Ontwikkelingspsychologie: VERGELIJK DE NIEUWE DIAS MET DE OPNAMES!!!
Hoofdstuk 1: de geschiedenis, begrippen en stromingen:
Terminologie:
• Development psychology (child development, de kindertijd
• Lifespan development (levensloop)
• Human development ( het gaat over de vele wetenschappen. Meerdere disciplines zoals geneeskunde, sociologie,
psychiatrie etc. zeggen iets over de ontwikkeling)
Het vak ontwikkelingspsychologie is geïnspireerd door mensen die vragen hadden i.v.m. opvoeding. Er is een natuurlijk verband
tussen pedagogiek(opvoeden) en ontwikkeling maar is NIET hetzelfde.
Definitie:
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschappelijke studie van de veranderingsprocessen en stabiliteit bij individuen vanaf de
conceptie (bevruchtring) tot aan de dood op verschillende domeinen in wisselwerking met de omgeving. (dus niet vanaf
geboorte maar echt al vanaf de bevruchting.)
Bekommernissen over opvoeding zijn niet-wetenschappelijke vragen. ‘hoe zorg ik dat mijn kind sociaal wordt?’ ‘hoe zorg ik dat
mijn kind een goede burger wordt?’… de wetenschap kan er wel iets over zeggen maar is niet hetzelfde. Wetenschap is objectief
empirisch en de pedagogiek zit vol met waarden (eerder subjectief). De wetenschap slaat op feiten en relaties tussen feiten. De
kenniswetenschap en het beleid (theorie en praktijk staan in wisselwerking maar kunnen niet voor elkaar spreken.)
Domeinen van de ontwikkeling:
• Fysisch: lichamelijke veranderingen in functies/perceptie/motoriek. (zintuigen)
• Cognitie: verandering in intellectuele vaardigheden zoals denken/aandacht/geheugen/taal/creativiteit
• Socio-emotioneel: verandering in emoties/zelfconcept/identiteit/sociale relaties (jezelf zijn)
De integratie van de 3 domeinen
-Cognitief nodig voor socio-emotioneel: empathie
Om empathie te hebben moet je in staat zijn om je in het
fysiek perspectief van de ander te plaatsen. Een jong kind kan dit
niet. Dit is dus een belangrijke mijlpaal. De gehechtheid
naar de moeder heeft ook te maken met het cognitie in
staat zijn om een object los te zien van zichzelf. Net zoals
men moet weten dat als de bal onder een tafel rolt, de bal
er nog steeds is maar je hem niet ziet.= objectpermanentie
socio-
cognitief -Socio-emotioneel nodig voor fysiek: stress en haaruitval,
emotioneel ook eetstoornissen. Je voelt je niet goed in je vel waardoor
dit een impact heeft op je lichaam.
-Fysiek op socia-emotioneel: de puberteit en allerlei
veranderingen in je lichaam die invloed hebben op je
zelfbeeld etc. Een kind dat leert fietsen en waardering krijgt
-Fysiek op cognitief: temperament. Door je temperament
ben je zeer extravert en nieuwsgierig (cognitief). Door veel
te slapen ga je helder kunnen denken
Pagina 1 van 66
,De levensfasen:
Prenatale periode Conceptie tot geboorte
Babytijd 0-18 maanden
Peutertijd 18 maanden-2,5/3 jaar
Kleutertijd 2,5/3- 6 jaar
Kindertijd (lagere school- 6-12 jaar
Adolescentie (middelbaar) 12-18 jaar
Emerging adulthood 18-25 jaar
Ontwikkelingstheorieën:
Beschrijven en verklaren van gedrag. We gaan het gedrag in kaart brengen en kijken hoe het zich verhoudt. We hebben dit op
vlak van 2 gebieden:
• Specifiek gebied (cognitieve ontwikkeling, gewetensfunctie)
• Algemeen (Freud, informatieverwerking, systeemdynamische theorie). We hebben inductie dat slaat op empirische
data, reducerend, een theorie vormen. We hebben ook deductie (je gaat uit je theorie fenomenen verklaren en zo de
werkelijkheid tonen vanuit de theorie). Er is een constante wisselwerking tussen de praktijk en theorie. Beiden komen
nooit alleen.
Basisthema’s:
• Continu of discontinu?
Continu= graduele toename van 1zelfde soort vaardigheid, het gaat geleidelijk aan (kwantitatieve verandering)
➔informatieverwerking is continu. Processen die achterliggen gebeuren zie je niet, maar zijn er wel (neurologisch)
Discontinu= verschillende stadia met verschillende, specifieke kenmerken. sprongsgewijs (kwalitatieve verandering)
(discontinu is Piaget, het gaat over ‘fasen’)
• Universeel of individueel?
Universeel= gevoelige, kritieke perioden (meeste theorieën) mensen volgen hun eigen traject
Individueel= verschillende contexten
• Nature-nurture debat
Genetische en omgevingsinvloeden.
Nature= genetische, erfelijke en aangeboren factoren
nurture= de sociale, fysische wereld. Beïnvloedt de psychologische en biologische ontwikkeling.
Het kinderschema van Lorenz:
de ogen staan laag
het heeft een ronde schedel
zijn stelling is: ‘kinderen worden naar het heden toe steeds kinderlijker afgebeeld’. klopt
studie van Koops:
de correlatie tussen kindertijd en datum= 0.60
kritieken voor de correlatie:
• vertekeningen van het Jezuskind: uitsluiten van andere verklaringen
• steeds jongere kinderen schilderen: integendeel, steeds oudere kinderen worden geschilderd in het heden
• verbeterde schildertechniek: men maakte in de 20ste eeuw overdreven ‘supernormale’ kinderen
Pagina 2 van 66
,context van ontwikkeling:
unieke combinatie van genen en omgeving wat resulteert in verschillende paden van ontwikkeling. Zowel de genen
al de omgeving staan voor 100% in voor de paden van ontwikkeling. Mensen kiezen ook een deel hun omgeving door
hun genen. Maar ‘in welke mate bepaalt de genetische variatie het geobserveerde?’.
Historische vissies op het kind:
Middeleeuwen Kindertijd tot 7/8 jaar is een afzonderlijke fase
(kindertijd bestaat amper)
16de eeuw Puriteinse visie op verdorvenheid kind
17de eeuw Locke: ‘tabula rasa’
18de eeuw Rousseau: ‘noble savages’
Heden Infantiliseren en idealiseren van kindertijd
History of childhood:
• Van den Berg: ‘metabletica’ (de visie op het kind evolueert met de tijd)
• Ariès:
o Discontinuïteitshypothese (kind bestaat IN middeleeuwen NIET, NA middeleeuwen WEL:
psychologisch. Nadien bestond het kind wel, daarom discontinuïteit. )
o Veranderingshypothese (door schilderijen te bekijken, hoe meer naar heden hoe kinderlijker
kinderen worden afgebeeld= infantilisering) dit wordt empirisch ondersteund t.o.v. discontinuïteit.
Vanaf 13de eeuw is een kinderlijke toename. Te zien in culturele representaties van kinderen, hierbij
vooral in schilderijen.
• Pollock: kinderen in de middeleeuwen hebben WEL een eigen leven. Tot 7/8 jaar worden ze groot met
andere kinderen, dan zijn ze in de volwassen fase.
• Koops: empirische toets van veranderingshypothesen ahv schilderijen. Écht wetenschappelijk.
Op schilderijen zie je dat kinderen kinderlijker en ouder worden voorgesteld. De moeders gaan hun kinderen meer
verzorgen.
10de-11de eeuw vanaf 13de, 15-16-17-18-19de
Moederlijker
Les 2:
de
MICHEL DE MONTAGNE (16 eeuw)
Het kind moet je wijsgerige dialogen aanleren en niet leren lezen en schrijven. Hij behoudt een
zeer onkinderlijke sfeer. JOHN LOCKE (17DE EEUW)
De volwassene moet het kind behandelen alsof het een wezen is dat
tot ruimtelijk inzicht bereid is. Kinderen willen als redelijke wezens
behandeld worden. ze willen een vriendelijke inwijding over hun
denken.
Pagina 3 van 66
, JEAN JACQUES ROUSSEAU (18de eeuw)
Vindt Locke echt een dwaas. Met redelijkheid beginnen, doe je aan het einde. Redelijkheid kon
enkel aan het einde van je opvoeding. Het kind is geen volwassene. Redelijkheid tussen het kind
en volwassene= dwang. Hij bekeek het kind op psychologisch vlak anders dan vroeger, er was
een evolutie. Alles dat hierna kwam over het denken over een kind komt uit de tijd van
Rousseau. (kinderkleding, kinderboeken, kinderspeeltuin…)
JOHANN HEINRICH PESTALOZZI (19de eeuw)
Over de zelfwerkzaamheid van het kind. Geloof in de mogelijkheid van het kind. Kinderen maken
geen fouten, hun fouten zijn het gevolg van een foute opvoeding want alle kinderen zijn van
nature goed. Alles moet vanuit het kind komen, het scheppingskracht van het kind moet ingezet
worden ter verbetering van de wereld.
JOHN DEWEY (20ste eeuw)
Ervaringsgericht onderwijs, zelfstandig leren, kindgericht onderwijs, portfolio… dit alles ligt in
lijn van Dewey maar begon allemaal bij Rousseau.
Slingerbeweging in visie op het kind:
• Proces van eendimensionale vooruitgang: de klassieke visie, maar werkelijkheid lijkt anders. Gesteund door
wetenschap der ontwikkelingspsychologie om kloof tussen kinderen en volwassenen te overbruggen?
• Slingerbeweging: alles gaat gepaard met richtlijnen. Bv op de kleuterschool: juffen krijgen allerlei regels mee,
maar alles moest toch vanuit het kind komen? (PESTALOZZI). De richtlijnen knellen meestal dus gaan we
versoepelen. Hierdoor krijgen we terug die spontaniteit van het kind. Er is dus een constante
slingerbeweging van formalisering en dan weer spontaniteit van het kind.
• Met andere ogen kijken naar relatie tussen pedagogiek en ontwikkelingspsychologie
Bijdragen van ontwikkelingspsychologie:
• Descriptie en verklaring van gedragsverandering over de tijd
• Geen prescriptie/voorschrift. Het is een wetenschap.
• Gevaar: bepaalde theorieën gaan uit van een bepaald beeld wat volwassenheid is en alles ervoor is blanco.
Dit is een te simpel beeld
• Alternatief: prospectieve conceptualisering: kijken welke ontwikkelingstrajecten kinderen kunnen
bewandelen. Er is een principiële onvoorspelbaarheid: door wetenschappelijke kennis gaan we niet
meer/alles kunnen voorspellen. Er blijft altijd onvoorspelbaarheid.
Ellen Key: de eeuw van het kind (1900):
Hoogtepunt van infantilisering: kind is een andere uitdrukking voor majesteit, niemand heeft het recht om dit
nieuwe schepsel wetten voor te schrijven. (veel te overdreven)
Het verdwijnende kind:
20STE EEUW TERUGKEER VAN HET KIND IN DE WERELD VAN VOLWASSENHEID:
• Infantilisering van de volwassene
o Verantwoordelijkheid ontnomen door technologie (volwassenen snappen niks van technologie)
Pagina 4 van 66