Rothi (1993):
Praxicon = een soort handelingsplannen die opgeslagen zijn in onze hersenen.
Blijkbaar in onze pariëtaal kwab.
Een handelingsplan is als het ware een stappenplan. Als je een handeling wil uitvoeren dan staat in
dit handelingsplan de volgorde en de verschillende stappen beschreven.
Vb. Ik wil schoppen op een bal: dan gaat mijn rechterbeen naar achter, nadien naar voor en draait
mijn voet zich wat naar buiten om de bal vooruit te trappen.
Dit handelingsplan wordt vervolgens verstuurd naar de premotorische cortex die het omzet in een
motorisch plan. De motorische cortex zal vervolgens signalen naar de betrokken spieren sturen om
deze handeling uit te voeren.
2
,Praxicons moeten doorgestuurd worden naar motorische cortex
Bewegingen worden gegenereerd vanuit de praxicons
Apraxie komt voor als er zich een hersenletsel voordoet.
Maar wat nu met een apraxie?
2 uitingsvormen:
1) Letsel anterieur (frontaal) in de LH
= de praxicons die posterieur gelegen zijn niet aangetast. Want de praxicons liggen in de
pariëtaalkwab.
🡪 Daardoor kan de persoon de beweging zelf niet meer uitvoeren, want de regio’s die mijn plan
omzetten in een handelingsplan en deze doorsturen voor het aansturen van de beweging, zijn
beschadigd geraakt, maar hij/zij kan wel zeggen hoe het moet (door intacte praxicons) + hij/zij kan de
correcte beweging herkennen bij iemand anders (vergelijken met een handelingsplan).
2) Letsel posterieur (pariëtaal) in de LH
= de praxicons zijn aangetast, handelingsplannen zijn aangetast
Daardoor kan je persoon de beweging niet meer uitvoeren, noch zeggen hoe het moet of de
correcte beweging herkennen.
Huidige visie: model is zinvol, maar onvolledig!
Bij apraxie heb je meestal ook een mengvorm.
3
, Kenmerken van apraxie (algemeen)
Jullie vragen zich waarschijnlijk af hoe dat er dan precies uitziet, zo’n apraxie.
Wel, we bekijken eerst de soort fouten en bekijken dan kort een filmpje. We hebben het hier
momenteel nog over apraxie in de brede zin van het woord, om nadien beter specifiek spraakapraxie
te kunnen begrijpen.
Verschillende soorten fouten
Kijken we naar de kenmerken van een apraxie, dan kunnen er verschillende soorten fouten worden
gemaakt.
“Fouten” bij het uitvoeren van gewilde bewegingen:
⮚ Inhoudelijk: een voorwerp wordt voor de verkeerde handeling gebruikt, de persoon kan de
beweging niet meer koppelen aan het voorwerp
o bv. iemand gebruikt een sleutel om zijn oren uit te kuisen
o bv. iemand gebruikt een glas om op zijn hoofd te zetten als een hoed
⮚ Spatieel: de beweging wordt op de verkeerde plaats in de ruimte uitgevoerd
o bv. een tandenborstelbeweging maken aan het voorhoofd i.p.v. aan de mond
⮚ Sequentieel: een actie die uit verschillende opeenvolgende bewegingen bestaat, wordt in de
verkeerde volgorde uitgevoerd
o bv. Een fout in de opeenvolging van de beweging: eerst de lakjes er al op leggen,
alvorens het pakje in het inpakpapier te stoppen
⮚ Temporeel: de beweging wordt vertraagd uitgevoerd
o bv. Heel traag zwaaien
⮚ Initiatieprobleem: er is een latentietijd tussen het aanbieden van een voorwerp en de start van
de beweging
o bv. Een tijdje tussen de instructie “pak eens een glas” & het effectief stellen van de
handeling
⮚ BPO staat voor Body Part as Object. Hierbij gaat men zijn eigen lichaam als object gebruiken.
o bv. als je in de badkamer zou staan en je vraagt aan de persoon hoe die zijn haar zou
kammen, dan gebruikt hij zijn hand i.p.v. een kam
In het volgend filmpje kunnen jullie een dame observeren met apraxie. Ze heeft duidelijk
moeilijkheden met het uitvoeren van activiteiten van het dagelijkse leven (ADL). Ze heeft duidelijk
apraxie.
Fouten:
4
, - Spatiële = ruimtelijke fout : verkeerde plaats om een tandenborstel te gebruiken in het haar
i.p.v. in de mond
- Inhoudelijk: zegt ‘het is een kam’ i.p.v. tandenborstel bv. Gebruikt tandpasta als haargel
Zie leerpad “kenmerken van apraxie”
Vormen van apraxie
Er zijn verschillende vormen van apraxie en om die te begrijpen moeten we er ons bewust van zijn
dat er verschillende soorten bewegingen bestaan.
Verschillende soorten bewegingen
Transitieve en intransitieve bewegingen = verwijzen naar het al dan niet gebruiken van een bepaald
object om de beweging uit te voeren. Zwaaien is een intransitieve beweging, het openen van de deur
met een sleutel is een transitieve beweging.
● Transitief: bv. de deur openen = je hebt een klink nodig; kaars uitblazen
● Intransitief: bv. zwaaien = geen voorwerp nodig; blazen
Enkelvoudige en seriële bewegingen = verwijzen naar de complexiteit van de handeling. Een seriële
beweging vereist een opeenvolging van verschillende acties.
● Enkelvoudig: een beweging op zichzelf
● Seriële: bepaalde opeenvolging van bewegingen zijn nodig
Tot slot is er een onderscheid tussen buccofaciale bewegingen en bewegingen met de ledematen.
Buccofaciale bewegingen = Hierbij is de patiënt niet in staat om bewegingen van het gezicht op vraag
uit te voeren.
Vb. het likken van de lippen, het uitsteken van de tong of fluiten.
Verschillende vormen van apraxie
1) Ideometrische apraxie
Bij een ideomotorische apraxie zijn reeds de enkelvoudige bewegingen van de ledematen verstoord.
Doorgaans zijn transitieve bewegingen (dus mét object) meer aangetast dan intransitieve
bewegingen. Maar de patiënt kan de correcte bewegingen doorgaans wel verwoorden en herkennen.
● Enkelvoudige bewegingen van de ledematen
● Transitief met VW verlopen beter dan bewegingen zonder VW
○ Bv. je geeft iemand een sleutel → dit geeft semantische informatie → link met deur,
sleutel, deurgat
○ Beweging zonder VW: bv. ‘zwaai eens’... ‘oei hoe moet dat ook alweer’
● Patiënt kan de correcte beweging meestal wel verwoorden of herkennen
2) Ideationele of ideotorische apraxie (synoniemen kennen)
5