Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting literatuur inleiding rechtspsychologie €14,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting literatuur inleiding rechtspsychologie

 7 vues  0 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Samenvatting van het boek Routes van het Recht voor het vak inleiding rechtspsychologie

Aperçu 4 sur 37  pages

  • Non
  • 1, 2, 20, 21, 24, 47, 17, 37, 38, 40, 18, 19, 43, 45, 46
  • 23 mars 2022
  • 37
  • 2020/2021
  • Resume
avatar-seller
Inleiding rechtspsychologie literatuur

Week 1
hoofdstuk 1, 2, 20, 21, 24, 47, 17 + extra literatuur op brightspace

Hoofdstuk 1
Rechtspsychologen zien voor hun vakgebied twee taken weggelegd in het recht. Ten eerste de studie
van het recht als gedragstechnologie en ten tweede de studie van het gedrag dat onder invloed van
het recht staat of zou moten staan. De psychologie houdt zich namelijk bezig met hoe mensen zich
gedragen, welke invloeden zij daarbij ondergaan, hoe mensen vinden dat anderen zich moeten
gedragen en hoe dat bewerkstelligd kan worden.
Er zijn enkele overeenkomsten tussen de rechtspsychologie en de rechtswetenschap, namelijk dat zij
beide in termen van individueel gedrag spreken en over concrete zaken gaan. Er zijn echter ook
verschillen tussen de twee disciplines. Het recht een normatief systeem waarin centraal staat wat
wel en niet hoort en met welke procedures de juiste toestand bereikt moet worden. Psychologie
daarentegen houdt zich bezig met descriptie: hoe het leven in elkaar steekt, hoe regels feitelijk een
rol spelen in het gedrag van mensen, hoe beslissingen genomen worden en hoe dat zich tot het
normatieve juridische kader verhoudt. Psychologisch onderzoek kan bijdragen aan het recht, doordat
het aantoont dat de middelen die door de jurist gebruikt worden niet de juiste toestand creëren.

Daarnaast is er ook een onderscheid tussen rechtspsychologie en forensische psychologie. Bij
rechtspsychologie gaat het om de psychologische functieleer, wat inhoudt dat er gekeken wordt naar
de algemene menselijke functies zoals waarnemen, herinneren en beslissen. Bij forensische
psychologie gaat het om de klinische psychologie en wordt er gekeken naar het afwijkend gedrag van
de individuen. Er wordt in de laatste versie dan ook weinig empirisch onderzoek uitgevoerd, terwijl
empirisch onderzoek in de rechtspsychologie juist de basis vormt.

William Stern kan gezien worden als de grondlegger van de rechtspsychologie. Hij kwam uit de groep
van geheugenpsycholoog Hermann Ebbinghaus die zich vooral bezighield met de algemene principes
die het menselijke herinneringsvermogen sturen. Stern focuste zich meer op de
getuigenverklaringen, waarbij hij laboratoriumstudies uitvoerde met proefpersonen. Het ging hierbij
om mock crimes (toentertijd Wirklichkeitsversuche genoemd). Hierbij ging het om ruzies die door de
onderzoekers in de collegezaal werden geënsceneerd en waarbij naïeve studenten als getuige
fungeerde. In Nederland begon de rechtspsychologie in 1909 door Simon van der Aa. Men probeerde
in deze tijd aan te tonen dat getuigenverklaringen onbetrouwbaar zijn aan de hand van
experimenten. Sinds de jaren na 1977 was er opnieuw onderzoek naar getuigenverklaringen,
verhoren van verdachten en herkenning door getuigen. Vanaf dat moment werden er verschillende
handboeken over rechtspsychologie gepubliceerd.

Er kwam vooral aandacht voor de tunnelvisie waar politie, het OM en rechters zich schuldig aan
maakten. Daarna zijn er verschillende maatregelen genomen om deze tunnelvisie tegen te gaan,
door kritische reflectie en tegenspraak te hanteren. Zo moet er binnen teams grootschalige
opsporing betere verslaglegging gedaan worden en wordt er gewerkt met hypotheses en scenario’s
waarbij ook andere verklaringen moeten worden overwogen en onderzocht. Ook dient ontlastend
bewijs goed vastgelegd te worden in het dossier, aangezien deze informatie ervoor zorgt dat de
aannemelijkheid van een scenario vermindert. Tegenspraak is ervoor bedoeld om group think tegen
te gaan, maar is volgens sommigen onnodig tijdverlies en inefficiënt omgaan met personeel. Ook zou
er niet genoeg capaciteit zijn om de tegensprekers volledig op de hoogte te stellen van het lopende
dossier. Er is ook een discussie gaande over herziening van een zaak, hierbij speelt het novum een
grote rol. Door voortschrijdende wetenschappelijke inzichten en technische mogelijkheden is er een

,grotere kans dat een oordeel van een deskundige niet meer houdbaar is en moet deze herzien
worden. Onder de nieuwe wetgeving kan een nieuw deskundigen rapport wel gelden als novum, mits
het aannemelijk is dat de nieuwe kennis tot een ander oordeel geleid zou hebben. Met de nieuwe
wetgeving mag de veroordeelde ook om herziening vragen en bestaan de deskundigen nu ook uit
wetenschappers en niet alleen uit juristen en politiefunctionarissen. Het nadeel is dat slechts een
klein deel van de veroordeelden geld genoeg heeft om een deskundige in te schakelen hiervoor.



Hoofdstuk 2
In een klassiek experimenteel ontwerp (design) is er sprake van een voormeting en een nameting
met daartussenin bij de experimentele groep een manipulatie (interventie) en bij de controlegroep
blijft deze manipulatie achter wegen. De proefpersonen worden ad random (aselect) toegevoegd aan
een groep en zo zijn er dus geen systematische verschillen die de uitkomsten kunnen beïnvloeden.
De interne validiteit van experimenten is hoog, doordat het zich zuiver en nauwkeurig richt op
specifieke effecten. De externe validiteit, dus de generaliseerbaarheid, is echter relatief beperkt. Er
wordt namelijk niet gewerkt met enorme steekproeven die representatief moeten zijn voor de
gehele bevolking. Bovendien zijn experimenten in het lab vrij ver verwijderd van de werkelijkheid. De
externe validiteit zal toenemen op het moment dat een experiment vaker, met verschillende
proefpersonen en op alternatieve wijzen uitgevoerd wordt.

Daarnaast zijn er nog andere soorten experimenten, die quasi-experimenten genoemd worden. Het
exacte ontwerp hangt hierbij af van de vraagstelling, de situatie en de mogelijke procedures van
gegevensverzameling. Wel wordt er in alle gevallen gebruik gemaakt van randomisering en meerdere
experimentele groepen om de externe validiteit te verbeteren. Er zijn echter wel experimenten
waarin geen controlegroep, randomisering en voor- en nameting gebruikt wordt. Een voorbeeld
hiervan is deur-studie van Simons en Levin naar veranderingsblindheid. Er zijn verschillende
experimenten. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

 Het experiment van Loftus met botsende auto’s. Loftus liet zien dat getuigen na allerlei
subtiele invloeden feilbaar zijn. Uit een experiment waarbij aan zo’n 45 studenten een
filmpje van botsende auto’s werd getoond, concludeerde zij dat de vraagstelling het
antwoord van iemand kan beïnvloeden. Daarna volgden nog twee experimenten waaruit
bleek dat de geheugens van de getuigen kon veranderen door na de gebeurtenis misleidende
informatie te geven.
 De deurstudie. Daniel Simons en Daniel Levin deden een veldonderzoek naar het vermogen
van mensen om veranderingen in visuele informatie te detecteren. Er werd een experiment
uitgevoerd waarbij er een persoonsverwisseling plaatsvond, waarbij de persoon heel andere
uiterlijke kenmerken had, tijdens een ondervraging die verstoord werd door een botsing met
twee anderen. Meer dan de helft van de proefpersonen had de persoonsverwisseling niet
door en lede dus aan veranderingsblindheid (change blindness). Later is er een soortgelijk
experiment uitgevoerd waarbij de proefpersonen een andere opdracht meekregen. Degenen
die goed op moesten letten, aangezien er een geheugentest zou volgen, herkenden voor het
merendeel wel de persoonsverwisseling en de andere groep slechts 13%. Hieruit volgt dat
veranderingsblindheid vooral voorkomt als mensen informatie op een oppervlakkige wijze
encoderen.
 Het Alt-toets experiment van Kassin en Kiechel. Valse bekentenissen komen vaker voor dan
men denkt. Het experiment toonde in een laboratorium-setting wanneer men overgaat tot
het bekennen van iets wat zij niet hebben gedaan. Het experiment was erop gericht om te
onderzoeken in welke mate men iets bekend dat zij niet gedaan hebben ten gevolge van de

, confrontatie met vals bewijs en in hoeverre men zelf gaat geloven in hetgeen waarvan hij
beschuldigd wordt. In het experiment las de onderzoeker (confederate) een aantal letters
voor die de proefpersoon in moest tikken op de computer. Ze mochten hierbij niet de alt-
toets indrukken, anders crashte het systeem. Bij elk proefpersoon crashte het systeem en
werden zij ondervraagd of ze de alt-toets ingedrukt hadden. Bij de helft van de groep
getuigde de onderzoeker dat de proefpersoon de alt-toets ingedrukt had (ook als dit niet zo
was) en bij de andere helft niet. De proefpersonen uit de eerste groep gaven voor het
merendeel allemaal toe, toen het valse bewijsmateriaal naar voren gehaald werd.
Er is kritiek op het experiment, aangezien het niet realistisch te noemen valt doordat er niets
op het spel stond voor de proefpersonen.
 Crashing memories en het probleem van source monitoring. Hierbij heerste de vraag of er
herinneringen in het geheugen van getuigen gestopt konden worden die niet gebeurd waren.
Hierbij werd er gebruik gemaakt van het neerstorten van een Boeing. Aan juristen en artsen
werd en enige tijd later gevraagd wat ze zich van die opnames konden herinneren. Er waren
geen opnames van gemaakt en dus wisten de onderzoekers zeker dat de antwoorden een
pseudo-herinnering moest zijn. Dit kan verklaard worden door twee fenomenen: ten eerste
de inferatie van kennis. Op basis van ideeën en kennis over wat er zou kunnen zijn gebeurd
komt men tot een bepaalde conclusie. Ten tweede wordt dit beeld ook nog foutief
genormeerd als bron van kennis. Dat betekent dat er een foutieve afweging gemaakt wordt
als er beslist wordt of de beelden gebaseerd zijn op fantasie of op waarneming.
 Het Deese-Roediger-McDermott-paradigma. Dit experiment bestaat uit het aanleren van een
aantal woorden aan mensen di sterkt geassocieerd zijn met één woord, de critical lure
(lokwoord), dat niet in de lijst opgenomen was. Deese viel het namelijk op dat na het oplezen
van deze lijst met woorden, men vaak het lokwoord opnoemde ter herinnering van de lijst
met woorden. Dit wordt als pseudo-herinnering aangemerkt. Dit kan op twee manieren
verklaard worden. Ten eerste is er de activation/monitoring theorie. Dat houdt in dat de
sterke associatie met de woordenlijsten ook het lokwoord heeft geactiveerd. Bovendien
moet hierbij de source monitoring error betrokken worden. Hierbij vergist iemand zich of
een woord/vraag van externe bronnen afkomstig is of vanuit de eigen gedachte. Ten tweede
is er de fuzzy-trace theorie, waarbij er bij ervaringen twee geheugensporen achterblijven. De
eerste is de verbatim-herinnering, waarbij de ervaringen letterlijk gebeurd zijn. De andere is
de gist, waarbij de algemene sporen blijven bestaan en de letterlijke langzaam verdwijnen.
Het letterlijke spoor is bij het gebruiken van het lokwoord dus verdwenen.
 Het experiment van Asch naar groepsconformiteit bij het schatten van lijnlengtes. De
experimenten van Asch laten zien dat mensen geneigd zijn zich aan een
meerderheidsstandpunt aan te passen, zelfs als het evident is dat dit standpunt onjuist is. Dit
wordt compliance, groepsconformiteit of meegaandheid genoemd. Bij het uitgevoerde
experiment moesten 8 proefpersonen een keuze maken. Zeven daarvan wisten van het
goede antwoord en kozen unaniem voor het foute antwoord. De overige proefpersoon ging
hierbij meestal met het foutieve antwoord van de meerderheid mee. Niet iedereen ging
echter met de groep mee. Groepsconformiteit wordt gezien als een fenomeen dat
tunnelvisie kan versterken.
 Het Milgram-experiment met elektrische schokken. Hierbij was er een leraar en een leerling.
De leerling was onderdeel van het experiment en de leraar was daadwerkelijk een
proefpersoon. De leraar moest vragen stellen aan de leerling en bij elk foutief antwoord
mocht deze de leerling een schok geven. Bij elke fout kwam er 15 volt bij. De leerling kreeg
niet echt schokken, maar de leraar moest dit wel denken. Er werd gekeken naar hoe lang
men doorging met schokken geven. Als de proefpersoon wilde stoppen zei de

, onderzoeksleider dat ze door moesten gaan. Hierbij werd gekeken naar de gehoorzaamheid
van mensen.
 Het onderzoek van Schünemann. Als mensen een mening gevormd hebben over iets, zullen
zij zich aan deze mening vasthouden, zelfs als er informatie gegeven wordt dat de mening
geen grondslag heeft. Dit wordt belief perseverance genoemd. Schünemann vroeg zich af of
rechters hier gevoelig voor zijn en bootste een echte strafzaak na waarbij er gemanipuleerde
gegevens aan de rechters werd getoond over een verdachte waarvan de schuld niet goed
vastgesteld kon worden. Er waren twee groepen; groep 1 kreeg informatie dat de verdachte
schuldig was en groep 2 kreeg informatie dat minder duidelijk aangaf dat er sprake van
schuld was. Hieruit bleek dat het bewijsoordeel van rechters wordt beïnvloed door
dossierinformatie die zij voorafgaand de zaak krijgen. Zo blijkt dat rechters die informatie
over een schuldige verdachte krijgen, vaak de verdachte daadwerkelijk als schuldig opgeven,
ongeacht wat voor tegenargumenten zij kregen.



Hoofdstuk 20
In de meeste strafzaken is er nauwelijks twijfel of de verdachte schuldig is en kan de rechter zich
focussen op een passende straf voor het strafbare gedrag. Soms is het echter zo dat de verdachte
blijft ontkennen en dat de rechter zijn besluit moet nemen op de bewijsmiddelen van het OM. In het
proces van de strafzaak behandelt de rechter de bewijsmiddelen van het OM en moet hij aan de
hand daarvan en de argumenten van de advocaat van de verdachte zijn oordeel vormen. De meeste
rechters redeneren niet aan de hand van kansrekening, ondanks dat dit wel een handige methode
zou zijn. De Bayesiaanse bewijswaardering schetst het beeld van de rechterlijke taak als volgt:
Bij aanvang van de zaak heeft de rechter een zekere initiële overtuiging dat de verdachte het ten
laste gelegde heeft gedaan. Daarna bestudeert hij het opgelegde bewijsmiddel en vraagt zich af:
1. Wat de kans is dat dat bewijsmiddel wordt aangetroffen als de verdachte het ten laste gelegde
heeft gedaan
2. Wat de kans is dat dat bewijsmiddel wordt aangetroffen als de verdachte het ten laste gelegde niet
heeft gedaan
Deze kansen worden de conditionele kansen op het bewijsmiddel genoemd. Vervolgens integreert hij
de drie kansen en komt hij tot de finale overtuiging in de vorm van een finale kans dat de verdachte
het ten laste gelegde feit heeft begaan. Is die kans groot genoeg dan veroordeelt hij en anders
spreekt hij vrij. Hiervoor bestaat een handig hulpmiddel: de regel van Bayes.

In een strafzaak heeft de rechter drie taken:

1. Nagaan of de aan de verdachte ten laste gelegde feiten door de verdachte zijn gepleegd
2. Nagaan of dat feit strafbaar is en of de verdachte dat kan worden toegerekend -> is er sprake
van schulduitsluitingsgronden
3. Indien deze twee vragen bevestigend beantwoord zijn, besluiten welke straf of maatregel hij
oplegt

Als bij de rechter het idee ontstaat dat de verdachte schuldig is, kan er bij hem nog een twijfel
ontstaan of het te vergezocht is. In het Angelsaksisch rechtssysteem wordt dat verwoord door te
spreken van het vaststellen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan beyond reasonable
doubt. De structuur van strafrechtelijk bewijs betreft de feiten is dat de officier van justitie een lezing
opdient over wat er is gebeurd, waarin de verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan strafbare
handelingen. Hin wil aannemelijk maken dat dat scenario de werkelijkheid weergeeft. Dat is geslaagd
als hij positieve en negatieve argumentatie gebruikt. Positieve argumentatie houdt in dat er getoond

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur noavdberg2001. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €14,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

79373 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€14,99
  • (0)
  Ajouter