Uitgebreide samenvatting (boek + colleges!) Inleiding Politieke Wetenschap
98 vues 13 fois vendu
Cours
Inleiding Politieke Wetenschap (6441IPW18)
Établissement
Universiteit Leiden (UL)
Book
Theory and Methods in Political Science
In dit document vind je een uitgebreide samenvatting van het vak Inleiding Politieke Wetenschap, gedoceerd door Dr. J.J.M. van Holsteijn. Het is een combinatie van het boek en de slides + colleges, dus dit bevat praktisch alles wat je moet weten voor het tentamen.
Summary Introduction to Political Science (IPS) all Lecture + Reading Notes - GRADE 9,1
Samenvatting Inleiding Politieke Wetenschap 2022/2023 Universiteit Leiden (Theory and Methods in Political Science)
Introduction to Political Science Lecture Notes (Lectures 1-11) - GRADE 7,5
Tout pour ce livre (7)
École, étude et sujet
Universiteit Leiden (UL)
Internationale Politiek
Inleiding Politieke Wetenschap (6441IPW18)
Tous les documents sur ce sujet (2)
Vendeur
S'abonner
brechtjem
Avis reçus
Aperçu du contenu
Theory and methods in political science
1 Introduction
De Politieke Wetenschap is het best gedefinieerd in termen van wat politieke wetenschappers doen.
Het is niet verrassend dat academici een groot scala aan benaderingen hebben ontwikkeld bij het
proberen te begrijpen van iets zo complex, chaotisch en veranderlijk als de politiek. Theorieën zijn
zeer nuttig en vormen nieuwe vragen en leveren belangrijke kennis voor het begrijpen van politieke
puzzels. Theorie laat ons dingen zien die we anders niet zouden zien. Elke benadering kan gezien
worden als een bril, waarmee onze focus verandert als we hem opzetten.
De studie van de politiek vindt haar oorsprong in de tijd van Plato, waardoor de studie een rijk
erfgoed en substantiële basis heeft om zich vanuit te ontwikkelen. Daarnaast is de studie al meer dan
een eeuw een academische discipline. Tegenwoordig is er sprake van een groeiende connectie
tussen nationale politiek en internationale betrekkingen. Er is een nieuwe ‘world politics’ in opkomst,
waarin non-statelijke actoren een vitale rol spelen, naast natiestaten.
Een belangrijke kwestie voor politieke wetenschappers heeft betrekking op de aard van het politieke.
Er zijn twee brede benaderingen voor het definiëren van het politieke:
1. De politiek is een arena: de focus ligt op de formele uitvoering van politiek in de wereld van
de overheid en zij die deze proberen te beïnvloeden. Het gaat dus over instellingen,
government. Dit is een domeinbenadering van politiek. Met name behaviouralists, rationale
choice theoreten en institutionalisten gebruiken deze definitie.
2. De politiek is een proces: weerspiegeld het idee dat macht is vastgelegd in alle sociale
processen. Hierbij draait het om activiteiten, governance. Dit is een aspectbenadering. Deze
bredere definitie wordt geassocieerd met het feminisme, constructivisme, poststructuralisme
en Marxisme.
De bredere definitie wordt vaak bekritiseerd door mensen die de arena definitie aanhouden,
vanwege het ‘boundary problem’ of ‘conceptual stretching’: als politiek voorkomt in alle sociale
interactie tussen individuen, kunnen we alles gaan zien als politiek, waardoor er geen scheiding
bestaat tussen het politieke en het sociale. Toch zijn beide definities waardevol. Goodin en
Klingeman definiëren de politiek als ‘the constrained use of power’.
Er bestaat veel controverse over de vraag of, of op welke manier, de studie van de politiek wel of
geen wetenschap is. Als je een minimalistische benadering hanteert is politieke wetenschap
wetenschap, omdat het geordende kennis biedt o.b.v. systematisch onderzoek. Om te bepalen of
kennis en inzicht wetenschappelijk is, is de manier van kennisverwerving cruciaal. Dingen die niet
wetenschappelijk zijn: persoonlijke ervaring, intuïtie, gezag/autoriteit, traditie/gewoonte,
geloof/bijgeloof/magie. Wel wetenschappelijk zijn o.a.: systematisch methodisch, gerelateerd aan
theorie, herhaalbaar/verifieerbaar (-> transparantie), reflectief/(zelf)kritisch (wetenschap is nooit af,
elk antwoord is voorlopig), cumulatief/proces (is idealistisch). Deze kenmerken zijn aanvechtbaar,
want het is afhankelijk van je ontologische en epistemologische positie.
De verschillende benaderingen hebben uiteenlopende opvattingen over de kwestie van wetenschap.
Het is echter te makkelijk om ze te verdelen o.b.v. hun epistemologische positie. Institutionele,
psychologische en feministische benaderingen bevatten allemaal geleerden die verschillende
ontologische en epistemologische posities innemen.
De politieke wetenschap is diverser en cosmopolitischer van karakter geworden. Er is een ‘grudging’
publieke acceptatie van pluraliteit, maar privé is er een stille oorlog gaande. Communicatie tussen
tradities is vaak moeilijk en wordt gekenmerkt door misvatting. De schrijvers hopen dat de politieke
wetenschap zich richting een viering van de diversiteit kan bewegen. Herbert Simon: “If you are not
sure of what the answer is, then there is inherent value in having the option of several paths being
travelled at the same time.” Daarnaast zijn er drie andere factoren die voor pluraliteit spreken:
Er is bewijs van epistemologische winst door de rijkdom aan benaderingen;
Het punt van te veel pluraliteit is nog niet bereikt;
1
, Aangezien de politieke wetenschap steeds relevanter wordt (aanpakken van problemen), kan
het hebben van verschillende benaderingen een voordeel vormen.
Er zou interactie tussen de verschillende benaderingen moeten bestaan i.p.v. isolatie binnen een
benadering. Elke benadering heeft iets waardevols te bieden en elke benadering kan profiteren van
interactie met andere benaderingen.
2
,2 Behavioural analysis
De behaviorale benadering van sociale en politieke analyse richt zich op één, bedrieglijk eenvoudige
vraag: waarom gedragen mensen zich zoals ze zich gedragen? Geleerden die werken in deze traditie
hebben een groot aantal substantiële problemen onderzocht. Alle verschillende contexten zijn de
onderzoeksvragen hetzelfde: wat doen de betrokken actoren? Hoe kunnen we het best verklaren
waarom ze dat doen? Er zijn natuurlijk veel meer vragen die je als onderzoeker zou kunnen stellen,
maar behavioralisten geloven simpelweg dat dit de belangrijkste vragen zijn.
Wat behavioralisten onderscheidt van andere sociale wetenschappers is hun aandringen dat
observeerbaar gedrag de focus van de analyse moet zijn, en dat elke verklaring van dat gedrag
empirisch getest moeten kunnen worden. Een theorie kan niet gezien worden als verklarend,
wanneer het geen causaal statement maakt op een of andere manier.
De behaviorale beweging bekleedde een belangrijke positie in de sociale wetenschappen in de jaren
’50 en ’60. De benadering kwam op als reactie op het toen dominante institutionalisme. De visie over
de aard van empirische theorie en van verklaring is sterk beïnvloed door de positivistische traditie. Er
is dus aandacht voor observeerbare/waarneembare verschijnselen. De nadruk op empirische
observatie en testen leiden tot twee karakteristieke eigenschappen van de behaviorale benadering
voor sociaal onderzoek:
1. De onderzoeker moet alle cases, of in ieder geval een representatieve steekproef, die bij het
theoretische statement dat wordt onderzocht zijn inbegrepen in overweging nemen. In deze
context wordt het gebruik van statistische technieken, om grote hoeveelheden relevant
empirisch bewijs te kunnen analyseren, gerechtvaardigd.
2. Wetenschappelijke theorieën en/of verklaringen moeten, in principe, falsificeerbaar zijn.
Voor behavioralisten zijn theorieën anders helemaal geen theorieën. Onweerlegbare
uitspraken zijn volgens hen niet wetenschappelijk.
Behavioristen maken gebruik van verklaring in causale termen gericht op generaliseerbaarheid. De
voorwaarden voor causaliteit zijn: covariatie (samenhang, correlatie), eerst oorzaak dan gevolg,
theoretische invulling (duiding), geen schijnrelatie. De empirische cyclus gaat als volgt: observatie ->
onderzoeksvraag (inductief) -> theorie -> hypothesen (deductief) -> operationalisatie -> data
verzamelen (d.m.v. enquêtes, experimenten, observatie) -> data-analyse -> conclusie ->
verwerping/amendering -> theorie -> hypothesen, etc.
Ondanks de huidige dominantie van het behaviorisme, bestaat er natuurlijk ook kritiek op de
beanderin, die kan worden verdeeld onder drie kopjes:
Bezwaren op de positivistische claim dat statements die geen definities en niet empirisch
zijn, nietszeggend zijn: de grote groep statements die postitivisten als nietszeggend
bestempelen bevatten in feite veel ideeën die waardevol kunnen zijn voor ons begrip van
sociaal gedrag. Echter, de meeste huidige behavioralisten verwerpen dat er geen rol kan zijn
voor normatieve theorie en morele reflectie in de politieke en sociale analyse (waardoor er
bijvoorbeeld geen ruimte zou zijn voor politieke filosofie). Zij zouden beweren dat deze
benaderingen een andere vorm van kennis of inzicht bevatten, maar niet dat ze nietszeggend
zijn.
De neiging richting ‘mindless empiricism’: tussen de jaren ’50 en ’70 werd het positivisme
gedomineerd door inductivisme. Gedurende deze periode deden veel behavioralisten alsof
wetenschappelijke generalisaties konden worden geformuleerd puur door statistische
regelmaat in grote hoeveelheden empirische data te identificeren. Deze nadruk op data,
‘data driven’ (en onderwaardering van theoretische redenering) had een aantal onwenselijke
neigingen in behavioraal onderzoek tot gevolg:
- De neiging te benadrukken wat makkelijk gemeten kan worden i.p.v. wat theoretisch
belangrijk zou kunnen zijn (-> ‘streetlight effect’);
- De neiging te concentreren op makkelijk waar te nemen fenomenen;
3
, - De neiging richting ‘statistical correctness’: er werd meer gefocust op de precisie van
statistische schattingen en hun standaardfouten ten koste van het bieden en beoordelen
van verklaringen van het gedrag;
- Te veel aandacht voor theorietoetsing (-> conservatief), weinig theorievorming.
De veronderstelde onafhankelijkheid van theorie en observatie: de vroege behavioralisten
verkondigden hun benadering van sociaal onderzoek als wetenschappelijk en ‘value-free’. Ze
claimden dat ze simpelweg feiten poogden te ontdekken d.m.v. onpartijdige observatie en
politiek neutrale theorieën te bieden die deze feiten zo eenvoudig mogelijk zouden
verklaren. Echter, er is enige vorm van initieel theoretisch begrip nodig voordat de
onderzoeker kan besluiten wat er geobserveerd moet worden. Moderne behavioralisten
verwerpen daarom de notie dat theorie en observatie onafhankelijk zijn.
Een deel van deze kritiek is verwerkt door post- of neobehavioristen, maar onderzoek is nog steeds
gebaseerd op waarneembare feiten.
De kracht van de behaviorale benadering komen voort uit de determinatie om vormen van analyse
na te streven die gerepliceerd kunnen worden. Dit betekent namelijk dat behavioralisten verplicht
zijn zeer duidelijk te zijn in hun specificatie van: wat ze precies proberen te verklaren, welke
theoretische verklaring wordt verbeterd, en op welke manier ze empirisch bewijs gebruiken om die
theoretische verklaring te evalueren. Voor behavioralisten is het beter om duidelijk en (mogelijk) fout
te zijn, dan zo ondoordringbaar dat andere schrijvers moeten discussiëren over wat er precies is
geschreven.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur brechtjem. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.