ARCHITECTUURGESCHIEDENIS EN
ACTUALITEIT
1. PREHISTORIE (4.000.000 V.C – 3000 V.C)
1.1. HET PALEOLITHICUM
WANNEER begon de mens zijn woonplaats(en) in te richten, te bouwen; wanneer begon hijkunstwerken te maken
en WAAROM?
➢ 4 miljoen jaar geleden: de eerste mensen (“jagers – verzamelaars”)
➔ Op twee voeten, met een schedel en hersenen groter dan de ‘andere’ zoogdieren
➔ Handen zijn vrij en worden intensief gebruikt bij jacht en visvangst (later in het neolithicum bij
landbouwactiviteiten als sedentaire levenswijze → agrarische samenlevingen
➔ Ze hadden geen vaste woonplaats, maakten gebruik van natuurlijke beschuttingen: kuilen, overhellende
rotswanden, enz.
o Ze hadden enkel het essentiële (basisfunctie van wonen) = “onderdak”, beschutting, een
zekere geborgenheid tegenover een hard, vijandig, gevaarlijk natuurlijk milieu
o Er werd geleefd in groepen, met grote en meerdere families samen
➢ 2 miljoen jaar geleden: de eerste werktuigen
➔ Apen: gebruiken stenen om zich te verdedigen
➔ Mensapen: gebruik van stokken om een prooi te bedwingen
➔ Eerste mensen (homo sapiens e.a.): gebruik van scherp gemaakte steen, stenen + gebruik
werpkoorden, later harpoenen, stok + pijlpunten om prooien te overmeesteren
➔ Midden-Paleolithicum (vaak ook “mesolithicum genoemd): diverse gemaakte werktuigen: het
vervaardigen ervan vereist inzicht: de keuze van een juiste dikte van stok, aanpassen van de lengte in
functie van het gebruik…
In een volgende fase worden werktuigen versierd met abstracte tekens, nog later me figuratieveelementen.
Nog later ontstaan voorstellingen los van voorwerpen/werktuigen, bv. in grotten
Dia 1: Reyner Banham
Hout kan zowel gebruikt worden voor vuur te maken en voor beschutting (constructies te maken) tegende natuur.
➔ Vuur: koken, verwarming, sfeer creëren, binnenklimaat
➔ Kernwoorden schema: technologie, constructies en grondstoffenNa 3000 v.C:
klassieke historie (Oudheid) → vanaf dan geschreven bronnen Voor 3000 v.C: enkel
materialistische bronnen (botten, fossielen,..) Architectuur vaak best bewaarde stukken van
de geschiedenis.
Tot neolithicum; mensen leefden nomadisch (wandelden rond en aten dingen die ze tegen kwamen,belangrijke
plekken markeren)
Domesticatie van het vuur: ‘in het huis brengen van het vuur’ → vuur controlerenPlaatsen
toe-eigenen door muurschilderingen te maken.
, ➢ Er zijn brandsporen, dierenresten en andere elemeten, gevonden in rotsachtige massieven in
midden- en zuidelijk Europa wijst op wonen in grotten
➢ De meeste grotschilderingen zijn gedateerd uit Laat-Paleothicum (ca. 35 000 tot ca. 15 000 voor
onze tijdrekening)
➢ Is resultaat van een langzaam tot zeer geleidelijk proces, waarover veel hypothesen bestaan
en weinig zekerheden
Wat was/is de betekenis van al deze voorstellingen?
➢ De rode oker en aardkleuren blijken regelmatig te werden bijgewerkt
➢ Zwarte of donkere contourlijnen met tussenpozen werden herschilderd (mogelijks bij begin van
de lente of start van beter jachtseizoen)
➢ Beschilderen vormde deel uit van vruchtbaarheidsrituelen, men neemt aan dat de soms
ingewikkelde en chaotische composities het resultaat zijn van steeds weer toevoegingen.
Dit is al zo goed als zeker:
➢ De voorstellingen zijn meer dan decoratief
➢ De voorstellingen werden gemaakt in het kader en als ondersteuning van rituelen omtrent een
gunstige jachtperiode en bezitten een soort magische kracht. Als het beste van de jachtperiode
voorbij is verdwijnt die kracht en dient de voorstelling te worden opgefrist, bijgewerkt,
aangevuld…
➢ Er zijn verbanden met uitingen van sommige natuurvolkeren die vandaag (hoelang nog?)
voortbestaan: er is geen duidelijk onderscheid tussen afbeelding en werkelijkheid: door iets af
te beelden krijgt men greep op het voorgestelde..
Neolithicum (10 000 v.C – 3000 v.C)
Landbouw
➢ Gaf meer zekerheid voor het voortbestaan
➢ Betekende het einde van een zwervend, nomadisch bestaan
➢ Mensen waren minder afhankelijk van natuurkrachte
➢ Dieren konden getemd worden, er komen huisdieren, veehouderij:
➔ inzet van dieren (ossen, ezels, paarden,…) als lastdieren en aan drijfkracht bij ploegen
van akkers, bewerken van het land: er worden diverse graansoorten verbouwd
➔ voeding verandert, brood wordt basiselement
➢ Er ontstaan dorpsgemeenschappen, in het grootste dorp worden markten gehouden (er zijn
voedseloverschotten, er is keuze!)
➢ Geld ontstaat als bijkomend betaalmiddel (naast ruilhandel)
➢ Steen (lithos): nog steeds belangrijk (aanmaak werktuigen, wapens)
➢ Nieuw is het pottenbakken, spinnen van wol, weven… men gebruikt nieuwe bouwmaterialen,
veel hout, adobe, eerst vormen van baksteen…
➔ Mens begint zich te settelen (gedraagt zich sedentair)
➔ Klimaatverwarming → meer dieren om op te eten → groei hersencapaciteit → beter
grondstoffen bewerken en gebruiken
➔ Doet aan landbouw, voedsel kweken
➔ Niet meer jagen maar domesticeren (houden als ‘huisdier’)
➔ Mensen begonnen samen te leven (mini-maatschappij)
➔ Ruilhandel (voedsel, bouwmaterialen)
➔ Uitgroeien tot steden (vooral rond het Midden-Oosten)
Jericho → oudste reconstructie
,Catalhuyuk → geen straten, gebouwen tegen elkaar gebouwd, rechthoekig geschakeld, verplaatsen via
de daken door trappen via het raam (Idee van een stad kan anders zijn dan dat wat we voor ogen
hebben)
Jericho: mensen woonden heel dens bij elkaar. Mensen bleven op dezelfde plaats. Mensen die dood
gingen bleven daar ook dus wat doe je daar mee? → Zorgt voor materiële geschiedenis → gepleisterde
schedels (voorlopers mummificatie?)
Maatschappij focust vooral op ‘Goden’. Goden verklaarde het leven en alle aspecten daarvan.
Materiaal gebouwen zijn lemen (soort klei) bouwblokken. Lemen zat in de grond.
Dia 38: Plattegrond van de stad (oudste stadsplattegrond ooit), lag aan de voet van een vulkaan
Megalithische cultuur (1000 v.C.)
Lithisch → latijn: litos → stenen => ‘Grote stenen cultuur’
Concentrische cirkels: hebben hetzelfde middelpunt
De mens begon constructies te maken met stenen.
Gebouwd op basis van oriëntatie van de zon → zomersolstitium: zonsopgang bij langste dag van het
jaar → De zon valt precies op het middelpunt van Stonehenge
Dia: 52
Menhir = grote puntige steen (rond 5000 v.C.)
Al de stenen staan op 1 lijn, kilometers lang → vermoedelijk ook te maken met astronomie → Gebruiken
als kalender (wanneer mag men zaaien/oogsten?)
Dolmen = soort tafel, horizontale steen op aantal verticale stenen
Menhir = Grote rechtopstaande puntige steen
Hunebedden = lange tafels, meerdere dolmens naast elkaar
Cromlechs = stenen in een perfecte cirkel geordend, afbakening van religieuze plechtigheden
2. MESOPOTAMIË (KLASSIEKE OUDHEID: 3000 V.C –
476)
= het land “tussen de stromen”, het land tussen en langs de oevers van de Tigris en Eufraat, met
Sumerië (ten westen van de Perzische Golf, waarin deze rivieren uitmonden) → oudst ontwikkelde
deelgebied.
- Eerste beschaving (in de Europese periferie) met volwaardig en intensief gebruikt schriftstelsel
(het spijkerschrift)
- Voor het eerst: handel op grote afstanden, met eenheid in politiek bestuur
- Voor het eerst: grote dorpen en daaruit steden, degelijke verkeerswegen maakt transport over
land mogelijk
- Koningen regeren als plaatsvervangers van de goden (despotisch gezag van een ‘tempel-
paleis’, delegeren hun macht naar opperpriesters en lagere geestelijkheid
- Militair apparaat sterk ontwikkeld: fungeert als beschermer van maatschappelijk systeem
- Stedelijke administraties
, - Één gemaakt rechtstelsel
ALGEMENE KENMERKEN
- Kunt en cultuur gedomineerd door streng hiërarchisch, militair karakter → nieuw: tot nog toe
domineerde alleen het mythische, religieuze…
- Sterke evolutie van gebouwen met diverse functies
- In de plastische kunst: evolutie van nogal stereotiepe, frontale kunst (Sumer) naar levendige,
realistische voorstellingen (reliëfs van de Assyriërs en Neo-Babyloniërs
- Eerste (bescheiden) gewelfbouw
- Ingewikkelde en uitgestrekte paleis-tempel complexen
- Bouw van eerste trappiramides of “ziggurats”
Sumerische Rijk
Toren van Bavel
Om een groot gebied goed te kunnen regeren, moet je goed kunnen communiceren => Schrift
(spijkerschrift)
➔ Wetten schrijven en communiceren
➔ Leger bestuderen
➔ Ontstaan grote maatschappelijke structuren
➔ Je krijgt meer stabiliteit => beter klimaat voor handel, betere welvaart
➔ Machtsrijk gaat zich verplaatsen
Representatie van de macht in de architectuur => grote en complexe structuren, hoge plateaus met
vanboven een tempel, tempel enkel bereikbaar via een trap (maakt het moeilijk bereikbaar)