Pagina 1 van 92
Personen- en familierecht
Doelstellingen:
- Basisprincipes en begrippen (examenvraag: 2 begrippen uitleggen + wetgeving +
voorbeeld kunnen geven).
- De inhoud van juridische documenten interpreteren en omschrijven.
- Probleemstellingen oplossen a.d.h.v. wetboek.
- Advies formuleren.
Boek = puur naslagwerk. Slides en lessen zijn basis!
Inleiding
Waar wordt personen- en familierecht geregeld
Waar vind je de wettelijke bepalingen die regelen:
1. Welke wederzijdse rechten en plichten tussen echtgenoten bestaan.
Art. 212 e.v. oud BW
2. Dat je aan kinderen geen voornaam mag geven die aanleiding geven tot verwarring of het kind
kunnen schaden.
Art. 370/2 BW
3. Dat men vanaf 18 jaar bekwaam is om rechtshandelingen te stellen.
Art. 488 oud BW
4. Dat men een verklaring tot wettelijke samenwoning kan afleggen.
Art. 1475-1476 oud BW
5. Dat een kind onder ouderlijk gezag van zijn ouders blijft tot de meerderjarigheid.
Art. 372 oud BW
6. Dat de afstamming van een kind langs vaderszijde het gevolg kan zijn van een erkenning door de
vader.
Art. 319 oud BW
Wat is een persoon?
= elke entiteit die drager kan zijn van rechten en plichten. Deze eigenschap = rechtsbekwaamheid.
Er zijn 2 soorten personen (1) natuurlijke persoon en (2) rechtspersoon.
(1) Natuurlijke persoon
Uit zijn aard is de mens een persoon in de juridische betekenis van het woord. Elke mens heeft
rechten en plichten. Hij kan goederen kopen, hij mag huwen, kan erven, mag schenken,…
Dieren hebben in ons recht geen persoonlijkheid, alhoewel bepaalde wetten ervoor zorgen dat
personen gehouden zijn om het dierenwelzijn te respecteren. In het nieuwe BW worden ze als een
aparte categorie beschouwd (art. 3.39 BW).
, Pagina 2 van 92
De natuurlijke personen of mensen zijn allen rechtsbekwaam en principieel in gelijke mate (art. 10
GW en art. 4 oud BW). Wel geldt de gelijkheid volgens de Grondwet enkel voor de Belgen. Anderzijds
wordt aan elke vreemdeling op het Belgisch grondgebied dezelfde bescherming gegeven tenzij de
wet hier uitdrukkelijk van afwijkt (art. 191 GW en art. 5 oud BW).
Hierdoor zal een vreemdeling in de praktijk BIJNA dezelfde rechten hebben als een Belg: hij kan
huwen, kan contracten afsluiten, kan eigendom bezitten,…
Aangezien de burgerlijke dood afgeschaft is (art. 18 GW), kan GEEN mens in ons land rechteloos
worden, of m.a.w. zijn rechtsbekwaamheid volledig verliezen.
Voorbeeld
Vreemdelingen hebben niet alle politieke rechten. Door de grondwetswijziging van 1998 kunnen
burgers van de EU stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen (art. 8 GW). Door de wet van 19
maart 2004 kunnen zelfs niet-Europese vreemdelingen, mits ze 5 jaar in België hun
hoofdverblijfplaats hebben, hun stem uitbrengen bij de gemeenteraadsverkiezingen.
Sommige veroordeelden worden als sanctie bepaalde rechten ontzegd. Zij verliezen het recht om
te kiezen of verkiesbaar te zijn, om openbare ambten te vervullen… (art. 31 Sw.).
Voor bepaalde door de wet opgesomde personen wordt de rechtsbekwaamheid in relatie tot
bepaalde andere personen beperkt. Het is dus geen algemene onbekwaamheid maar een wettelijk
bepaalde onbekwaamheid.
Voorbeeld
Bepaalde personen mogen omwille van hun functie geen schenkingen ontvangen of geen
begunstigde zijn van testamenten, uitgaande van een persoon die ze hebben behandeld
gedurende de ziekte waaraan hij overleden is. Het gaat hierbij onder andere om doctors in de
geneeskunde, personeelsleden van rust- en verzorgingstehuizen en bedienaren van de
erediensten (art. 909 oud BW).
Ook de rechter kan bepaalde onbekwaamheden uitspreken.
Voorbeeld
Wie als dader, mededader of medeplichtige schuldig is bevonden aan het plegen van bepaalde
feiten waardoor iemand overlijdt, kan uitgesloten worden om van de overledene te erven (art. 727
oud BW).
(2) Rechtspersonen
Het recht geeft aan bepaalde groeperingen van personen en/of middelen ook de hoedanigheid van
persoon. Daardoor kunnen deze rechtspersonen, los van de samenstellende natuurlijke personen,
aan het rechtsverkeer deelnemen zoals een mens, als dragers van subjectieve rechten en plichten.
Dit heeft geen persoonlijkheidsrechten gaan we het dus NIET over hebben.
Deel 1: Staat, bestaan, naam en woonplaats van
natuurlijke personen
Hoofdstuk 1: staat
= verschillende hoedanigheden die de rechtstoestand bepalen van een persoon (art. 6, §2 oud BW).
, Pagina 3 van 92
Die rechtstoestand kan gelden tegenover de overheid (status civitatis)(nationaliteit), de familie
(status familiae)(verwantschap of gehuwd of niet) en als enkeling (leeftijd, geslacht, psychische
geestestoestand, elementen die de persoon identificeren zoals zijn naam en zijn woonplaats).
Kind
Meerderjarig zijn
Student zijn
…
Elk van deze individuele aspecten van de persoon worden aangeduid als elementen van staat.
Gezien het belang van de staat kan deze ENKEL voortvloeien uit of krachtens een wet. Zo stelt de wet
de verkrijging ervan afhankelijk van een rechtsfeit (geboorte, overlijden, leeftijd), een
rechtshandeling (huwelijk, erkenning), een gerechtelijke uitspraak (echtscheiding, adoptie,
onbekwaamverklaring) of een formele wet (naturalisatie).
Rechtsfeiten = feit/gebeurtenis/handeling waaraan het recht rechtsgevolgen koppelt.
Rechtshandelingen = handeling die wordt gesteld met als doel rechtsgevolgen te creëren.
Omdat de staat iemands rechtspositie bepaalt, moet hij tegenstelbaar zijn aan IEDEREEN. Omwille
van de rechtszekerheid vereist dit een zekere stabiliteit van de elementen van staat. Hieruit vloeien
een aantal kenmerken voort.
(1) Wettelijke regels
Zowel het verkrijgen (doen ontstaan), verliezen (doen verdwijnen), wijzigen als overdragen van de
elementen (subjectieve rechten) van staat moet gebeuren volgens wettelijke regels, want dit zijn
rechtsgevolgen van rechtsfeiten en rechtshandelingen. Hiervan mag men NIET afwijken, omdat deze
regels de openbare orde aanbelangen.
Voorbeeld
De toestemming volstaat niet om een geldig huwelijk te sluiten. Er moeten diverse
formaliteiten vervuld worden (art. 165-166 oud BW). Ook de beëindiging van het huwelijk
kan niet door loutere toestemming van de echtgenoten. Er is een rechterlijke uitspraak
nodig die de echtscheiding vastlegt (art. 229 oud BW).
Je kunt niet zo maar Belg worden. De voorwaarden hiervoor liggen vast in het Wetboek
van de Belgische nationaliteit van 28 juni 1984, BS 12 juli 1984.
(2) Onverjaarbaar
Bovenstaande brengt mee dat de elementen van staat onverjaarbaar zijn. Het tijdsverloop blijft
zonder invloed op iemands rechtstoestand.
Voorbeeld
Ook al woon je 30 jaar met iemand samen, dan nog ben je niet automatisch gehuwd.
Een echtgenoot die al 30 jaar niet meer samenwoont met zijn echtgenote, zal nog steeds
als gehuwde erven wanneer de andere echtgenoot overlijdt, ondanks de langdurige
feitelijke scheiding (art. 745bis oud BW).
(3) Onbeschikbaarheid
, Pagina 4 van 92
= dat men over de staat geen overeenkomsten kan sluiten. Je kunt er dus niet naar goeddunken over
beschikken (verkopen, weggeven)(art. 2 en 128 oud BW).
De wet zelf kan natuurlijk wel uitzonderingen bepalen.
Voorbeeld
Het is bijvoorbeeld mogelijk om door onderlinge toestemming uit de echt te scheiden. De wet
voert hier als voorwaarde in dat deze toestemming aan een aantal voorwaarden onderhevig is
(art. 230 oud BW).
(4) Enkelvoudig
De staat is enkelvoudig, hetgeen betekent dat voor elk element van staat op een bepaald moment
maar één toestand mogelijk is.
Voorbeeld
Je bent meerderjarig of niet, je bent kind van X of niet, je bent gehuwd of niet, je bent vrouw of
niet, je bent Belg of niet. Een klein beetje getrouwd zijn, is dus niet mogelijk.
!! Rechtsfeit ≠ rechtshandeling !!
Rechtshandelingen:
Auteur
Private
Publieke
Aantal partijen
Eenzijdig
Meerzijdig
Rechtsgevolgen
Vestigend
Overdragend
Bevestigend
Uitdovend
Vormvoorwaarde
Plechtige
Vormvrije
Invloed vermogen
Daden van genot
Daden van beheer
Daden van beschikking
Je krijgt een staat vanaf je bestaan. De eigen staat is evolutief, maar ook elementen van staat zijn
evolutief. De staat valt onder de openbare orde (!).
Publiciteit: de staat moet gepubliceerd worden in het BS, in het belang t.a.v. derden (!).
Hoofdstuk 2: bestaan
Het bestaan van een natuurlijke persoon vangt in beginsel aan bij zijn geboorte (dit gebeurt door een
aangifte bij de burgerlijke stand) en eindigt bij de dood (ook hiervan gebeurt een aangifte bij de
burgerlijke stand). Deze regel kent evenwel heel wat nuanceringen.