Organisatiekunde En Ethiek Bedrijfskunde (BDKIEO13R1)
Tous les documents sur ce sujet (1)
1
vérifier
Par: kaib1 • 2 année de cela
Vendeur
S'abonner
AfafZadnane
Avis reçus
Aperçu du contenu
Organisatiekunde
H2 De belangrijkste stromingen in de organisatiekunde
Klassieke organisatiekunde
De rol van de manager en de gezagsverhoudingen binnen een organisatie.
Het scientific management van Taylor
Frederick W. Taylor (1856-1915) (bedrijfsingenieur), was van mening dat leidinggeven
een kwestie was van toepassen van wetenschappelijk verantwoorde methoden en
technieken.
Scientific management: De managementtheorie die zich richt op de verbetering van
de efficiëntie van bedrijfsactiviteiten door systematische en wetenschappelijke studie en
werkmethoden, gereedschappen en productiviteitsstandaarden. (Grondlegger van het
scientific management).
Uitgangspunten:
1. Ontwikkelen van de beste manier voor het uitvoeren van de taken door de
arbeider.
2. Selecteer, train, onderwijs en ontwikkel iedere arbeider op
wetenschappelijke wijze.
3. Werk samen met arbeider en lever een stimulans (geld).
4. Verdeel het werk en de verantwoordelijkheid gelijkelijk over het management
en de arbeiders.
Kritiek op Taylor, (scientific management):
- Normstellingen zijn niet wetenschappelijk. (Hij claimde dat zijn theorie
wetenschappelijk is).
- Er was geen aandacht voor de mens. (Overtollig personeel werd ontslagen etc.).
In Taylors scientific management staat voortdurend controle van het geleverde werk
centraal.
Het scientific management van de Gilbreths
Frank Gilbreth (1868-1924) hield zich bezig met arbeidsstudie en werd bij zijn werk
geholpen door zijn vrouw Lilian (1878-1972), die psychologe was.
Arbeidsstudie bestaat onder andere uit tijd- en methodestudie.
- Tijdstudie: Onderzoek dat gericht is op de tijdbesteding van arbeiders per handeling.
- Methodestudie: Onderzoek naar gebruikte versus optimale werkmethoden.
- Ergonomie: Het toepassen van biologische, psychologische en technische kennis om
te komen tot een optimale onderlinge aanpassing van de mens en zijn werkomgeving.
De algemene managementtheorieën van Fayol
Henri Fayol (1841-1925) was een Franse mijnbouwingenieur en de eerste Europeaan die
een complete, samenhangende visie op de organisatiekunde zou geven.
De scientific managementtheoretici hielden zich vooral bezig met het
productiemanagement.
De algemene managementtheorie beschouwt management in algemene zin als
universeel toepasbaar op de gehele organisatie.
Fayol gaf in zijn boek (administration et générale) een overzicht van de kernelementen
van management:
- Vooruitzien en plannen: De toekomst ‘te voorspellen’ en op basis daarvan een
actieplan maken.
1
Afaf Zadnane
,- Organiseren: Het opbouwen van de organisatiestructuur, personeelsbestand en
middelen.
- Bevelen: Het personeel werkende houden.
- Coördineren: Het bij elkaar brengen van alle activiteiten en inspanningen in de
organisatie.
- Controleren: Het nagaan of alles binnen de organisatie wel volgens vastgestelde
regels gaat.
Fayol gaf 14 managementprincipes aan, waarvan eenheid van gezag en eenheid van
bevel de belangrijkste zijn:
Eenheid van gezag: Een werknemer mag maar slechts van één persoon instructies
ontvangen. Om onduidelijkheden over gezag en werkinstructie te vermijden.
Eenheid van bevel: Werkzaamheden moeten met één bepaalde doelstelling, onder
leiding van een baas met één plan plaatsvinden.
Fayol stond lijnrecht tegenover Taylor met het idee van eenheid van gezag, die de
managementactiviteiten opdeelde in een stelsel van acht verschillende bazen.
Taylor en Fayol waren het wel een s over het feit dat goed leiding kunnen geven geen
eigenschap is, maar een aan te leren vaardigheid.
De algemene managementtheorieën van Weber
Max weber (1864-1920) was een Duitse filosoof, theoloog en jurist die veel aandacht
besteedde aan de invloed van religie op de samenleving.
Webers belangrijkste bijdrage aan de organisatiekunde was de ontwikkeling van het
concept bureaucratie.
Bureaucratie: Een managementtheorie die de werkmethodiek loskoppelt van personen.
Weber koppelt gezag bijvoorbeeld los van de persoon die het gezag uitvoert,
en koppelt het in plaats daarvan het gezag aan de functie die iemand
bekleed.
In principe staat in bureaucratie niets ter discussie. Er is weinig tot geen afstemming
nodig, omdat de procedures alles tot in puntjes regelen. ‘Regels zijn regels’.
Gedragskundige benadering
De klassieke organisatiekunde richtte zich voornamelijk op het
ontwerpen van ideale organisatiestructuren en werkprocedures.
Begin jaren 30 twintigste eeuw nieuwe stroming in de
organisatiekunde, die vonden dat er te weinig aandacht werd
besteed aan de factor mens
De gedragskundige aanpak van Mayo
Hawthorne-onderzoek uitgevoerd door Australiër Elton
Mayo:
Conclusie uit onderzoek
Het feit dat menselijke verhoudingen en sociale behoeften van de
werknemers, samen met technische aspecten, van cruciaal belang zijn voor een
onderneming.
Humanrelationsbenadering: Management volgens het principe dat werknemers
worden gezien als leden van door henzelf gevormde groepen met hun eigen leiders
en gedragscodes, in plaats van als. Werknemers zonder enig verband die taken
individueel uitvoeren.
Maslows behoeftepiramide
Abraham Maslow (1908-1970) was een van de eerste psychologen uit de
organisatiekunde die zich bezighield met de motivatie van werknemers.
2
Afaf Zadnane
, Maslow (1943) verklaarde het menselijk gedrag aan de hand van een door hem
ontworpen behoeftehiërarchie. Hij gaf aan dat de motivatie van de mens bepaald wordt
door opeenvolgende behoeftefasen waarin hij kan zitten:
1. Fysiologische behoeften (zuurstof, voeding, kleding, onderdak)
2. Behoefte aan zekerheid en veiligheid (bescherming)
3. Behoefte aan acceptatie (vriendschap, openomen worden in een groepje)
4. Behoefte aan waardering en erkenning (succes, prestige)
5. Behoefte aan zelfontplooiing (iets bereiken in het leven, je in de gewenste
richting kunnen ontwikkelen).
Behoeftepiramide: De ontwikkelingsfase van de menselijke behoeften.
Revisionisme
De revisionistische theorie: Een organisatietheorie die streeft naar een herziening en
samenvoeging van de klassieke en gedragskundige organisatietheorie.
McGregor X- en Y-theorie
Douglas McGregor (1906-1964) kwam, evenals Elton Mayo en Abraham Maslow, tot de
ontdekking dat effectief management een goed begrip vereist van het menselijk gedrag
en de menselijke natuur.
Het beeld dat managers hebben van de menselijke natuur bepaalt volgens McGregor de
wijze waarop een manager met zijn ondergeschikten omgaat.
Theorie X: De veronderstelling dat de mens van nature lui s, alleen wil werken als er
sprake is van dwang en dreiging met sancties, geen ambitie of initiatief kent en alleen
voor het geld komt werken.
Theorie Y: De aanname dat mensen van nature graag werken, zichzelf onder controle
kunnen houden, verantwoordelijkheid zoeken, creatief zijn en behoeften van een hoog
niveau proberen te bereiken op het werk.
Rensis Likerts ‘linking-pin’-principe
Rensis Likert (1967) was de eerste organisatiekundig denker die streefde naar een
samenvoeging van de klassieke en de gedragskundige stroming.
Linking-pinstructuur: Een organisatie bestaat uit elkaar overlappende groepen die bij
elkaar gehouden worden door mensen die als verbindende schakel (linking-pin)
functioneren (Likert).
Blake en Moutons ‘material grid’
Robert blake en Jane Mouton (1972) zijn Amerikaanse Zorg voor productie
psychologen en leiden een Amerikaanse
consultancyorganisatie die gedragswetenschappelijke
kennis ter beschikking stelt aan de industrie.
Gezelligheids- Team-
Verschillende opstellingen van de scientific- Zorg voor mensen
vereniging management
managementaanhangers en de aanhangers van de
humanrelationsstroming brachten Blake en Mouton bij Tussenpositie
elkaar in het volgende schema:
Material grid: Schema waarin de mogelijke
aandachtsgebieden van de manager (bedrijfsbelang,
taakgerichtheid versus personeelsgerichtheid) tegen elkaar
uitgezet zijn.
Verarmd Taakmanagement
De beste positie die een manager op material grid kan management
scoren is de positie: teammanagement.
3
Afaf Zadnane
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur AfafZadnane. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.