Samenvatting - Werkplekleren: Inspelen op onderwijsbehoeften (gedrag en emotie, wiskunde, taal, motoriek)
Samenvatting boek: gedragsproblemen in de klas. Onderwijskunde Gedrag en Leren
Tout pour ce livre (22)
École, étude et sujet
Hogeschool InHolland (InHolland)
Leraar Basisonderwijs PABO
Kennis Passend Onderwijs
Tous les documents sur ce sujet (30)
Vendeur
S'abonner
michelleblom1
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting: gedragsproblemen in de klas
(in het basisonderwijs)
Boek van: Anton Horeweg, 1e druk
HS 1 – Gedragsproblemen in de klas
1.1 probleemgedrag
1.1.1 wat is het verschil tussen een gedragsprobleem en een gedrags-
(of ontwikkelings)stoornis?
Stoornis: - Is niet te verhelpen en dus permanent, oorzaak zit in genen of
neurologie.
- Je wordt ermee geboren en hebt er weinig invloed op.
- Zijn vaak meer problemen tegelijkertijd.
- Leidt vaak tot ernstige beperkingen in sociaal functioneren thuis,
op school en/of
- op werk.
Probleem: - Ontstaat door verkeerde interactie tussen kind en omgeving.
- Bv: door trauma, slechte opvoeding, relatie met leerkracht of
leerproblemen.
- Is oplosbaar.
1.1.2 kijken naar gedragsproblemen: een tweedeling
Externaliserend probleemgedrag: gedrag dat je als leerkracht opmerkt.
Dwars, dwingend, onrustig, brutaal.
Agressief, dominant, niet-sociaal, niet eerlijk en regels schendend.
Wisselende buien, onvoorspelbaar, explosief angstig, snel beledigd.
Weinig motivatie, slechte werkhouding.
Internaliserend probleemgedrag: merk je (bijna) niet op als leerkracht. Heeft
voornamelijk het kind zelf last van.
Moeilijk contact maken, niet communicatief en eenzijdig gericht.
Stil, gesloten, angstig, hebben weinig aansluiting, passief, somber.
Heel onzeker, weinig zelfvertrouwen, faalangstig, dwangmatig in gewoonten.
1.1.3 valkuil bij het kijken naar probleemgedrag
Gedrag moet je concreet maken voor een beter zicht op wat niet goed gaat,
waardoor je het effectiever kan proberen te veranderen. In plaats van door
gedrag gelijk te interpreteren.
1.1.4 hoe ontstaat probleemgedrag?
Je kan op verschillende manieren naar probleemgedrag kijken.
Vroeger: kijken naar wat het kind mankeerde.
Tegenwoordig: kijken naar kind in zijn omgeving niet alleen naar of het
kind zijn gedrag moet veranderen, maar ook naar wat er in zijn omgeving
moet veranderen.
Er zijn factoren die probleemgedrag kunnen veroorzaken. (gezinssituatie,
omgeving, vrienden, persoonlijkheid). Maar er zijn ook beschermende factoren
die probleemgedrag juist kunnen voorkomen. (gezinssituatie, omgeving,
vrienden, persoonlijkheid).
Een gedragsprobleem is vaak ook een interactieprobleem.
,1.2 de rol van de leerkracht
1.2.1 niet het kind, maar de leerkracht moet (soms) veranderen
Bij een veranderde houding van de leerkracht blijft dat probleemgedrag van een
kind vaak verandert. De verschillen in omgang met ‘moeilijke’ kinderen komt
vaak doordat we allemaal een andere kijkwijze naar het kind en zijn gedrag
hebben. Je moet verkeerd gedrag ook blijven zien als verkeerd gedrag, maar het
kind niet zo identificeren.
Een gesprek met het kind is ook verstandig. Vooral het kind moet praten in dit
gesprek. Zo kan je samen uitzoeken waarom het kind dwars is.
1.2.2 wat kun je nog meer doen?
Om te leren moeten ze zich veilig voelen en het naar hun zin hebben bij jou. De
relatie is dus erg belangrijk en hiervoor is het praten met de kinderen van belang.
Hierdoor voelen ze zich gezien, erkend en gewaardeerd. Verder is het erkennen
van goed gedrag belangrijk, dit gedrag laten ze dan meestal vaker zien. Ook
moet je ongewenst gedrag kunnen relativeren en ze andere alternatieven
aanleren.
1.2.3 taalgebruik: ‘dat lukt je toch niet’ veranderen in ‘dat lukt je nog
niet’
Schrap woorden als nooit, altijd, iedereen en niemand uit het vocabulaire die je
gebruikt als je praat over gedrag. Niemand doet iets bijvoorbeeld ‘nooit’ of
‘altijd’. Als je tegen het kind zelf praat kan je het beste verwijzen naar nog betere
resultaten en naar het succes van de poging.
1.2.4 voorspelbaar handelen
Wees als leerkracht voorspelbaar. Vertel wat je gaat doen en doe dit dan echt.
Wees hierin consequent en maak de consequenties van een misstap ook
duidelijk. Hierdoor straf je zelf ook minder snel uit emotie. Soms kan je met
bepaalde kinderen ook best andere afspraken maken dan dat je met de rest van
de klas hebt.
Probeer positieve controle uit te oefenen en benoem dus wat goed gaat. Als je
moet benoemen wat fout gaat gebruik dan de ik-boodschap. Tegenover een keer
kritiek/correctie zouden vier complimenten moeten staan. Geef kinderen ook
(gedeeltelijk) autonomie, ze weten zelf best goed wat bevorderlijk is voor hun
leerproces.
1.2.5 de leerkracht is rolmodel
Laat zelf ook het gedrag zien dat je van de kinderen verwacht. Een fout maken
hierin is niet erg, maar geeft die ook toe richting de kinderen. Dit zullen ze
begrijpen en waarderen.
1.3 andere preventieve maatregelen
1.3.1 preventief werken
Zet in op de relatie met de kinderen, ze willen gekend worden.
Verwelkom de kinderen als ze binnen komen, je kan dan bv. aflezen wat hun
stemming is.
Bekijk af en toe hoe de kinderen kijken, eventueel kan je naar aanleiding
daarvan een praatje maken.
Bewaak de relaties tussen de kinderen onderling.
Zorg voor een duidelijke en voorspelbare omgeving.
Maak je lessen voorspelbaar: vertel van tevoren wat ze gaan leren, hoe ze dat
doen en evalueer.
Zorg dat je goed te volgen bent.
Zorg dat de groepssfeer positief is en blijft.
, Geef de kinderen verantwoordelijkheid, maak samen de regels.
De kinderen moeten weten wat wel/niet mag.
Zorg voor succeservaringen en benoem dit.
Verwacht veel van de groep en spreek deze verwachtingen ook uit.
Behandel ze allemaal gelijkwaardig, maar niet als gelijken.
Besef hoe belangrijk je, als leerkracht, bent voor de leerlingen.
Benoem vooral positieve punten.
Leerproblemen moet je op tijd signaleren en pak ze ook aan.
Benut het begin van het schooljaar.
1.3.2 benut het begin van het schooljaar
Elke klas gaat de fases van groepsvorming door. De groepsleden bepalen
(on)bewust hoe de groep zich zal gaan gedragen. Door in te grijpen kan je het
proces ombuigen.
Forming: groepsleden kennen elkaar nog niet of ze weten niet of alles hetzelfde
is gebleven. De groep
is nog rustig en ze zijn vooral bezig met zichzelf en hoe ze overkomen. Dit is de
verkenningsfase en duurt bij nieuwe groepen 1 tot 2 weken en bij groepen die
elkaar al kennen een paar dagen.
Storming: ze weten enigszins wat ze van de anderen kunnen verwachten en de
grenzen van eigen veiligheid zijn verkend. Er zijn botsingen, onenigheid en
ruzietjes. De hiërarchie wordt bepaald en dit kan leiden tot verschillende
resultaten:
Een positief samenwerkende groep.
Een groep waar concurrentie en machtsstrijd voorop staat.
Een groep die uiteen valt in subgroepen of een hoofdgroep met een paar
outsiders.
Norming: de leiders bepalen hoe er met elkaar wordt omgegaan. De (on)bewust
bepaalde ongeschreven regels van hen staan zo goed als vast en veranderen dan
nog amper.
Performing: ze zijn klaar voor het werken. Is het nu geen positieve groep, dan zal
dat waarschijnlijk niet meer veranderen. Deze fase gaan bij een nieuwe groep in
na 1,5 tot 2 maanden en bij een groep die elkaar al kent kan dat na zo’n 2 weken
zijn.
Termination: het einde van het jaar nadert, dit vinden ze vaak jammer en dan
kunnen ze gaan mopperen. Zo wordt het afscheid nemen minder zwaar. Groepjes
kunnen gaan klitten en er kan normvervaging optreden.
1.3.3 een goede groep maken
Een goede groep voorkomt veel gedragsproblemen. Hoe bereik je dit?
Geef als leerkracht het goede voorbeeld.
Begin in de forming-fase al met de norming. Je kan ze dan tot positieve
normen laten komen.
Zet in de eerste 2 weken het groepsproces op de 1 e plek, voor het werk.
Maak samen de groepsregels, zo’n 5-7 basisregels. Hang ze goed zichbaar
op en laat ze door iedereen ondertekenen.
Bespreek dagelijks even de dag. Laat ook de kinderen aan het woord komen
en laat vooral het positieve benoemen.
Evalueer na een week de regels en pas eventueel aan. Doe dit hierna eens in
de zoveel weken.
Je kan gesprekjes met de klas voeren over een goede leider.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur michelleblom1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.