Samenvatting Strategisch Management Semester 5.1
Paragraaf 1.0
Je kunt strategie formuleren op twee niveaus: dat van de onderneming als geheel of dat van de
businessunit.
Paragraaf 1.1
Een strategie is een langetermijnplan dat betrekking heeft op de functie van de organisatie in de
samenleving en waarin de organisatie aangeeft welke doelstellingen ze wil bereiken en hoe ze die
doelstellingen willen bereiken. Er staan vijf punten centraal:
1. Strategie is een plan
Een strategie wordt bewust tevoren geformuleerd. Er zijn twee soorten:
Geplande strategie: Strategie die bewust tevoren wordt geformuleerd en vervolgens wordt
uitgevoerd.
Spontane strategie: Strategie die niet van te voren bewust geformuleerd wordt. De
organisatie heeft dan geen plan, maar kijkt van geval tot geval welke beslissing men zal
nemen. Als er in die beslissingen een duidelijk patroon is te herkennen, is er sprake van een
spontane strategie.
2. Plan heeft betrekking op de lange termijn
Het is bij het begrip ‘lange termijn’ zinvoller om te kijken naar het karakter van de beslissingen die
genomen moeten worden, dan naar het aantal jaren. Strategische beslissingen zijn onherroepelijke
beslissingen die het wezen of het karakter van de organisatie betreffen. Hier tegenover staan
operationele beslissingen, dit zijn beslissingen met een routinematig karakter, die regelmatig
moeten worden genomen.
3. Strategie heeft betrekking op de functie van de organisatie in de samenleving
De strategie van een organisatie moet aangeven hoe de activiteiten passen in het grotere geheel
van de samenleving. Door middel van externe coördinatie stemt de organisatie haar activiteiten af
op de omgeving. Interne coördinatie is de onderlinge afstemming van verschillende activiteiten
binnen de onderneming. De functie in de samenleving komt ook terug in de missie van de
organisatie. De missie wordt omschreven in een mission statement. Hierin vind je meestal een
omschrijving van wat de organisatie wil bijdragen.
4. Strategie geeft aan welke doelstellingen de organisatie wil bereiken
Organisaties kunnen worden gezien als verbonden van groepen van participanten, die ieder hun
eigen doelstellingen hebben. Participanten zijn bijvoorbeeld: management, werknemers,
aandeelhouders, afnemers, verschaffers van vreemd vermogen en leveranciers. De doelstellingen
van de participanten zijn voor een deel met elkaar in strijd, maar er is een gemeenschappelijk
element namelijk de continuïteit van de onderneming.
5. Strategie geeft aan hoe men de doelstellingen wil bereiken
Een strategie moet aangeven op welke wijze de onderneming succesvol denkt te zijn in de
concurrentieomgeving waarin ze opereert. Zijn er bijvoorbeeld middelen (financieel, technologisch,
knowhow, reputatie, menselijk talent) nodig.
Als je een strategisch plan maakt, moet je de activiteiten en de doelstellingen afstemmen op de
omgeving. Je begint met het maken van een voorspelling van de veranderingen die zich in de
omgeving zullen voordoen. Daarbij ga je ervan uit dat je de omgeving niet kan beïnvloeden. Dit is
een statische betekenis van het begrip strategie.
Wanneer je bij het overwegen van een strategische zet al rekening houdt met en anticipeert op de
tegenzetten die je concurrenten waarschijnlijk zullen gaan doen, is er sprake van een dynamische
betekenis van het begrip strategie.
Paragraaf 1.2
Iedere organisatorische eenheid binnen een grote onderneming met een eigen
winstverantwoordelijkheid, heet een business unit. Tussen de strategie van een business unit en
een concern bestaat een wezenlijk verschil. Dit komt doordat business units primaire processen
hebben en het hoofdkantoor van een concern niet. Een business unit kan men vergelijken met een
,kleine zelfstandige onderneming. Wat voor zin het heeft om een aantal zelfstandige ondernemingen
onder gemeenschappelijk eigendom te brengen is de centrale vraag bij het opstellen van een
concernstrategie. Als de divisie uit meerdere businessunits bestaat, dan is er net als bij het
concernhoofdkantoor ook op het divisieniveau geen eigen primair proces. Er zijn twee niveaus van
strategie: een strategie voor business unit (businessunit strategie) en strategie voor concern.
Functionele strategieën zijn strategieën voor een bepaald functioneel gebied en vormen een
afgeleide van de strategie van een business unit. Bijvoorbeeld productstrategie, marketingstrategie,
IT-strategie etc.
Paragraaf 1.3
Het proces van strategisch management is te verdelen in een aantal stappen:
1. Formuleren van de doelstellingen van
onderneming
2. Analyse van de omgeving
3. Analyse van de sterke en zwakke punten
4. Formuleren van de strategie
5. Implementatie van de strategie
Strategische planning is het proces bestaande uit de
eerste vier stappen van bovenstaande stappenplan.
Strategisch management is het gehele proces
bestaande uit alle vijf de stappen.
Indien stap 2 en 3 samen worden gezien, wordt vaak de SWOT-analyse gebruikt. Dit staat voor
Strengths Weaknesses Opportunities en Threats. Door je sterktes en zwaktes te koppelen aan
belangrijke kansen en bedreigingen in de omgeving, ben je beter in staat om prioriteiten te stellen
en strategische keuzes te maken.
Paragraaf 2.0
Ondernemingen zijn samenwerkingsverbanden tussen groepen van mensen. Zij kunnen alleen
succesvol zijn als die groepen mensen goed blijven samenwerken. De leiding van de onderneming
wil de coalitie van groepen participanten in stand houden en streeft dus naar continuïteit.
Paragraaf 2.1
Een onderneming levert producten of diensten (outputs) aan haar afnemers. Om deze te leveren
heeft een onderneming inputs nodig, bijvoorbeeld grondstoffen, componenten, bankkrediet en
gewerkte uren. De onderneming moet de leveranciers van de inputs betalen.
Een onderneming c.q. bedrijf is een organisatie die voor haar voortbestaan afhankelijk is van de
vraag of de inkomsten die worden gegenereerd door de outputs te verkopen voldoende zijn om de
leveranciers van de inputs te betalen.
Paragraaf 2.2
In een mission statement of missieverklaring wordt beschreven hoe zij voorzien in bepaalde
behoeften van een bepaalde groep afnemers. In een goed mission statement gaat het in ieder geval
om drie vragen
1. Wie? Wie zijn de afnemers waar we ons op gaan richten
2. Wat? In welke behoefte van die afnemers willen we voorzien
3. Hoe? Met welke producten en technologie gaan we dat doen
Paragraaf 2.3
Hoe belangrijk het streven naar winst is, wordt voor een groot deel bepaald door de
eigendomsstructuur. Eigendomsstructuur wordt dan ook als invalshoek gekozen voor het
karakteriseren van verschillende typen ondernemingen. Dit leidt tot de volgende typen:
, Persoonlijke ondernemingen: Bij een eenmanszaak of BV met een directeur die tevens alle
aandelen van de BV bezit vallen de doelstellingen van de onderneming en die van de eigenaar van
de onderneming vrijwel samen. Zeker als de ondernemer geen werknemers in dienst heeft. De
eigenaar van e onderneming heeft belang bij een zo hoog mogelijke winst. Daarnaast zou hij
rekening willen houden met de belangen van anderen.
Besloten ondernemingen zonder scheiding van leiding en eigendom: Ondernemingen waarbij
geek sprake is van frequente veranderingen in de eigendomsverhoudingen heten besloten
ondernemingen. Deze kunnen meer dan een eigenaar hebben. Als alle eigenaren direct betrokken
zijn bij de leiding van de onderneming, spreken wij over een besloten onderneming zonder
scheiding van leiding en eigendom (VOF, maatschap of BV). De belangen van de eigenaren zijn
hierbij meestal dominant.
Besloten ondernemingen met scheiding van leiding en eigendom: Als niet alle eigenaren direct
zijn betrokken bi de leiding van de besloten onderneming, heet dat een besloten onderneming met
scheiding van leiding en eigendom (BV of NV). De aandeelhouders die niet direct betrokken zijn bij
de leiding van de onderneming noemen we outside-aandeelhouders. Er kan een verschil ontstaan
tussen de doelstellingen van de directeur en van de outside-aandeelhouders.
Beursgenoteerde ondernemingen: Dit is een onderneming waarvan de aandelen op een of meer
effectenbeurzen worden verhandeld. De aandelen kunnen gemakkelijk wisselen van eigenaar. De
aandeelhouders hebben meestal geen direct contact met de raad van bestuur. Ook kunnen er
certificaten van aandelen op de beurs worden verhandeld. De aandelen zelf zijn dan in handen van
een daartoe opgericht stichting. Het stemrecht is dan voor de stichting en niet voor de houders van
certificaten. Beursgenoteerde ondernemingen hechten veel waarde aan een hoge koers van hun
aandeel op de beurs.
Coöperaties en verenigingen: Hebben ten doel het behartigen van de belangen van de leden. Om
te kunnen voortbestaan, moet een onderneming minstens zorgen dat er geen structurele verliezen
worden gemaakt. Er is maar één mogelijkheid om het eigen vermogen te vergroten, dat is het
inhouden van de winst. Maar ze streven niet naar een zo hoog mogelijke winst.
Non-for-profit organisaties: Een organisatie die niet beoogt winst te maken. Zijn vaak organisaties
in gezondheidszorg en maatschappelijk werk en hebben vaak de juridische vorm van een stichting.
Er zijn geen eigenaren, winst is voorwaarde voor voortbestaan, maar niet de belangrijkste
doelstelling.
Overheidsbedrijven: BV’s of NV’s waarvan de aandelen geheel/grootste deel in handen zijn van
de overheid. Sommige daarvan zijn voor een deel afhankelijke van subsidies. Sommige bedrijven
hebben in de eerste plaats een maatschappelijk doel, ze streven dan ook niet naar een zo hoog
mogelijke winst.
Paragraaf 2.4
Aan het begrip winst kleven twee bezwaren:
Winst wordt bepaald door boekhoudkundige regels. Winst is een vooringenomen begrip. Dit
geldt bijvoorbeeld niet voor kasstroom
De dimensie tijd ontbreekt. Een euro die over tien jaar binnenkomt is veel minder waard dan
een euro die over twee jaar wordt ontvangen.
Deze bezwaren kunnen worden opgevangen door het gebruik van het begrip
aandeelhouderwaarde. Dit zou in de financieringstheorie gemaximaliseerd moeten worden, in de
praktijk geeft dit echter ook veel praktische problemen.
Paragraaf 2.5
De groep van participanten van een onderneming zijn min of meer direct bij de onderneming
betrokken. Andere groepen zoals omwonenden, milieuactiegroepen en overheidsinstellingen zijn
minder direct bij de onderneming betrokken, maar kunnen vaak toch als participanten worden
beschouwd. Deze groepen noemen we stakeholders. Iedere groep van participanten levert aan de
onderneming een bepaalde bijdragen en ontvangt in ruil daarvoor vergoedingen (niet perse geld,
kan ook mogelijkheid tot ontplooiing of sociale contacten). Als hij de vergoeding hoger waardeert
dan de bijdragen die van hem worden gevraagd, blijft hij bij de coalitie. De ondernemingsleiding
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur AnneKlaus. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.