Het eindcijfer van jaar 1 is het gemiddelde cijfer van 1.1a, 1,1b en 1.1c. Het gemiddelde
hiervan moet een 5,5 zijn voor 9 studiepunten. Elke toets bestaat uit 40 meerkeuzevragen
Programmadoelen Medische kennis 1.1:
1. De anatomie van de mens beschrijven in anatomische termen.
2. Structuur en functie van cellen, weefsels en organen beschrijven.
3. Homeostase en ‘leven’ uitleggen.
4. Beschrijven wat atomen en moleculen zijn.
5. Structuur en functie van verschillende verbindingen beschrijven.
6. Processen in cellen en onderdelen van cellen beschrijven.
7. De celcyclus beschrijven.
8. De eiwitsynthese beschrijven.
9. Ziekte, ontstaan van ziekte, ziektebeloop en vorm van diagnostiek beschrijven.
10. Afweer en immunopathologie beschrijven.
11. De bouw, functie, werking en aandoeningen van het bewegingsapparaat beschrijven.
12. De bouw, functie, werking en aandoeningen van de huid beschrijven.
13. De bouw, functie, werking en aandoeningen van de spijsverteringsorganen beschrijven.
14. De bouw, functie, werking en aandoeningen van de urinewegen beschrijven.
15. De samenstelling, functie, werking en aandoeningen van bloed beschrijven.
16. De bouw, functie, werking en aandoeningen van het hart en bloedvaten beschrijven.
17. De bouw, functie, werking en aandoeningen van de luchtwegen beschrijven.
,Bijeenkomst 1, Inleiding tot de anatomie en fysiologie en het moleculaire
organisatieniveau 08-09-2021
Voorbereidingen:
- Lezen en maken hoofdstuk 1 en 2.6 tot 2.14
- De voorbeidingsquiz maken
Samenvatting aan de hand van de leerdoelen
Hoofdstuk 1, Inleiding tot de anatomie en fysiologie
1. De basale functies van levende organismen beschrijven.
Het lichaam kent 5 basale functies: reactievermogen, groei, voortplanting, beweging en
stofwisseling. Het reactievermogen zijn de reacties op de omgeving door middel van prikkels
(prikkelbaarheid). Dit kan je hand wegtrekken als je iets heets aanraakt zijn, of het groeien
van een dikkere vacht als het koud wordt. Onder groei wordt de groei van de omvang van
het organisme verstaan, bij eencellige groeit de cel en bij meercellige zorgt de toename van
cellen voor de groei. Voortplanting is ontstaan van nieuwe generaties van dezelfde soort.
een andere basale functie is beweging; organismen vertonen in- en uitwendige beweging,
zoals het transport van bloed. Als laatste heb je stofwisseling, hier ontstaat energie uit
complexe chemische reacties, die vervolgens nodig is voor alle andere basale functies. Al
deze reacties vallen onder stofwisseling (metabolisme). Voor zo’n reactie zijn stoffen uit de
omgeving; voedingsstoffen (nutriënten) en zuurstof nodig. De schadelijke afvalstoffen
worden door excretie uit het lichaam verwijderd.
2. De relatie tussen de anatomie en fysiologie uitleggen.
Anatomie is de leer van de in- en uitwendige bouw en relaties tussen lichaamsdelen. De
fysiologie is het bestuderen van hoe deze bouw en relaties functioneren.
Er zijn verschillende soorten anatomische standpunten:
Macroscopische anatomie: het onderzoeken van dingen die je kan zien met het blote oog
Uitwendige anatomie: bestuderen van algemene vormen en oppervlakken
Regionale anatomie: bestuderen van oppervlak- en inwendige structuren in een bepaald
gebied van het lichaam
Systematische anatomie: bestuderen van de structuur van belangrijke orgaanstelsels
Microscopische anatomie: structuren bestuderen die niet met het blote oog te zien zijn
Cytologie: Bestuderen van de inwendige structuur van losse cellen
3. De belangrijkste organisatieniveaus in levende organismen herkennen.
In organismen zijn verschillende niveaus te vinden:
Chemisch niveau: atomen binden zich tot moleculen
Celniveau: verschillende moleculen tot grotere structuren
Weefselniveau: bestaat uit meerdere cellen van hetzelfde type, met specifieke functie
Orgaanniveau: twee of meer verschillende weefsels die samenwerken voor functie
Orgaanstelsel niveau: samenwerkende organen
Organisatieniveau: alle orgaanstelsels in het lichaam die samenwerken
, 4. De elf orgaanstelsels van het menselijk lichaam en de belangrijkste onderdelen van elk
stelsel herkennen.
De elf orgaanstelsels zijn de huid, het beenderstelsel, het spierstelsel, het zenuwstelsel, het
endocriene stelsel, het cardiovasculaire stelsel, het lymfestelsel, het ademhalingsstelsel, het
urinaire stelsel en het voortplantingsstelsel.
5. Het begrip ‘homeostase’ uitleggen.
Homeostase is het bestaan van een stabiel intern milieu om te overleven. Homeostase
wordt ondersteund door de homeostatische regulering, het aanpassen van het fysiologische
systemen, deze regulering bestaat uit een receptor die gevoelig is voor een bepaalde
verandering in de omgeving, een prikkel (stimulus). Een besturingscentrum, die de prikkel
ontvangt en verwerkt. En een effector, zoals een cel of een orgaan, die reageert op de
signalen vanuit het besturingscentrum om de prikkel tegen te gaan of te versterken.
6. Beschrijven op welke wijze negatieve en positieve terugkoppeling bij homeostatische
regulering zijn betrokken.
Homeostatische regulering wordt ook wel negatieve terugkoppeling genoemd, omdat de
effector die wordt geactiveerd een tegengesteld effect heeft van de oorspronkelijke prikkel.
Of de prikkel bij de receptor nou toe- of afneemt, is er een waarde buiten de normale
grenzen en wordt de situatie gecorrigeerd door een automatische reactie. Bij positieve
terugkoppeling activeert de aanvankelijke prikkel een reactie op gang waardoor de prikkel
wordt versterkt. Zoals bloedstolling en een bevalling.
7. Doorsneden, lichaamsdelen en hun onderlinge positie aan de hand van anatomische
termen kunnen beschrijven.
Proximaal: in de richting van aanhechtingspunt
Distaal: weg van aanhechtingspunt
Lateraal: weg van de lengteas van het lichaam
Mediaal: in de richting van de lengteas van het lichaam
Dorsaal of posterior: achterzijde
Ventraal of anterior: voorzijde
Craniaal/cefaal: het hoofd
Caudaal: de staart
Frontaal vlak: doorsnede gezien vanaf de voorkant
Sagittaal vlak: doorsnede gezien vanaf de zijkant
Transversaal vlak: doorsnede gezien vanaf de bovenkant
8. De belangrijkste lichaamsholten en hun onderverdeling beschrijven.
De romp van het lichaam is onderverdeeld in drie gebieden; de borstholte (thorax) (die door
het middenrif (diafragma) wordt gescheiden van), de buikholte (abdomen) en de bekkenholte
(pelvis). In deze gebieden bevinden zich de meest vitale organen van het lichaam. Zie figuur
1-10.
De holten (viscera) van de romp hebben de functies om de kwetsbare organen te
beschermen tegen schokken van buitenaf en ze maken het mogelijk dat de inwendige
organen van vorm en omvang kunnen veranderen. De wanden van de viscera zijn bekleed
met een sereus membraan (de viscerale laag) die vocht produceert waardoor er minder
wrijving bij bewegig optreed. De laag van het binnenste oppervlak is de pariëtale laag.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur eliannevanheerde. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,09. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.