Geslaagd in eerste zit! In dit document vindt u mijn notities van het vak Boekhouden en Financiële analyse van prof. Everaert tot en met les 9. Ik heb elke oefening volledig uitgeschreven met uitleg en alle schema's bij elkaar gezet. Ik heb ook veel schema's zelf eens gemaakt om het overzichtelijk...
, HOOFDSTUK 1: DE BALANSMETHODE
DE START VAN DE INTERPRETATIE VAN DE JAARREKENING
Startsituatie: we gaan allemaal samen een onderneming gaan oprichten en we noemen deze onderneming
“de onderneming start”. Het maakt niet uit of het een NV of BV is, dat is nu niet aan de orde. We gaan
allemaal samen nadenken over een concept voor deze onderneming. Met Kerst worden er veel cadeautjes
gevraagd die uit Hong Kong helemaal via tussenstappen naar België komen. Het idee is dat men die producten
zelf gaat gaan produceren. Het product dat we zelf gaan produceren zijn cases. We gaan dit produceren met
een 3D printer.
Er gebeuren heel wat dingen en voor die gebeurtenissen maken we een balans op. We stellen dit schematisch
voor aan de hand van een T vorm. Aan de linkerkant vinden we de aanwendingen van vermogen (de
bezittingen). De rechterkant vinden we de bronnen van vermogen. Er is een fundamenteel evenwicht tussen
de aanwendingen en de bronnen.
EERSTE BOEKJAAR
Transacties
1. Onderneming oprichten door storting in contanten: 10.000
à Iedereen geeft wat geld en dat komt dan terecht in de kas(sa) van de onderneming
à Het vermogen is ingebracht door de aandeelhouders. Dit noemen we de inbreng
2. Investering in gebouw: 5.000, contant betaald
à We krijgen in onze onderneming een gebouw bij voor €5000 en we halen €5000 uit de kassa van
de onderneming om dat te betalen.
Wat is de bedoeling van de aandeelhouders? Men geeft geld aan de onderneming met de bedoeling dat daar
iets met gedaan wordt (met return in de plaats). Het is dus de bedoeling dat de onderneming permanent van
dat vermogen gebruik kan maken.
3. Aankoop machine: 2.000, later betalen
à Er is meer nodig dan een gebouw. Er is ook een machine nodig. Deze wordt aangekocht voor
€2.000. Deze machine leverancier zegt dat het goed is dat men deze prijs later betaald. We krijgen
hierdoor dus een nieuwe bezitting. Omdat men later mag betalen heeft de onderneming een schuld
2
, tegenover de machineleverancier. De leverancier is de onderneming voor een stuk aan het
financieren. We zullen dit dus moeten noteren bij de bronnen van vermogen.
We maken dus een fundamenteel onderscheid tussen inbreng = eigen vermogen waarvan het niet
de bedoeling is dat men dit terug geeft & de schuld = vreemde vermogen dat we tijdelijk mogen
gebruiken en daarna moeten terugbetalen.
4. Aangaan lening bij bank: 6.000
à Er zijn nog heel wat toekomstige projecten en hiervoor wil de onderneming een lening aangaan
van €6.000. De bank gelooft in het project en geeft de lening. Er komt dus €6.000 bij in de kassa. Dit
geld moet nog terugbetaald worden dus er ontstaat dus een schuld tegenover de bank voor €6.000.
5. Aankoop grondstoffen: 1.000, later betalen (geen btw)
We kopen nog grondstoffen aan voor €1000. Het is de bedoeling dat dit later betaald wordt dus er is
weer een schuld ten aanzien van de leverancier.
6. Personeel te werk stellen: wedde van 1.000
Als er personeel wordt tewerkgesteld, dat moet dat personeel ook betaald worden. Er zal dus uit de
kassa 1.000 euro moeten gehaald worden om het personeel te betalen.
Wat als men nu de onderneming wil verkopen? Alle bezittingen moeten verkocht worden à het
gebouw, de grondstoffen en de machine. Er is nog niet mee gewerkt dus geen verbruikskosten. Alles
wordt dus aan dezelfde prijs verkocht. Hierdoor komt er €5.000, €2.000 en €1.000 in de kassa. Het
totaal is dan €18.000 en hiermee moeten ook schulden betaald worden à €3.000 aan leverancier en
€6.000 aan de bank. Als we dat van het totaal aftrekken, dan schiet er nog €9.000 over. Dit geven ze
dan terug aan de aandeelhouders. Hier is wel een probleem aangezien de aandeelhouders 10.000
euro gegeven hadden in het begin. De onderneming is dus armer geworden. Dit komt omwille van
de transactie van het personeel. Personeel is arbeid opofferen = dit is een kost à hierdoor word je
armer. Als je armer wordt, dan vermindert de inbreng, je moet dus de kosten daarvan aftrekken. Het
omgekeerde kan ook, je kan ook rijker worden en dan spreken we van opbrengst. De kosten moeten
dus bij het eigen vermogen gezet worden.
Definitie van een kost = de in geldwaarde uitgedrukte offers van ingezette productiemiddelen
à Altijd uitdrukken in geld
à Je moet dus altijd iets opofferen (belangrijk woord in de definitie) = hier wordt arbeid opgeofferd
3
,7. Grondstoffen verbruiken voor productie: 800
Niet alleen arbeid wordt opgeofferd. Ook de grondstoffen worden verbruikt. Ze worden niet allemaal
verbruikt, er wordt slechts 800 opgeofferd van de 1000 à opofferen = materiaal gaan verbruiken.
Dit is een tweede voorbeeld van een kost. Boekhoudkundig noemen we dit materiaal verbruik. De
voorraad verminderd ook (langs de linker kant).
8. Afgewerkte producten naar magazijn brengen
Er zijn afgewerkte cases die naar het magazijn gebracht worden van afgewerkte producten die laten
gaan verkocht worden aan de klant. Deze transactie is een zeer belangrijke maar ook zeer moeilijk.
De hele problematiek is nu de waarde die we aan deze voorraad afgewerkte producten gaan kleven.
Als we kijken naar de volgende transactie, dan zien we dat deze afgewerkte producten worden
verkocht voor €4.000. Dit is de verkoopprijs = de waarde die je van de klant krijgt. Dit moeten we in
ons achterhoofd houden. Hoe moeten we deze voorraad gaan waarderen in de onderneming? We
krijgen dus een tweede soort voorraad = voorraad gereed product. Nu moeten we daar een waarde
op plakken. Er zijn 2 keuzes: de verkoopprijs van €4.000 of de kostprijs €1.800 (€1000 + €800). Als
we het antwoord niet weten, dan moeten we naar de codex kijken en kijken naar de
waarderingsregels. In het boekhoudrecht staat vermeld dat we voorraden waarderen aan kostprijs
en niet aan verkoopprijs. We moeten uitgaan van het voorzichtigheidsprincipe = de situatie nooit
beter voorstellen dan ze is. De kostprijs van het gereed product is gelijk aan de directe
productiekosten = kosten om het product de produceren. Deze hebben direct te maken met dat ene
product. Je kan daar eventueel een proportioneel gedeelte van de indirecte productiekosten
bijvoegen = nog altijd kosten om het goed te produceren. Wij gaan het houden bij de directe
productiekosten. We gaan de voorraad gereed product dus waarderen voor €1.800.
Deze afgewerkte producten komen uit de machine dus je zou kunnen zeggen dat je deze verkoopt
aan jezelf (bronnen van vermogen) voor €1.800. Het zijn dus gewoon de kosten die terugverdiend
worden. Het is de bedoeling dat dit voor een hogere prijs wordt verkocht. Bij deze stap mag je nog
geen winst maken = je mag niet rijker worden.
Als je de voorraad waardering hoger waardeert, dan kan men winst manipuleren à daarom
jaarrekening laten nakijken door bedrijfsrevisor die deze waarderingen gaat bekijken.
9. Alle afgewerkte producten worden verkocht voor 4.000, betaling volgt later
De jeugdbeweging wil deze cases kopen om deze dan door te verkopen aan huis. Ze willen alles kopen
voor €4.000. Er is een akkoord maar de jeugdbeweging heeft dat geld nog niet, ze willen dit later
betalen. De onderneming zal dit noteren in haar boekje dat er nog €4.000 tegoed is van de
jeugdbeweging = boekhoudkundig noemen we dit een vordering. Je schrift dit best boven de kassa.
Langs de rechtse kant kunnen we deze verkoop bij de opbrengsten schrijven.
4
, Er is nog een tweede deel van de transactie. We gaan naar ons magazijn en we zien van voorraden
alleen maar grondstoffen. Deze voorraad is weg dus dit moeten we afboeken. We moeten de
voorraad gereed product dus verminderen met €1.800 want we hebben net alles verkocht.
Nu moeten we nog iets aanpassen aan de verkoop aan onszelf. We zouden dit willen uitgommen
maar dat kan niet in een boekhouden, hierbij moet je tegenboeken. We doen dus – €1.800 waardoor
we op 0 komen à het lijkt alsof het er niet staat.
We gaan verder met de volgende transacties maar het schema is al wat vol dus een nieuw schema.
10. Betaling aan de leverancier (grondstoffen): 1.000
Betalen betekent dat er geld, €1000, uit de kassa zal verdwijnen. Anderzijds zal de schuld aan de
leverancier verminderen met €1000.
11. Afschrijvingen op inventarisdatum:
Machines en gebouwen zullen niet eeuwig gebruikt kunnen worden want deze verslijten. Door het
gebruik ontstaat er slijtage. We offeren de machine op om iets te gaan produceren. Dit gebruik moet
ook in de kosten worden opgenomen. Boekhoudkundig noemen we dit de afschrijving. We moeten
ons gaan afvragen hoe lang we met de machine gaan kunnen werken die voor €2000 is aangekocht.
!"#$%&"''(#)$*""+,-
à .-$%&"//- 1-2-#$,33+
= afschrijving per jaar à dit moeten we aftrekken van aanschaffingswaarde
en we moeten dit ook bij de kosten zetten. Afschrijving betekent dus 2 dingen: de waarde zal dalen
en deze daling is door gebruik.
4555
1. Gebouwen: 20 jaar: 250 à 65
= afschrijving van 200
7555
2. Machine: 10 jaar: 200 à 45
= afschrijving van 500
12. Is er winst?
We komen stilaan op het einde van het boekjaar, dus dan moet er een jaarrekening opgemaakt
worden waarbij met gaat kijken of er winst of verlies is. Hierbij moeten we beginnen bij de inbreng,
daar de opbrengsten bijtellen en dan de kosten aftrekken. In deze situatie is er €1.750 winst. In
andere gevallen kan er ook verlies zijn.
13. Winst uitkeren aan de aandeelhouders (later betalen)
De winst, de €1.750, wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders. Deze winst wordt later uitgekeerd.
Het is de bedoeling dat je eerst bij elkaar komt met de algemene vergadering en dat er eerst een
goedkeuring gegeven wordt van de jaarrekening. Pas nadien kan de uitbetaling gebeuren. De
verdeling van de winst moet ook worden aangeduid in het schema. Hierbij komt nog een schuld aan
aandeelhouder voor €1.750.
5
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur DDH. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.