Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting OnderwijsLP collegestof + literatuur Sousa + artikelen €7,39   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting OnderwijsLP collegestof + literatuur Sousa + artikelen

3 revues
 153 vues  24 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

De collegestof is in dit document volledig aangevuld met alle literatuur uit het boek van Sousa en de artikelen. Alles wat je nodig hebt om voor je tentamen te studeren!

Aperçu 4 sur 78  pages

  • Oui
  • 23 mars 2022
  • 78
  • 2021/2022
  • Resume

3  revues

review-writer-avatar

Par: maritschaapherder • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: denise17701 • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: aimeedujardin • 2 année de cela

avatar-seller
Isa van der Moer Onderwijsleerproblemen


College 1. Introductie
Special Needs Introductie & Hoofdstuk 8. Emotionele en Gedragsstoornissen
Leren: “leren is een actief proces in het verkrijgen en behouden van kennis, zodat het toegepast kan worden in
toekomstige situaties.” (Sousa, p.38).
- Op het moment dat een leerling niet actief wilt leren, ontstaan er problemen.

Kinderen met speciale onderwijsbehoeften
- Kinderen die gediagnosticeerd zijn met specifieke onderwijsleerproblemen, waaronder problemen in
spreken, lezen, schrijven, aandacht, rekenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag;
- Kinderen die aanvullende instructies/ondersteuning krijgen om basisvaardigheden te verbeteren;
- Kinderen die problemen ervaren in het leren op school.

De nature van de problematiek is verschillend voor ieder probleem/individu. Nieuwe technieken in
hersenonderzoek maken keuzes m.b.t. behandeling/vormgeving van onderwijs voor elke lln mogelijk. Wegens de
heterogeniteit van de leerproblematiek, is interdisciplinaire samenwerking nodig om tot oplossing te komen.
Armoede is van invloed op schoolprestaties – ernstige armoede leidt tevens tot kleiner hersenvolume in
de frontale, temporale kwabben en de HC. Daarbij worden deze kids minder gestimuleerd door ouders.
Breinplasticiteit kan de cognitieve gebreken beperken door de omgeving te bevorderen → omdat het brein
plastisch is, kun je je cognitieve vaardigheden versterken van buitenaf.

Onderwijsleerproblemen
… Problemen … Die kinderen hebben bij het leren van de kennis en vaardigheden die zij op school moeten
verwerven (van Lieshout, 2009). – Problemen met het verwerven van kennis/vaardigheden. Problemen met:
- Cognitieve ontwikkeling – lezen, rekenen etc.
- Sociaal-emotionele ontwikkeling;
- Werkhouding en motivatie;
- Zintuigelijke ontwikkeling (valt buiten de cursus).

Passend Onderwijs
In Nederland hebben we PO, bedacht om leerlingen die problemen hebben met het verwerven van kennis en
vaardigheden te betrekken in goed/passend onderwijs.
- Alle kinderen krijgen een passende plek die past bij de ondersteuningsbehoefte;
• Kinderen komen niet langdurig thuis te zitten, omdat er geen passende plek in het onderwijs is.
• In de praktijk is het vinden van een passende plek soms nog steeds een probleem.
- Een kind gaat naar een gewone school als dat kan – regulier onderwijs.
• Een kind gaat naar het speciaal onderwijs als intensieve begeleiding nodig is – deze grens is echter
lastig te bepalen.
- Scholen hebben mogelijkheden voor onderwijsondersteuningen op maat;
• Er hoeft hiertoe niet perse een diagnose gesteld te worden bij het kind.
- De kwaliteiten en onderwijsbehoefte van het kind zijn bepalend, niet de beperkingen.
In de praktijk zie je grote verschillen in hoe scholen met passend onderwijs omgaan. Er zijn diverse modellen
ontwikkeld voor het bieden van ondersteuning in het onderwijs.

Modellen voor ondersteuning in het onderwijs
- Multi-tiered systems of support (MTSS)
• Response to intervention (RTI) – leren;
• Schoolwide positive behavior support (SWPBS/PBS) – gedrag
- Handelingsgericht werken.




1

,Isa van der Moer Onderwijsleerproblemen


MTSS
- Er zijn verschillende niveaus van instructie/interventies.
- Monitoren of een kind- kijken in welk niveau het kind zich bevind.
- Intensiteit van de instructie/interventie aanpassen aan de behoefte
van de leerling.
• Onderste niveau krijgt iedereen – basiscurriculum;
• Als het basiscurriculum niet aanslaat is extra ondersteuning
mogelijk in tier twee – bijvoorbeeld in kleine groepjes.
o Als dit nog steeds niet het leertraject/
gedragsverbetering verzorgt ga je naar:
• Intensieve/individuele begeleiding.

Handelingsgericht werken
= Constant proces wat de leerkracht in de klas gebruikt - Gericht op de klas;
[Waarnemen, begrijpen, plannen en realiseren]
1. Waarnemen: evalueren hoe het gaat – kijken waar lln staan.
2. Signaleren van lln met specifieke onderwijsbehoeften;
• Soms zijn er geen lln met onderwijsbehoeften.
3. Benoemen van specifieke onderwijsbehoeften = begrijpen.
4. Clusteren van kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften;
5. Opstellen van een groepsplan;
6. Uitvoeren van een groepsplan;
7. Evalueren.

Motivatie
Motivatie = “Het verlangen van een individu om deel te nemen aan het eigen leerproces; de redenen/doelen die
ten grondslag liggen aan het wel/niet deelnemen aan leeractiviteiten”.

Waarom kijken naar motivatie?
Studiemotivatie is een voorspeller voor:
- Discipline in het schoolwerk;
- Prestaties op de schoolse taken;
- Welbevinden op school – er is hier sprake van een interactieve relatie (welbevinden -> prestatie).
Als leerlingen niet gemotiveerd zijn, dan uit zich dat ook:
- Passief en lusteloos, dromen weg in de klas;
- Behalen ondermaatse schoolresultaten;
- Dit kan uitmonden in opstandig of zelfs agressief gedrag in de klas.
Bij studenten met leerproblemen is er een significante samenhang tussen motivatie en academische prestaties.
- We zien veelal een lage motivatie bij leerproblemen, wat bijdraagt aan mindere schoolprestaties.

Kernbegrippen bij motivatie
- Self-efficacy: geloof in de eigen vaardigheid om een specifieke taak uit te voeren – kan je het wel/niet?
• Wordt beïnvloed door eerdere ervaringen (niet alleen eigen ervaringen, maar ook van anderen);
• Als anderen constant worden afgeblaft om fouten, vertrouw je eigen kunnen ook minder.
- Intrinsieke versus extrinsieke motivatie, geeft aan wat de bron of de oorsprong van motivatie is;
• Intrinsieke motivatie betekent dat iemand vanuit zichzelf als interesse heeft in het onderwerp;
• Extrinsieke motivatie betekent dat inzet vanuit een ander persoon of ding wordt beloond.
- Interne of externe attributie, geeft aan waar de leerling de controle voor gebeurtenissen neerlegt;
• Interne attributie legt de controle voor succes en/of falen bij zichzelf; Ik heb het tentamen gehaald,
want ik had goed geleerd.
• Externe attributie legt de controle voor succes en/of falen bij iets of iemand zelf – ik heb het
tentamen niet gehaald, want het was een slecht tentamen.
- Motivatie is een complex spectrum met verschillende lagen, waarbij meerdere doelen tegelijk een rol
kunnen spelen. Waar motivatie vandaan komt is niet aan één oorsprong toe te wijzen.




2

,Isa van der Moer Onderwijsleerproblemen


Motivatietheorieën
Motivatie is niet hetzelfde als betrokkenheid of schoolse attitude.
- Motivatie is de drijfveer en bepaalt het waarom achter de inzet.
- Betrokkenheid en attitude gaan over hoe leerlingen hun schoolwerk aanpakken.
• Een betrokken leerling zal zich meer inspannen (gedragsmatig), enthousiast zijn (emotioneel),
gebruik maken van diepgaande verwerkingsstrategieën (cognitief) en zelf verantwoordelijkheid
nemen voor het leerproces (zelfsturend).
• Wederzijdse beïnvloeding tussen motivatie en betrokkenheid, risico op een vicieuze cirkel.
o Dit kan de goede kant opwerken – waarbij betrokkenheid leidt tot intrinsieke motivatie.
Het kan ook de andere kant opwerken, waarbij je je terugtrekt, het niet meekrijgt en
daardoor minder motivatie…
- We zullen twee theoretische perspectieven op motivatie behandelen, namelijk:
• Zelf-determinatie theorie;
• Prestatiedoelenbenadering = achievement theorie.

Zelf-Determinatie Theorie-Intensiteit
Twee dimensies van motivatie
- Intensiteit van motivatie
- Kwaliteit van motivatie.
Intensiteit varieert van een totaal gebrek aan motivatie (a-motivatie) tot zeer gemotiveerd:
- Beïnvloed door gebrek aan geloof in eigen kunnen (lage effectiviteitsverwachting)
- Beïnvloed door gebrek aan geloof dat de gewenste uitkomst kan worden gehaald
(uitkomstverwachting).
- Studenten die niet of weinig gemotiveerd zijn:
• Zien soms onvoldoende de waarde van een leeractiviteit in – wat heb je eraan?
• Vertonen weinig inzet bij het leren, omdat ze geen controle ervaren over hun studieresultaten;
• Hebben moeite om zichzelf te reguleren, met de organisatie van het leerproces en vertonen van
stuurloos leergedrag.

Zelfdeterminatie theorie: Kwaliteit
Verschil tussen willen en moeten: we onderscheiden vier subgroepen, gebaseerd op de manier van reguleren.
- Leerlingen die willen, hebben autonome motivatie, zij kunnen zichzelf motiveren;
• Intrinsieke regulatie: iemand is uit zichzelf geïnteresseerd en gemotiveerd voor de taak zelf en
stuurt zichzelf daardoor aan.
• Geïdentificeerde regulatie: externe motivatie, omdat iemand zich motiveert met de waarde, stuurt
iemand zichzelf– je vindt dit vak niet heel interessant, maar je wilt wel heel graag je diploma halen.
Je neemt de motivatie voor het behalen van je diploma mee in het vak zelf.
- Daartegenover staan de leerlingen die moeten, zij hebben gecontroleerde motivatie.
• Geïntrojecteerde regulatie: vermijden van schuldgevoel/schaamte, vanuit angst werken – bang dat
je ouders negatief naar je gaan kijken als je het niet goed doet…
• Externe regulatie: werkt vanuit verwachtingen van beloning of bestraffing.
Vaak is het niet alleen maar één ding. Je kunt iets voor een groot deel interessant vinden, maar je tegelijkertijd
ook extra ervoor inzetten (introjectie) omdat je bang bent wat anderen vinden als je het niet doet.

Zelfdeterminatie theorie: behoeften:
- Autonomie: het ervaren van psychologische vrijheid en het kunnen maken van keuzes;
- Competentie: het gevoel dat het mogelijk is om een activiteit succesvol af te kunnen ronden.
- Verbondenheid: kan worden ervaren door een warme band te scheppen met zowel leeftijdsgenoten als
de leerkracht.
Als deze basisbehoeften vervuld worden, alleen dan is er een veilige basis om gemotiveerd te zijn.

Prestatiedoeltheorie: taak- en prestatiedoelen
Taakdoelen zijn doelen die gericht zijn op het begrijpen en beheersen van studiemateriaal. Leerlingen die
taakdoelen stellen – als je iets wilt weten/leren vanuit jezelf.
- Zijn bereid om uitdagingen aan te gaan en spannen zich in om te leren;
- Kunnen langer doorzetten als het tegen zit en ervaren meer plezier in het leren;


3

, Isa van der Moer Onderwijsleerproblemen


- Kunnen eigenlijk niet falen (ze leren altijd wel iets), het maken van fouten wordt niet als erg ervaren –
relatief is het falen minder bedreigend voor iemand zijn zelfbeeld.
- Bestuderen de leerstof aandachtiger en grondiger en maken meer gebruik van diepgaande
verwerkingsstrategieën.
Prestatiedoelen: richten zich er volgens de theorie op om vooral positieve competentiefeedback te krijgen.
- Bij prestatiedoelen kan je wel slagen/falen;
- Hierdoor ontstaat de neiging om vooral lagere doelen te formuleren – makkelijker te behalen;
- Eerder proberen om met minimale inspanning het maximale resultaat te halen;
- Attributie: lln met prestatiedoelen voelen zich vaak competent, maar neigen ernaar om slechte scores
toe te wijzen aan externe factoren.
- Maken meer gebruik van oppervlakkige verwerkingsstrategieën.

PDT: de valentie-dimensie
De volgende stap in de ontwikkeling van de prestatiedoelen theorie was het onderscheid tussen toenaderings-
en vermijdingsdoelen, ook wel bekend als de valentie-dimensie.
Taakdoelen (richt zich op de taak en het behalen van top)
- Taaktoenaderingsdoelen: doelen gericht op aan de taakvereisten te voldoen.
- Taakvermijdingsdoelen: vermijden dat je niks leert/niet voldoen aan de taakvereisten – hierbij is het
mogelijk om te falen.
Prestatiedoelen (richt zich meer op anderen, i.p.v. vaardigheden).
- Prestatietoenaderingsdoelen: competentie als positieve uitkomst. Hierbij is de leerling gericht op
positieve competentiefeedback en probeert om beter te presteren dan anderen om een goede indruk
op anderen te maken.
- Prestatievermijdingsdoelen: het vermijden van falen. Hierin probeert de leerling om te vermijden om
minder goed te presteren dan de medeleerlingen. Als de leerling wel minder zou presteren dan de
medeleerling, zou dat een bedreiging zijn voor de eigenwaarde.

Strategieën voor het verbeteren van motivatie
Trainingen ontwikkeld voor leerkrachten om de motivatie van leerlingen te verbeteren:
- Gebruikt een autonomie-ondersteunende leerkrachtsstijl – waarbij de leerkracht autonomie en
zelfstandigheid aanmoedigt.
- Creëer een omgeving die bemoedigend en uitdagend is. Zorg er hierbij voor dat de uitdaging aansluit bij
het niveau van de leerling – aanspreken in de zone van naaste ontwikkeling: waar iemand iets wel kan
leren, maar wel met hulp.
• Als het buiten de ZNO ligt, dan is het heel bedreigend voor de lln.
- Verbind wat er geleerd wordt met de echte wereld, zodat zij beeld hebben van de reden dat ze iets
leren.
- Evalueer de taak, niet de student: zelf-waarde moet afgescheiden kunnen worden van de prestatie.
• Reageer positief op de vragen die de leerling stelt.

Leesmotivatie
Voor de afname van motivatie om te lezen, worden twee mogelijke oorzaken genoemd:
- Fourth Grade slump = groep 6 crisis
• Lezen wordt een verplicht middel voor school om te leren;
• Van “leren om te lezen” naar “lezen om te leren”
• Teksten die worden aangeboden zijn steeds complexer en abstracter, de minder vaardige lezer
gaat minder plezier ervaren in het lezen = verschillen worden groter.
- Verschuiving van vrijwillig naar verplicht lezen: naarmate kinderen ouder worden gebeurt lezen steeds
meer omdat dat moet voor school en daardoor steeds minder met zelf gekozen boeken.

Ontwikkeling van leesmotivatie
- Jonge kinderen houden van lezen/verhalen;
- Vanaf groep 3 begint de leesmotivatie terug te lopen – steeds verder terug;
- Algemeen vindt op het primair onderwijs 82% van de leerlingen lezen leuk;
- In de bovenbouw vindt 18% lezen niet leuk;
- Eind groep 8 zien we dat de leesmotivatie verder terugloopt.


4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur isavdmoer. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

78998 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,39  24x  vendu
  • (3)
  Ajouter