Onderzoeksvaardigheden
Deel 1: Introductie
1. Begrippen
Aandachtsblindheid = zo hard focussen op één element dat men blind is voor alles wat daarbuiten
gebeurt, zelfs als men er met onze neus bovenop zitten.
Base rate fallacy = komt voor als je geen rekening houdt met de omvang of de verhouding van
populaties, maar je laat misleiden door opvallende vertegenwoordigers of kenmerken van een
populatie.
Fast thinking = zorgt ervoor dat het overgrote deel van onze dagdagelijkse beslissingen onbewust en
op routine maken.
Slow thinking = helpt ons bij het maken van bewust, doordachte beslissingen.
Selectieve waarneming = naast het focussen op bepaalde aspecten worden er ook contrastvragen
gebruikt.
Vooroordelen = je gaat vooraf aan de feitelijke waarneming. Ze berusten meestal op een gebrek aan
kennis.
Essentialisme = filosofische theorie, die stelt dat iedere entiteit wordt gedefinieerd door een aantal
noodzakelijke eigenschappen.
Confirmation biass (tunnelvisie) = de cognitieve neiging van mensen om meer waarde te hechten aan
informatie die hun eigen voorkeur en hypotheses bevestigt.
Groepsdruk = de druk die groepsleden ondervinden om hun gedrag af te stemmen op wat zij
inschatten dat de normen van de groep zijn.
Cognitieve dissonantie = de onaangename spanning die iemand ervaart bij tegenstrijdige
overtuigingen, ideeën of opvattingen of bij handelen in strijd met de eigen overtuiging.
Toevalligheden = een vorm van het ruimere begrip onbepaalde oorzaak, waaronder wordt verstaan
iedere gebeurtenis die onbedoeld, ongericht of ongestructureerd het plaatsvinden van een andere
gebeurtenis bepaalt.
Feit vs. Mening = hoe meer bewijzen er te vinden zijn en hoe minder tegenindicaties, hoe sterker het
feit.
Het is niet altijd gemakkelijk om feiten en meningen te onderscheiden:
- Als we onvoldoende kennis hebben om te bepalen of het om een feit of een mening gaat;
- Als anderen doen alsof ze spreken over om een algemeen bekend feit, terwijl het eigenlijk
een persoonlijke mening is.
Primaire bron = informatie die direct afkomstig is van personen die te maken hebben met een
bepaalde gebeurtenis, persoon of tijdspanne. De informatie komt dus zelf uit de periode waarover
wordt gesproken en is niet later samengesteld of uit 2 e hand vernomen.
,Secundaire bron = historische bron die voortbouwt op informatie die eerder is opgeslagen in een
primaire bron. Door combinatie en interpretatie kan nieuwe informatie ontstaan die in oudere
bronnen ontbrak.
Deel 2: Onderzoekscompetenties in de praktijk
Hoofdstuk 1: kennismaking met onderzoek
Wat leer je in dit hoofdstuk?
Verschillende onderzoeksvormen herkennen;
De voorwaarden voor kwaliteitsvol onderzoek bewaken doorheen een eigen
onderzoeksproject;
Rekening houden met onderzoeksethiek doorheen een eigen onderzoeksproject.
Enkele belangrijke basisprincipes:
(1) Onderzoeksvormen
(2) Voorwaarden voor kwaliteitsvol onderzoek
(3) Onderzoeksethiek
1. Onderzoeksvormen
Er bestaan heel wat verschillende onderzoeksvormen, die alle een verschillende aanpak vragen.
We kunnen deze onderzoeksvormen op verschillende manieren indelen:
(1) Fundamenteel en toegepast onderzoek;
(2) Kwantitatief en kwalitatief onderzoek;
(3) Beschrijven, vergelijkend, definiërend, evaluerend, verklarend en ontwerponderzoek.
1.1. Fundamenteel en toegepast onderzoek
1) Fundamenteel onderzoek
Richt zich op het uitbreiden en uitdiepen van kennis. Het resulteert in universele principes, algemene
theorieën en nieuwe inzichten in processen en structuren. Het voornaamste doel is het creëren van
nieuwe kennis, zonder meer.
Voorbeeld
Het Studiecentrum voor Kernenergie onderzoekt hoe de menselijke genen reageren op de straling
van radioactieve stoffen.
2) Toegepast onderzoek
Zoekt antwoorden op specifieke vragen en/of oplossingen voor problemen. Via toegepast onderzoek
worden kennis, producten en methoden ontwikkeld die meteen toegepast kunnen worden in de
praktijk.
Voorbeeld
Het Studiecentrum voor Kernenergie werkt mee aan de ontwikkeling van radiotherapieën om
kanker te bestrijden.
Fundamenteel onderzoek Toegepast onderzoek
, Doel Uitbreiden algemene kennis. Oplossingen zoeken voor
concrete vragen en
problemen.
Resultaat Universele principes, algemene In de praktijk toepasbare
theorieën en nieuwe inzichten. kennis.
Een specifieke vorm van toegepast onderzoek = praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Deze
onderzoeksvorm ontwikkelt kennis, producten en methoden die bijdragen tot het oplossen van
problemen in de beroepspraktijk of het beleid (de overheid). Dit type onderzoek draagt op die
manier bij tot innovatie van de beroepspraktijk.
In hogescholen, waaronder ook de HoGent, wordt deze vorm van onderzoek uitgevoerd.
Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek heeft altijd een duidelijke link met de opleidingen.
Opmerking
Het onderscheid tussen fundamenteel en toegepast onderzoek is NIET helemaal zuiver!
Fundamenteel en toegepast onderzoek zijn de 2 uitersten van een breed spectrum van
onderzoeksvormen. Daartussen zitten een heleboel vormen die eerder fundamenteel zijn
of eerder toegepast.
Fundamenteel en toegepast onderzoek beïnvloeden elkaar. Fundamenteel onderzoek
ontwikkelt kennis die toegepast onderzoek gebruikt om een concreet probleem op te
lossen. Dit kan op zijn beurt nieuwe onderzoeksvragen voor fundamenteel onderzoek
opleveren.
Voorbeeld
Wereldwijd wordt onderzoek gedaan naar het effect van gluten op de gezondheid van de mens
(fundamenteel onderzoek). In de brouwerij van de HoGent wordt onderzocht wat de impact is van
het brouwproces op de glutengehaltes in bier en gaat men op zoek naar technieken en
hulpmiddelen die het brouwen van glutenvrij bier mogelijk maken (toegepast onderzoek).
1.2. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek
1) Kwantitatief onderzoek
Hierbij wordt cijfermatige informatie over het onderzoeksobject verzameld. Dit soort onderzoek is
gericht op het meten en tellen van hoeveelheden, aantallen, percentages,…
Voorbeelden
- Bevatten groenten die geteeld zijn in de stad meer zware metalen (bijvoorbeeld lood, zin)
dan groenten die gekweekt worden op het platteland?
- Welke kanalen (bijvoorbeeld social media, advertenties in kranten, op straat) gebruiken
Belgische non-profitorganisaties het meest om fondsen te werven?
- Is het aantal verkeersslachtoffers gedaald sinds er meer alcoholcontroles worden
uitgevoerd?
Om een antwoord te zoeken op deze vragen, gebruik je kwantitatieve onderzoeksmethoden:
gecodeerde vragenlijsten, turven, meten,… De gegevens die je verzamelt, zijn voornamelijk cijfers.
Die worden geanalyseerd met statistische technieken en programma’s zoals Excel en SPSS (SPSS is
een statistisch computerprogramma dat vaak gebruikt wordt in de sociale wetenschappen).
, 2) Kwalitatief onderzoek
Hierbij worden inhoudelijke gegevens over en inzichten in het onderzoeksobject verzameld. Het is
gericht op het onderzoeken van opinies, ideeën, overtuigingen, wensen, motivaties, behoeften,
verklaringen enzovoort.
Voorbeelden
- Hoe verloopt de huidige begeleiding van mantelzorgers en hoe wordt die ervaren door de
betrokken organisaties en mantelzorgers?
- Wat zijn de criteria om een goed zorglandbouwbedrijf uit te bouwen?
- Hoe kunnen we het gebruik van tablets in de klas optimaliseren?
Om een antwoord op deze vragen te vinden, gebruik je kwalitatieve onderzoeksmethoden:
focusgroepen, diepte-interviews, observaties,… De gegevens die je verzamelt, zijn bijvoorbeeld
verslagen, foto’s, audio- of videomateriaal. De analyse daarvan gebeurt via een stappenplan en
eventueel softwareprogramma’s zoals NVivo.
Afhankelijk van de vraag die je wil beantwoorden, kies je voor een kwantitatieve of kwalitatieve
aanpak.
Voorbeeld
Je wil de rol van verpleegkundigen bij het toepassen van euthanasie onderzoeken. Als je deze
vraag kwantitatief bekijkt, dan kan je bijvoorbeeld nagaan hoeveel verpleegkundigen in hun
carrière betrokken zijn bij euthanasie of hoe vaak zij betrokken worden. Kwalitatief onderzoek zal
eerder focussen op hoe verpleegkundigen omgaan met euthanasie, hoe ze dit beleven, wat ze
moeilijk vinden, hoe ze omgaan met de familie van de patiënt enz.
Opmerking
In de praktijk worden kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden regelmatig
gecombineerd binnen één onderzoek.
Voorbeeld
Koen wil onderzoeken wat de Vlamingen belangrijk vinden bij het kopen van een huis. Via diepte-
interviews bij verschillende proefpersonen brengt hij de verschillende elementen (vb. ligging, prijs,
staat van het huis…) in kaart (kwalitatief onderzoek). In de 2 e fase peilt hij via een grote online
enquête welke elementen voor de Vlamingen de belangrijkste zijn (kwantitatief onderzoek).
1.3. Beschrijvend, vergelijkend… onderzoek
We kunnen ook een onderscheid maken o.b.v. het onderzoeksdoel. We lijsten hier enkele
veelvoorkomende onderzoeksvormen op, maar er zijn er nog veel meer. In puntje 4 van hoofdstuk 2
zien we hoe aan deze verschillende onderzoeksvormen specifieke onderzoeksvragen gekoppeld
worden en in hoofdstuk 3 welke onderzoeksmethoden gebruikt kunnen worden om deze
onderzoeksvragen op te lossen.
Onderzoeksvorm Resultaat
Beschrijvend onderzoek Je onderzoekt de stand van zaken en brengt
deze in kaart.
Vergelijkend onderzoek Je onderzoekt de gelijkenissen en verschillen en
komt tot een vergelijking.