Samenvatting van de verplichte stof voor het vak Rechtsfilosofie (2022), in slechts 36 pagina's:
- Literatuur (alle verplichte artikelen)
- Hoorcolleges
- Werkgroepopgaven
De samenvatting is een overzichtelijke combinatie van alle stof. Het bevat alle kernpunten van de verschillende rechtsfil...
,Week 1: De verhouding tussen recht en rechtvaardigheid
Centrale vragen:
1. Zijn onrechtvaardige wetten te beschouwen als geldend recht?
2. Dient de rechter het beroep op dergelijke wetten te honoreren of mag de rechter afwijken van
onrechtvaardige wetten?
Inleiding
De twee belangrijkste rechtsfilosofische theorieën zijn het natuurrecht en het rechtspositivisme:
• Natuurrecht: de gelding van wetten hangt af van beginselen die samenhangen met de
menselijke natuur (bijv. menselijke waardigheid).
• Rechtspositivisme: de gelding van wetten is afhankelijk van formele kenmerken
(uitgevaardigd door bevoegde instantie, op juiste wijze bekendgemaakt, etc.) en niet
afhankelijk van de (morele) inhoud.
Binnen deze twee stromingen bestaan normatieve en descriptieve theorieën:
• Descriptieve theorieën beschrijven het recht zoals het feitelijk is.
• Normatieve theorieën gaan over de vraag hoe het recht idealiter behoort te zijn.
Casus van Puttfarken
• Feiten: Puttfarken had tijdens de Naziperiode Göttig aangegeven bij de autoriteiten, omdat deze
op de muur van de wc had geschreven: “Hitler is een massamoordenaar en heeft schuld aan de
oorlog”. Göttig was vervolgens ter dood veroordeeld en geëxecuteerd wegens hoogverraad. De
wet in die tijd stelde kritiek op de leider gelijk aan hoogverraad.
• Na de oorlog (1946): Puttfarken aangeklaagd wegens moord, subsidiair medeplichtigheid aan
moord op Göttig.
• Verdediging: (1) Puttfarken handelde op grond van een destijds geldende rechtsplicht; (2) niet
Puttfarken, maar de Nazi-rechtbank is verantwoordelijk voor de dood van Göttig.
• Vraag: dient Puttfarken te worden veroordeeld wegens (medeplichtigheid aan) moord?
• Oordeel Rechtbank: Puttfarken is medeplichtig aan de moord op Göttig
o Belangrijkste overwegingen:
▪ Puttfarken had geen juridische plicht om Göttig aan te geven. De rechtsplicht
waarop Puttfarken zich beroept kan niet als geldend recht worden erkend;
▪ Van hoogverraad door Göttig was geen sprake: Göttig had slechts de waarheid
verteld (Hitler wás een massamoordenaar en hád schuld aan oorlog);
▪ Puttfarken wist dat hij door Göttig aan te geven hem blootstelde aan een politiek
proces zonder juridische garanties, waarin hij onherroepelijk ter dood zou
worden veroordeeld;
o Het oordeel van de Rechtbank impliceert dat
▪ het nazirecht, waarop Puttfarken zich beroept, ongeldig was;
▪ de nazirechters die Göttig hebben veroordeeld, zelf schuldig zijn aan moord
(want als Puttfarken medeplichtig is aan moord, dan impliceert dat dat de
nazirechters die Göttig hebben veroordeeld schuldig zijn aan moord);
▪ de wet in geval van extreem ‘wettelijk onrecht’ buiten toepassing moet blijven:
in dat geval dient rechtszekerheid te wijken voor rechtvaardigheid.
Geschreven door Shahram Malouki 2
,Gustav Radbruch (1878 - 1949) (natuurrecht):
1. Van een wetspositivistische naar een natuurrechtelijke benadering
• Vóór 1945: wetspositivisme dominant in Duitsland en ook bepleit door Radbruch: de gelding
van wetten is afhankelijk van formele kenmerken (uitgevaardigd door bevoegde instantie, op
juiste wijze bekendgemaakt, etc.) en niet afhankelijk van de (morele) inhoud.
o Consequentie: ook onrechtvaardige wetten kunnen geldend zijn.
o Argument: rechtszekerheid. Als wetten steeds door rechters buiten toepassing
zouden worden gelaten, dan zou het geldende recht ophouden voorspelbaar te zijn.
• Radbruch constateert dat het wetspositivisme de Duitse juristen weerloos had gemaakt t.o.v.
het nazisme: zij pasten de wetten van de nazi’s kritiekloos toe, zonder de moraliteit ervan te
beoordelen. Het dictum “wet is wet” gold en deze mentaliteit maakte het voor Duitse
juristen mogelijk om morele verantwoordelijkheid voor hun beslissingen te ontlopen.
• Na 1945: Radbruch verwerpt het wetspositivisme en bepleit een natuurrechtelijke
benadering: de gelding van wetten hangt af van beginselen die samenhangen met de
menselijke natuur (bijv. menselijke waardigheid).
o Consequentie: Indien wetten in strijd komen met beginselen, zijn zij niet bindend en
dienen zij niet door de rechter te worden toegepast.
2. Drie beginselen: doelmatigheid, rechtszekerheid en rechtvaardigheid
• In zijn artikel bepleit Radbruch dat het positieve recht zijn grondslag vindt in drie beginselen:
doelmatigheid, rechtszekerheid en rechtvaardigheid
o Doelmatigheid: wetten moeten effectief bijdragen aan het publieke belang.
o Rechtszekerheid: wetten moeten strikt worden toegepast en voorspelbaar zijn.
o Rechtvaardigheid: betekent bij Radbruch in de kern gelijkheid.
• Normaal heeft rechtszekerheid voorrang boven doelmatigheid en rechtvaardigheid, maar in
geval van extreem wettelijk onrecht heeft rechtvaardigheid voorrang boven de andere twee
beginselen (want de andere beginselen zijn betekenisloos zonder enige vorm van
rechtvaardigheid).
3. De formule van Radbruch:
(a) Uitgangspunt is dat wetten geldend zijn en dienen te worden toegepast, ook als zij onrechtvaardig zijn
• Uitgangspunt is dat bij een conflict tussen rechtvaardigheid en rechtszekerheid, rechtszekerheid
voorrang heeft. Immers:
(1) Rechtszekerheid leidt ertoe dat het recht op dezelfde manier wordt toegepast en dus dat
gelijke gevallen gelijk worden behandeld (rechtvaardigheid). (Let op: dit betekent niet dat je een
rechtvaardige samenleving hebt, want onrechtvaardige wetten kunnen ook op dezelfde manier
worden toegepast.
(2) Als wetten steeds door rechters buiten toepassing zou worden gelaten, dan zou het geldende
recht ophouden voorspelbaar te zijn en zou iedere keuze doorkruist kunnen worden door een
rechterlijk oordeel. Rechtszekerheid maakt het mogelijk om ons bestaan op een rationele wijze in
te richten en te plannen en is daarmee een voorwaarde voor vrijheid.
(3) In een democratische rechtsstaat is het niet aan de rechter, maar aan de wetgever om de
moraliteit van wetten te beoordelen.
(b) tenzij: het conflict tussen wet en rechtvaardigheid onverdraaglijk is → wet wordt buiten toepassing
gelaten (in concrete geval)
• Criterium: mate van onverdraaglijkheid (geweten van de rechter lijkt doorslaggevend).
(c) of: als gelijkheid, die de kern uitmaakt van de rechtvaardigheid, bij de uitvaardiging van de wet bewust
wordt ontkend (statutory lawlessness)→ wet is nooit geldend geweest (buiten toepassing in alle gevallen)
▪ Niet elke rechter kan wetten ongeldig verklaren, slechts hogere rechters / de wetgevende macht.
Geschreven door Shahram Malouki 3
, 4. Radbruch over het nazirecht
• Groot deel van het nazirecht is niet als recht aan te merken, omdat zij bewust zijn gericht
tegen de gelijkheid.
• Voorbeelden:
o Wetten die bepaalde groepen menselijke waardigheid en gelijke rechten ontzeggen
(joden, homoseksuelen e.a.)
o Wetten die suprematie NSDAP claimen (cf. Puttfarken)
o Wetten die dezelfde, zware straf (veelal de doodstraf) voorschrijven voor
uiteenlopende delicten (m.n. politieke delicten)
Herbert Hart (1907-1992) (rechtspositivisme):
1. Hart is een rechtspositivist: de gelding van wetten is afhankelijk van formele kenmerken
(uitgevaardigd door bevoegde instantie, op juiste wijze bekendgemaakt, etc.) en niet afhankelijk van
de (morele) inhoud.
• Centrale claim Hart: er is geen noodzakelijk verband tussen recht en rechtvaardigheid, de
juridische gelding van het recht staat los van morele oordelen over de inhoud: ook
onrechtvaardige wetten (bijv. de wetten van de nazi’s) kunnen geldend zijn.
2. De “smalle conceptie” van het recht en de “brede conceptie” van het recht
• Smalle conceptie van het recht: slechts de regels die overeenstemmen met de fundamentele
eisen van rechtvaardigheid, dienen aangemerkt te worden als rechtsregels (onrechtvaardige
regels zijn geen geldend recht).
• Brede conceptie van het recht: alle regels die formeel tot stand zijn gekomen, dienen
aangemerkt te worden als rechtsregels, ook als zij onrechtvaardig zijn.
• Hart geeft een theoretische reden en twee praktische redenen voor het aanhangen van de
brede conceptie van het recht:
o Theoretische reden: met de smalle conceptie zou de rechtswetenschap zich niet
bezig kunnen houden met de vraag hoe het recht kan worden misbruikt voor
onrechtvaardige doelen en hoe de samenleving hierop zou reageren.
o Praktische redenen:
(1) De brede conceptie van het recht maakt mensen bewust om kritisch naar de
inhoud van het recht te kijken en draagt bij aan de rechtszekerheid.
(2) De smalle conceptie van het recht kan het denken over bepaalde vragen
uitsluiten: als je gemakkelijk zegt dat iets geen geldend recht is, dan erken je niet het
morele dilemma.
3. Het gehoorzamen aan de wet
• Hart stelt dat ook onrechtvaardige wetten geldend recht zijn. Maar dit betekent volgens Hart
niet dat onrechtvaardige wetten gehoorzaamd of toegepast moeten worden. Of mensen zich
aan onrechtvaardige wetten houden / rechters onrechtvaardige wetten toepassen, is een
morele vraag, die ieder voor zichzelf moet beantwoorden.
• Kortom, de morele plicht tot gehoorzaamheid kan niet uit de juridische geldigheid worden
afgeleid.
• Radbruch stelt daarentegen dat bepaalde wetten nooit geldend zijn geweest en dat de
burger zich daarom niet aan die wetten moet houden.
Geschreven door Shahram Malouki 4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur shahrammalouki. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.