Inhoudsopgave
H10: De structuur van de economie ....................................................................................................2
H12: Inkomensverdeling .....................................................................................................................5
H13: Overheid.....................................................................................................................................9
H23: Internationale samenwerking ................................................................................................... 12
ELO: Macro-economische ramingen (prognoses) .............................................................................. 17
ELO: Beurs en economie ................................................................................................................... 20
,H10: De structuur van de economie
Groei van de productiefactoren:
• 2 soorten groei:
o Kwantitatieve groei:
▪ ‘Elk jaar komt er iets meer arbeid, kapitaal en natuur ter beschikking’.
• Arbeid groeit door -> groei van de beroepsbevolking;
• Kapitaal groeit door -> netto-investeringen;
• Natuur groeit door -> bv. meer gevonden grondstoffen.
▪ 1% groei productiefactoren -> 1% stijging productie -> 1% stijging welvaart.
o Kwalitatieve groei:
▪ ‘De productie per werknemer (arbeidsproductiviteit) gaat omhoog’.
Rol van kapitaalcoëfficiënt en spaarquote:
• Kapitaalcoëfficiënt:
o ‘Geeft weer hoeveel kapitaalgoederen er nodig zijn voor het vervaardigen van een
eenheid eindproduct’.
o Kapitaalcoëfficient (k)= K / NBP
▪ Hoe lager, hoe beter ->
• Want met een lagere kapitaalcoëfficient heb je minder kapitaal
nodig per eenheid product.
• Voorbeeld:
o Ontwikkelingslanden hebben vaak een lage
kapitaalcoëfficiënt, omdat lage investeringen al voldoende
zijn voor een behoorlijke economische groei.
• Spaarquote:
o ‘De hoeveelheid van besparingen’.
o Spaarquote (s)= besparingen / NBP
Fasen van de economische ontwikkeling:
• 3 ontwikkelingsniveaus met de kenmerken:
o Factorgedreven groei:
▪ Landen met lage inkomens;
▪ Motor achter de groei -> de mobilisatie van basisproductiefactoren;
▪ Concurrentiekracht hangt samen met de lage prijzen van basis-
productiefactoren;
▪ Toegepaste technologie is eenvoudig;
, ▪ Gevoelig voor schommelingen in de conjunctuur.
• Zoals Ghana en Bangladesh.
o Investeringsgedreven groei:
▪ Landen met middeninkomens;
▪ Motor achter de groei -> instroom buitenlandse directe investeringen;
▪ Concurrentiekracht is gebaseerd op efficiënte productie;
▪ Toegepaste technologie is geïmporteerd;
▪ Gevoelig voor Financiële crises en specifieke schokken.
• Zoals Zuid-Korea en Polen.
o Innovatiegedreven groei:
▪ Landen met hoog inkomens;
▪ Motor achter de groei -> zelf ontwikkelde nieuwe technologieën;
▪ Concurrentiekracht gebaseerd op productiviteit;
▪ Toegepaste technologie is voor het grootste gedeelte zelf ontwikkeld;
▪ Gevoelig voor het uiteenvallen van innovatieve clusters
• Zoals Verenigde Staten en Finland.
Groeivermogen: bepalende factoren
• = Arbeidsinzet * arbeidsproductiviteit
• Of: = %arbeidsinzet + %arbeidsproductiviteit
o Arbeidsinzet = beroepsbevolking
• Arbeidsinzet:
o Beroepsgeschikte bevolking:
▪ De mensen die kunnen werken (15-75 jaar).
o Participatiegraad:
▪ De hoeveelheid van de beroepsgeschikte bevolking die werkzaam is.
o Verhogen door:
1. Werklozen aan het werk helpen:
• Her-, om- en bijscholing;
• Sociale zekerheid aanpassen (WW).
2. Participatiegraad van de beroepsgeschikte bevolking te verhogen:
• (her)intreding non-participanten (WIA);
• Pensioenleeftijd verhogen.
• Productiviteit:
o Fysiek kapitaal/ondernemerschap/marktordening/ruimtelijke inrichting:
▪ Is afhankelijk van genoeg ‘bewegingsruimte’.
▪ Is er ruimte voor nieuwe ondernemers?!
• Zoals: machines, computers, etc.
o Innovatie:
▪ AI, cloud, kunstmatige intelligentie, etc.
▪ 2 visies op technologische ontwikkeling:
• Traditioneel:
➔ Belichaamd in investeringen;
➔ Hoge investeringen leiden tot modernisering van de
productiecapaciteit (vooral procesinnovatie).
• Modern:
➔ Afhankelijk van materiële en immateriële investeringen;
▪ Materieel:
• Meest eenvoudig;
• Zoals machines.
▪ Immaterieel:
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur koenkortstee. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,79. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.