Met behulp van deze samenvatting heb ik een 8,4 gehaald voor het tentamen! Uitgebreide en gegronde samenvatting van het vak formeel strafrecht uit het D-cluster. Bevat alle belangrijke stof uit het boek, aangevuld met arresten en informatie uit de hoorcolleges.
Formeel strafrecht, een beknopte samenvatting
Formeel strafrecht, een complete samenvatting
Tout pour ce livre (66)
École, étude et sujet
Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN)
HBO-Rechten
Inleiding formeel strafrecht
Tous les documents sur ce sujet (25)
Vendeur
S'abonner
Chris26
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting Strafrecht I – Formeel strafrecht
Boek: strafprocesrecht (veertiende druk)
Lesweek 1, college 1
Stof: H1 en H2 tot en met par 2.6.1 en de paragraven 3.4.2 (art 6 EVRM) en 3.4.3. (art 8 EVRM).
Bronnen van het strafprocesrecht:
- Wetboek van Strafvordering (Sv)
- Wegenverkeerswet (WVW)
- Opiumwet
- Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM)
- Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR)
- Jurisprudentie
Hierbij geldt de lex specialis bijzondere wet gaat voor de algemene wet. Opiumwet gaat dus
bijvoorbeeld voor het Wetboek van Strafvordering.
Functies/doel van het strafprocesrecht:
- Om een veroordeling en bestraffing mogelijk te maken. Hier valt aan de ene kant het
bevorderen van de (juridische) waarheidsvinding onder en aan de andere kant het regelen
van de schakels tussen het strafbare feit en de door de rechter op te leggen strafrechtelijke
sanctie.
- Het waarborgen van fundamentele rechten van personen tegen willekeurige inbreuken door
middel van overheidsoptreden. Dit is een belangrijk doel omdat de overheid (politie/OM)
geneigd kan zijn om in haar zoektocht naar de waarheid door te schieten. Bijvoorbeeld de
politie mag niet zo maar iedereen aanhouden. Hiervoor moet er eerst sprake zijn van een
verdachte in de zin van art. 27 Sv (zie artt. 53 of 54 Sv). Bovendien mag niet elke verdachte
in voorlopige hechtenis worden genomen (zie artt. 67 en 67a Sv).
Aan de ene kant creëert het strafprocesrecht dus bevoegdheden om de waarheidsvinding te
bevorderen, maar aan de andere kant worden ook waarborgen voor de individuele burger gecreëerd.
Tussen deze doelstellingen (waarheidsvinding tegenover bescherming van fundamentele rechten)
kan een spanningsveld ontstaan.
Actoren in de strafrechtpleging:
- De rechter: hij is onafhankelijk en onpartijdig (art. 6 lid 1 EVRM). Hij is actief bij het
onderzoek betrokken. Hij is eindverantwoordelijk voor de uitkomst van het geding, hetgeen
betekent dat het zijn taak is te zorgen dat de uitspraak in overeenstemming is met het recht
en de feiten.
- De officier van justitie: hij vertegenwoordigt bij de rechtbank het OM. De ovj is belast met de
vervolging van strafbare feiten, en hij is dus partijdig. Hierbij geldt het
opportuniteitsbeginsel: van vervolging mag ook worden afgezien (art. 167 lid 2 Sv). Een
andere belangrijke taak van hem is de opsporing van strafbare feiten. Hij hoeft het ten laste
gelegde feit niet te bewijzen.
- De verdachte: heeft een vrije rol. Zijn positie wordt gemarkeerd door de
onschuldspresumptie en het nemo tenetur-beginsel. Hij hoeft zijn onschuld niet te bewijzen
en hij hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling. De vrijheid van de verdachte is
niet onbegrensd.
- De raadsman: de verdachte heeft recht op rechtsbijstand (art. 37 Sv). De raadsman is niet in
dienst van de overheid. Dat verschaft hem t.o.v. de overheid een onafhankelijke positie. Hij
moet het belang van zijn cliënt dienen en niet het belang van een ander. Hij heeft een eigen
verantwoordelijkheid die wordt bewaakt door de gedragsregels en het tuchtrecht.
, - Het slachtoffer: hij kan niet deelnemen aan het tegen de verdachte gevoerde strafproces.
Het slachtoffer kan ook als benadeelde partij met een vordering tot schadevergoeding
worden genoemd (art. 51f Sv).
- Overige partijen: de politie, de griffier, de getuige, de deskundige, de tolk/vertaler en de
reclassering.
Uitgangspunten en beginselen van het strafprocesrecht.
Het uitgangspunt is het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel (art. 1 Sv): houdt in dat overheidshandelen
gebaseerd moet zijn op een vooraf aanwezige wettelijke bepaling. Dit houdt in dat de bevoegdheid
om als overheid inbreuk te maken op door de grondwet of internationale verdragen gegarandeerde
fundamentele rechten bij wet moet zijn voorzien. Het woord 'wet' heeft de betekenis van wet in
formele zin. Ook betekent dat wetten niet met terugwerkende kracht mogen worden toegepast.
Het legaliteitsbeginsel heeft een functie als rechtszekerheid, want het biedt ons als burgers
bescherming tegen de overheid (OM/politie) die heel veel mag, zoals aan/in je lichaam voelen,
privégegevens achterhalen, etc. En de overheid mag dat dus alleen maar wanneer de wet in formele
zin daartoe een bevoegdheid geeft aan de overheid.
Daarnaast heeft het legaliteitsbeginsel als functie het beschermen tegen willekeur van
strafrechtstoepassing belastende instanties (OM/politie).
Het daadwerkelijk toepassen van een inbreuk op fundamentele rechten moet altijd een 'legitiem
doel' hebben en 'noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.' Dit blijkt uit nationale, maar
ook uit internationale rechtspraak (EHRM). Behoeft politie-optreden dat geen inbreuk maakt op
grondrechten van de individuele burger dan geen wettelijke basis? Jawel, maar in een dergelijk geval
biedt art. 3 Politiewet een voldoende wettelijke basis. In dit artikel is namelijk de algemene
taakomschrijving van de politie verwoord. Dit artikel legitimeert niet tot het maken van een 'meer
dan geringe' inbreuk op rechten en vrijheden van burgers. Wanneer er een stelselmatige inbreuk
wordt gemaakt op bijvoorbeeld het privéleven van de burger zoals omschreven in art. 8 EVRM dan is
er een expliciete wettelijke bevoegdheid nodig. Is de inbreuk geringer dan biedt in beginsel artikel 3
Politiewet voldoende basis.
De beginselen die je als burger kan hebben (en die de overheid ook kan schenden) zijn:
- Gelijkheidsbeginsel
- Vertrouwensbeginsel
- Equality of arms
- Verbod op dubbele vervolging (ne bis in idem-beginsel)
- Recht op een eerlijk proces
- Zuiverheid van oogmerk
- Redelijke en billijke belangenafweging
- Onschuldpresumptie
- Nemo Tenetur
Gelijkheidsbeginsel: het gelijkheidsbeginsel in het strafrecht gaat uit van de gelijke behandeling van
gelijke gevallen.
Vertrouwensbeginsel: dit ziet erop dat een verdachte gerechtvaardigd mag vertrouwen op
mededelingen van politie en justitie. Zo moet de verdachte kunnen vertrouwen op een door het OM
gedane toezegging dat de zaak zal worden geseponeerd. Als de OvJ desondanks toch vervolgt, kan hij
niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de vervolging in strijd is met het vertrouwensbeginsel.
,Equality of arms: het beginsel van equality op arms gaat ervan uit dat zowel de verdediging als het
OM met hetzelfde dossier en met dezelfde middelen strijden.
Verbod op dubbele vervolging (ne bis in idem-beginsel): het verbod van artikel 68 Sr houdt in dat een
verdachte niet tweemaal voor hetzelfde feit mag worden vervolgd.
Recht op een eerlijk proces: dit beginsel is vastgelegd in artikel 6 lid 1 EVRM.
Beginsel van zuiverheid van oogmerk: ook wel bekend als het verbod op misbruik van bevoegdheid
(Franse vertaling: ‘Detournement de pouvoir’) houdt in dat een publieke bevoegdheid niet mag
worden aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij gegeven is. Misbruik van bevoegdheden
speelt vaak bij de inzet van algemene controlebevoegdheden in het verkeersrecht (art. 160 WVW)
ten behoeve van de opsporing.
Het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging: hierin liggen de in het strafrecht geldende
eisen van proportionaliteit en subsidiariteit besloten. Relevante belangen dienen behoorlijk tegen
elkaar te worden afgewogen. Beslissingen die (in verhouding tot het algemeen belang) onevenredig
groot nadeel aan de belangen van de burger toebrengen, dienen achterwege te blijven.
Onschuldpresumptie (art. 6 EVRM en art. 14 lid 2 IVBPR): vermoeden van onschuld. Het houdt in dat
een verdachte onschuldig wordt geacht totdat het tegendeel door een rechter wordt bewezen. De
onschuldpresumptie is in artikel 6 lid 2 EVRM verankerd en moet worden uitgelegd als een richtlijn
voor de houding van de strafvorderlijke autoriteiten en de rechterlijke macht. Zij mogen er geen blijk
van geven de verdachte bij voorbaat als schuldig aan te merken. De overheid mag de verdacht niet
als reeds veroordeelde aanmerken, en moet ook alle waarborgen die daarbij horen in acht nemen.
Drie belangrijke punten bij de onschuldspresumptie:
1. Het OM moet schuld bewijzen. De verdachte kan dus niet worden belast met het bewijzen
van de onschuld.
2. De rechter moet ‘uitstralen’ dat hij de verdachte niet al als veroordeelde aanmerkt tijdens de
zitting (art. 271 lid 2 Sv). Op de zitting is de verdachte nog geen veroordeelde en de rechter
moet er ook met die wijze mee omgaan.
3. Er moet voorkomen worden dat de verdachte tijdens het proces aan irreparabele
maatregelen wordt onderworpen. Tijdens het proces mogen er dus geen dingen gebeuren
die achteraf niet meer hersteld kunnen worden en dat dus alle inbreuken die op de
verdachte gemaakt worden ook conform de wet zijn, zodat er bijvoorbeeld geen verklaringen
afgenomen worden omdat het pressieverbod geschonden wordt of omdat cauties worden
vergeten of omdat er onrechtmatige doorzoekingen plaatsvinden.
Artikel 8 EVRM: recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven.
Dit artikel beschermt ons als burger tegen onrechtmatig gebruik van opsporingsbevoegdheden door
de overheid (OM/politie).
Wanneer de overheid een inbreuk op de privacy wil maken moet dit voldoen aan de eisen van art. 6
lid 2 EVRM: de inbreuk op privacy moet vooral bij de wet zijn toegestaan. Dus in Sv moet een
bevoegdheid staan die toestaan dat de overheid inbreuk maakt op dat recht.
Bijvoorbeeld: wanneer en op grond waarvan mag je nou als politie/OM in een smartphone kijken en
wanneer schendt je daarmee het recht van eerbiediging van iemands privéleven. Daarnaast mag de
politie ook niet zomaar jouw huis in zonder dat daarvoor een expliciete bevoegdheid is gegeven.
Zie ook jp: onderzoek in smartphone wanneer jouw smartphone in beslag is genomen, wat mag de
overheid daar dan allemaal mee?
, Deze uitspraak is met name van belang wanneer de bevoegdheid van art. 94 (jo 95/96) Sv voldoende
is voor een onderzoek in je smartphone. En wanneer is die bevoegdheid te ligt en hebben ze
bijvoorbeeld een bob bevoegdheid nodig om in die smartphone te gaan kijken omdat ze anders art. 8
EVRM schenden? Dat is bepaalt in dit arrest (over wanneer je nou wel of niet art 8 EVRM schendt).
Indien de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (zie art. 8 EVRM)
als beperkt kan worden beschouwd, biedt de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren,
zoals art. 94 Sv (of art. 3 Politiewet) voldoende ‘legitimatie’ (voldoende wettelijke basis)
Indien dat onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is verkregen van
bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de gegevensdrager of het
geautomatiseerde werk (meestal ‘de verdachte’), kan dat onderzoek jegens hem onrechtmatig zijn.
(daarvoor is een specifieke wettelijke regeling nodig)
(NB: onthoudt dit criterium i.v.m. de Bijzonder opsporingsbevoegdheden in College 6 om te
beoordelen wanneer er sprake is van ‘Stelselmatige observatie in de zin van art. 126o/126m Sv)
Nemo tenetur-beginsel: niemand hoeft aan zijn eigen veroordeling mee te werken (art. 14 lid 3 sub g
IVBPR).
Dit hangt dus een beetje samen met de onschuldspresumptie, want daarbij kan de verdachte niet
worden belast met het bewijzen van zijn onschuld.
Nemo tenetur vloeit voort uit art. 29 Sv: je moet in vrijheid je verklaring kunnen afleggen, zonder
ongeoorloofde pressie (het pressieverbod en het zwijgrecht) lid 1. En de verdachte is niet tot
antwoorden verplicht (de cautie) en dit moet altijd van te voren worden medegedeeld lid 2.
Dus verschil artikel 6 EVRM en artikel 8 EVRM:
Art. 6 EVRM geeft een ieder die strafrechtelijk vervolgd wordt het recht op een eerlijk proces (en de
onschuldspresumptie staat ook in dit artikel). Het recht van de verdachte op een eerlijk proces omvat
in deze benadering het recht op een openbare behandeling van zijn zaak binnen redelijke termijn
door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. In lid 3 staan een aantal
minimumrechten opgesomd die aan de verdachte toekomen die zorgen voor een eerlijk proces.
Art. 6 EVRM bedoelt dus een waarborg te zijn tegen willekeurige bestraffing. Tegelijk garandeert het
artikel de individuele vrijheid van de burger die van strafbare feiten wordt beschuldigt. Die burger
behoeft zijn onschuld niet aan te tonen en hij neemt als procespartij een vrije positie in tegenover de
overheid. Voorts vraagt art. 6 EVRM om een respectvolle bejegening van verdachten. Onnodige
aantasting van eer en goede naam moet vermeden worden. Ook in ander opzicht mag het proces
niet onnodig belastend zijn.
Art. 8 EVRM garandeert eenieders recht op privacy. Dit artikel beschermt daarnaast uiteenlopende
zaken als de lichamelijke integriteit, de gezondheid, de eer en goede naam, de intieme levenssfeer en
het familie- en gezinsleven. Het verzamelen, documenteren en gebruiken van persoonlijke gegevens
valt ook onder het bereik van art. 8 EVRM. Het strafprocesrecht heeft allerlei raakvlakken met het
recht op privacy, zoals het opsporingsonderzoek en toepassing van dwangmiddelen (doorzoeken van
woningen, afluisteren van de telefoon en het DNA-onderzoek. Daarnaast kan in het openbaar
onderwerpen van slachtoffers aan een getuigenverhoor zeer traumatiserend zijn, en daarmee binnen
het bereik van art. 8 EVRM vallen. Kortom: de overheid moet zich onthouden van het maken van een
inbreuk op de privacy. Maar art. 8 lid 2 EVRM maakt duidelijk dat er uitzonderingen mogelijk zijn, en
formuleert de voorwaarden waaraan die uitzonderingen moeten voldoen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Chris26. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.