1 Inleiding
Beeldtaal gaat over de taal van beelden: over het proces waarin beelden de taal vormen. Taal is een
systeem van tekens dat mensen in staat stelt met elkaar te communiceren.
Primair: communiceren mensen met elkaar via het spraakkanaal; als gesproken woord (dat
gebaseerd is op klanken).
Secundair: kan taal worden ‘gevangen’ als tekst; de klanken worden omgezet naar een complex
systeem van geschreven tekens, die samen woorden en zinnen vormen.
Tertiair: kan taal ook worden omgezet naar visuele middelen. Daar gaat deze leuke, interessante
cursus over.
Taal
Welke taalvorm er ook wordt gehanteerd, er is altijd sprake van een spreker (ook wel rhetor
genoemd). De spreker is de zender van de informatie.
De taalvorm (gesproken, geschreven of visueel) is het middel waarmee de spreker het
communicatieve proces tot stand brengt. Het is ook de vorm die de boodschap aanneemt in het
proces.
De boodschap komt aan bij de ontvanger (bv. een luisteraar, lezer of kijker). Als de spreker een
boodschap succesvol weet over te brengen aan de ontvanger, spreken we van communicatie. (Let
op, de zender wordt altijd spreker genoemd, ook als hij de geschreven of visuele vorm hanteert.)
Beeld
Beeld gaat over hetgeen visueel waarneembaar is. Dat is in feite alles wat we met onze ogen kunnen
zien.
Afbeeldingen zijn tweedimensionale weergaven van alles dat we kunnen zien.
2 Semiotiek
= is de studie naar betekenis van tekens en het proces van betekenisgeving.
Semiotiek gaat over het proces van zien en begrijpen.
Wordt gestuurd door je buikgevoelens
theorieën van de Amerikaanse logicus C.S. Peirce (1839-1914) hanteren, omdat die het beste
startpunt vormen voor visuele communicatie.
1 Signifié en signifiant
Het waargenomene wordt signifié en het concept wordt signifiant genoemd. Signifié is zien en
signifiant is begrijpen.
Alles wat waarneembaar is (signifié) bestaat volgens Peirce uit tekens.
Alles wat conceptueel is (signifiant) bestaat uit codes.
De afbeelding gevormd door meerdere tekens (de beeldelementen) en hanteren we meerdere,
onbewuste regels (de codes) om de foto te kunnen begrijpen.
,1.1 Het teken (signifié)
Zowat alles kan een teken worden. Bv. een: beeldelement, object, gebaar, geluid, fenomeen, enz.
Zolang het maar waargenomen kan worden, zoals een auto op de parkeerplaats of een vogel in de
lucht. Het teken zet aan tot interpretatie en heeft de volgende drie karakteristieken:
1 Het is waarneembaar voor iemand. Iets dat je ziet, hoort, ruikt, voelt of proeft.
2 Het verwijst naar iets dat (meestal) afwezig is. De pasfoto verwijst naar jou, maar jij bent niet
noodzakelijk in de buurt van de foto
3 Het fungeert binnen een gemeenschap. In onze Westerse cultuur is het gewoon om iemand een
hand te geven ter begroeting. In een andere (sub)cultuur kan dit juist vreemd worden gevonden.
Een teken dat wordt gezien gaat een relatie aan met de betekenis die er door de kijker bij wordt
geformuleerd. Er zijn drie soorten relaties tussen het teken en dat waar het naar verwijst:
1. Iconisch teken
a. De relatie is gebaseerd op gewaarwording (herkenbaarheid) – in de regel makkelijk.
b. Het waargenomene komt visueel overeen met de werkelijkheid.
i. Eigenlijk komen de afgebeelde hamburgers nooit overeen met de real deal,
maar het blijft desondanks een iconische relatie
c. Iconische tekens zijn letterlijke afspiegelingen van hetgeen waar ze naar verwijzen.
2. Indexicaal teken
a. De relatie is gebaseerd op ervaring (weten) – in de regel gemiddeld moeilijk.
b. Het waargenomene hangt samen met de werkelijkheid. Je weet dat er iets in brand
staat als je zwarte rookwolken ziet opstijgen, ook al zie het vuur op dat moment niet.
c. Indexicale tekens zijn verwant aan hetgeen waar ze naar verwijzen, bijvoorbeeld
door oorzaak en gevolg.
3. Symbolisch teken
a. De relatie is gebaseerd op afspraak (gevorderde kennis) - in de regel moeilijk
b. Het waargenomene heeft geen fysieke raakvlakken met de werkelijkheid. De meeste
verkeersborden kun je niet begrijpen zonder de betekenis uit je hoofd te leren.
c. Symboliek is daarom iets dat je moet leren herkennen en begrijpen, en dat vergt tijd
en studie.
1.2 De code
Een code aanwenden is het onbewust toepassen van een regel (gewoonte, norm of
verwachtingspatroon). Deze regel is gebaseerd op kennis en is het resultaat van opvoeding, scholing,
ervaringen, enz. De code legt een relatie tussen het teken en de betekenis.
codes zijn sterk cultuur- en tijdgebonden
Codes zijn dus conventies die je eerst moet aanleren
Het is zelfs zo makkelijk voor ons geworden, dat we het verschil tussen de werkelijkheid en het
afgebeeldene niet meer opmerken
Modaliteit: we verwarren de foto met de werkelijkheid
Omdat we vergroeien met de codes waarover we beschikken, bepalen ze ook in grote mate wat
we normaal vinden. Iemand met andere codes vormt een ‘ander normaal’.
Onthoud dat we alleen betekenis kunnen toekennen als we er geschikte codes voor hebben.
, 1.2.1 Dominant versus marginaal
Codes kunnen dominant of marginaal zijn.
Wij vinden het bijvoorbeeld beleefd om iemand te begroeten als je die tegenkomt. Dat is een
dominante code, want dat geldt voor de meeste mensen.
Je zou kunnen zeggen dat dominante codes mainstream codes zijn.
Marginale codes gelden voor sommige mensen, bijvoorbeeld leden van een bepaalde subcultuur.
Zo kleden Goa-liefhebbers zich uiterst kleurrijk en goths zich bij voorkeur geheel in het zwart.
Deze voorkeuren zijn zeldzamer, daarom worden ze marginaal genoemd.
Dominante en marginale codes zijn geen vaststaande gegevens. Ze kunnen over tijd van plaats
wisselen. Zo kan een gedachtegoed uit de marge gemeengoed worden en iets dat iedereen altijd
normaal gevonden heeft juist worden verbannen naar de achterkamertjes van de maatschappij.
1. Als codes verschuiven van dominant naar marginaal of andersom, houdt dat automatisch in dat
de geldende machtsverhoudingen ook veranderen
2 Proces van visuele communicatie
Om succesvol te communiceren is het essentieel dat je de onderstaande conclusies steeds in
gedachten houdt! Ze helpen je begrijpen waarom er verschillende opvattingen mogelijk zijn, en
belangrijker nog: hoe je er gericht over kunt praten zonder er te persoonlijk of emotioneel bij te
worden.
1. EEN BETEKENIS HUIST NOOIT IN EEN BEELDELEMENT OF OBJECT ZELF
a. Alles wat we waarnemen is ‘blanco’; het krijgt pas betekenis of waarde als we er onze
codes op los laten.
i. . De tweedehands vloer is niet waardevol, het wordt waardevol gevonden
(bijvoorbeeld vanwege het feit dat Kobe Bryant er ooit opliep).
2. EEN BETEKENIS IS ABSTRACT, VLUCHTIG EN TIJDELIJK
a. Het waarneembare (bijvoorbeeld een beeld of object) verandert niet, maar de opvatting
erover kan wel veranderen
i. Zo is mode sterk tijdgebonden en durft je muzieksmaak soms ook te veranderen
naarmate je ouder wordt.
3. BEELDEN (OBJECTEN) MET EEN FOUTE OF ONVOLLEDIGE BETEKENIS BESTAAN NIET
a. Ze bezitten gewoon te weinig sturende tekens, waardoor we er geen geschikte codes
voor hebben en dus niet tot betekenisvorming kunnen overgaan.
i. Is de nieuw ontdekte diersoort bijvoorbeeld een herbi- of carnivoor? Dat kunnen
we pas zeggen als we de soort bestudeerd hebben.
4. BETEKENISVORMING GEBEURT ALTIJD NAAR DE MOGELIJKHEDEN VAN DE WAARNEMER
a. In een communicatief proces is het dus heel belangrijk om goed rekening te houden met
leeftijd, ervaring, interessegebied en/of opleidingsniveau.
b. Als je met een doelgroep wilt communiceren, ben je dus altijd afhankelijk van de gemene
deler; dat vormt de begrenzing waarbinnen je kunt communiceren, want anders begrijpt
men je niet.
c. Dat betekent dus dat je een groep kinderen heel anders zult moeten benaderen dan een
groep chirurgen