Begrijpelijke aantekeningen van de hoorcolleges die horen bij de deeltoets voor het vak Klinische Neuropsychologie. Mooi gestructureerd en volledig uitgeschreven in zinnen :-)
Samenvatting Klinische neuropsychologie - Biologische grondslagen: Neuropsychologie en psychofarmacologie (PB1212)
Samenvatting Klinische neuropsychologie - Biologische grondslagen: Neuropsychologie en psychofarmacologie (PB1212)
Zeer compacte samenvatting
Tout pour ce livre (111)
École, étude et sujet
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Klinische Neuropsychologie (200300073)
Tous les documents sur ce sujet (77)
1
vérifier
Par: sarahruth1 • 1 année de cela
Vendeur
S'abonner
DaphnePsychologie
Avis reçus
Aperçu du contenu
Klinische neuro-
psychologie
Hoorcollege
aantekeningen
(deeltoets)
,College 1: Introductie & intelligentie
Hoofdstukken: 1,2,3,13
Klinische neuropsychologie → het bestudeert de relatie tussen hersenen en gedrag, bij gezonde
mensen, maar ook bij patiënten. Een klinisch-neuropsycholoog is een science-practitioner (klinische
praktijk en wetenschappelijk onderzoek).
Dit domein kijkt naar vragen als: Hoe kan het dat hele oude mensen hun cognitieve vaardigheden nog
heel goed behouden? Het kan ook zijn dat heel jonge mensen bijvoorbeeld dementie ontwikkelen.
Hier kan de klinische neuropsychologie zich mee bezighouden. Hoe kunnen we deze informatie
gebruiken om de middengroep (50-100 jarigen) beter begrijpen?
Hoe ziet dit er in de praktijk uit? Eerst vraag je de huidige klachten uit. Verder wil je weten of er een
medische/psychiatrische voorgeschiedenis is. Hoe het beloop van de klachten eruit zag. Ook is het
belangrijk om een goede heteroanamnese af te nemen. Vraag dus meer informatie wat de omgeving
merkt van de veranderingen. Dan vindt er vaak neuropsychologisch onderzoek plaats. Denk aan de
Doors Test. Je laat deuren zien, en daarna vraag je welke deur er eerder is gezien. Je kijkt dan: zijn
er op de cognitieve domeinen op stoornis niveau, of niet? Dan vindt er vaak aanvullend onderzoek
plaats, denk aan: MRI, labonderzoek en lumbaalpunctie. Als deze onderzoeken ook wijzen naar een
bepaalde, dezelfde, ziekte, kun je de waarschijnlijkheidsdiagnose stellen.
We kijken dus steeds naar de relatie tussen hersenen en gedrag. Je zou je dus kunnen afvragen: als
je veranderingen in de hersenen ziet, wat voor veranderingen in gedrag zouden daarmee gekoppeld
kunnen gaan? Wat verwacht je? Verwacht je bij een grotere beschadiging ook minder veranderingen
in gedrag? Of juist niet?
De geschiedenis van de klinische neuropsychologie
De klinische neuropsychologie is een heel jong vakgebied. Terug in de tijd zien we steeds een
discussie tussen het holisme of het lokaliseren van functies. Het holisme gaat ervan uit dat we de
hersenen en functies zien als één geheel. Hippocrates zei hierover: de hersenen zijn de zetel van
het intellect. Aristoteles had een apart idee: de geest is apart en onafhankelijk.
Later in de tijd, ontstond de celtheorie. Mensen zagen holtes gevuld met vocht. De ventrikels zouden
de zetels van het intellect zijn. Nog steeds een holistisch oogpunt. De eerste echte lokalisatie
aanhanger is Descartes. Hij zei dat de geest zetelt in de pijnappelklier. Er vindt dus meer een
verschuiving richting het lokaliseren plaats. Daarna kwam Gall. Hij ging aan de buitenkant van de
schedel voelen: zaten er verdikkingen? Knobbels zou je kunnen koppelen aan een specifieke functie.
Knobbels achter de oren zijn een teken van agressiviteit bijvoorbeeld. Dit werd frenologie genoemd.
Hij lokaliseerde de functies aan de buitenkant van de schedel. Nu weten we dat de schedel zich in de
cortex bevinden (ook aan de buitenkant).
Er zijn ook een aantal heel beroemde patiënten uit de geschiedenis die ons veel geleerd hebben, als
we het hebben over lokalisatie. Denk aan patiënt H.M. Hij kon geen nieuwe dingen aanleren. De
hippocampus zijn belangrijk voor het opslaan van informatie, want daar zat bij hem een beschadiging.
Denk ook aan Phineas Gage, met de mentale staaf recht door zijn schedel. De frontaalkwab is
belangrijk voor ons gedrag, heeft hij ons geleerd. Patiënt Tan kon wel taal begrijpen, maar niet meer
kon produceren. Broca was de eerste die concludeerde dat er een correlatie was tussen een
spraakstoornis en de linker frontaalkwab (nu: het gebied van Broca). Wernicke vond het
tegenovergestelde beeld. Bij deze gebieden leken de beschadigingen meer in de posterieure delen te
,zitten van de linker frontaalkwab. We hebben het hier eigenlijk over een dissociatie: goed presteren
op taalproductie, maar niet op taalbegrip, of andersom.
Dissociatie → Patiënt 1 valt uit op taak A, niet uitvallen op taak B, of andersom.
Een dubbele dissociatie → Patiënt 2 valt uit op taak B, maar niet op taak A.
Een casus uit de praktijk laat zien dat sommige mensen wél kunnen schrijven, maar niet kunnen
lezen. Het schrijven gaat goed, maar het lezen is verstoord. Dat is een dissociatie binnen de patiënt.
Soms zie je het ook bij twee patiënten, een dubbele dissociatie. Bijvoorbeeld navigatieproblemen.
Er is dus steeds een dilemma tussen holistische opvatting of het meer lokaliseren van de
hersenfuncties. Luria zocht naar evenwicht. Hij beschreef de hersenen als een complex functioneel
systeem, waarbinnen diverse subsystemen een eigen bijdrage leveren aan een gezamenlijke
activiteit. Hij maakte ook onderscheid tussen verschillende functionele architecturen:
- subcorticaal
- posterieur
- anterieur
Hij zei, er zijn ook verschillende niveaus waarop iets verwerkt kan worden:
- primair
- secundair
- tertiair
En of functies gereguleerd werden door taal:
- linker hersenhelft (wel gereguleerd door taal)
- rechter hersenhelft
De benadering van Luria komt het dichtste bij hoe wij momenteel kijken naar lokalisatie. Er is wel
sprake van enige lokalisatie, maar tegelijkertijd is er ook sprake van flexibiliteit in de manier waarop
hersenen een bepaalde taak kunnen uitvoeren en zich kunnen aanpassen.
De klinische neuropsychologie is nog relatief jong. Neuropsychologen kunnen werkzaam zijn in een
ziekenhuis of ouderenzorg. Ze houden zich bezig met diagnostiek, management, behandeling,
indicatiestelling en wetenschappelijk onderzoek.
Wetenschappelijk onderzoek is vaak patiëntgebonden. Het gaat om single case studies. Je moet
gedegen onderzoek doen, daar kun je bepaalde statistieken voor gebruiken. Je vergelijkt het met
gematchte controles. Naast casusbeschrijvingen, doe je ook beloop studies. Bijvoorbeeld een grote
groep over een lange tijd volgen. Kan ook crossectioneel, binnen verschillende patiënt populaties op
meerdere meetmomenten kijken hoe het functioneren eruit ziet. Je kunt ook behandelstudies doen,
met randomized controlled trials.
Dan houden ze zich bezig met diagnostiek:
- neurologische stoornissen (beroerte, MS)
- psychiatrische stoornissen (depressie)
- ontwikkelingsstoornissen
- ….
Neuropsychologische onderzoek is meer dan alleen testonderzoek. Je doet een anamnese (wanneer
heb je klachten gekregen, enz) en een heteroanamnese (hoe ervaart de omgeving de klachten). Ook
ga je observaties doen, wat gebeurt er bij iemand? Goed kijken naar een patiënt. Vervolgens wordt
een uitgebreide psychometrische testbatterij afgenomen, waarbij je inzoomt op verschillende functies.
Ook wordt er een vragenlijst afgenomen (slaapproblemen, stemmingsproblemen, etc.). Het hele
onderzoek stap je hypothese toetsend in.
, Welke testen kun je inzetten?
- overlapping figures (moeilijk omdat mensen met neurologische aandoeningen moeite hebben
om de verschillende onderdelen binnen het grotere geheel te onderscheiden)
- taak voor de verdeelde aandacht (afwisselend cijfers met elkaar verbinden, hoeveel moeite
hebben mensen met het switchen tussen cijfers en letters)
- associatie-test (ballon met sleutel, wat hing er onderaan de ballon, geheugentaak)
- aandacht en concentratie, de d2 taak (alle d’s met twee streepjes zo snel mogelijk
doorstrepen)
- een complex figuur natekenen en na het half uur ophalen
Er worden ook vragenlijsten afgenomen over spanning, angst en depressieve kenmerken. Tijdens het
onderzoek met je rekening houden met stoorfactoren (afleidend geluid). En met onderpresteren (lukt
het iemand wel om tot een maximale prestatie te komen). Kijk ook altijd naar de betrouwbaarheid en
validiteit van je testmethoden. Kijk op de website van de COTAN om hierachter te komen.
Je moet keuzes maken, hierbij moet je letten op:
- beperkte tijd
- belastbaarheid
- kenmerken van de persoon en ziektebeeld
Je integreert alle gegevens en je ziet het als wetenschappelijk onderzoek met n=1. Je zet alle scores
van de patiënt af tegen een gezonde populatie, dat doen we met een normaalverdeling. Maar, wat
betekent beneden of boven gemiddeld eigenlijk? Guilmette schreef een paper over een consensus
hierover. Dit artikel is vertaald naar het Nederlands door Hendriks. Hierdoor ontstonden labels die je
in NL kunt gebruiken. Je kunt opzoeken, als iemand binnen de normale verdeling valt, wat voor
niveau je kunt hangen aan iemands prestaties.
Ze behandelen ook. Die richt zich op psycho-educatie, CGT, relatie- en systeemtherapie en ACT. Je
kunt ook een specifieke behandeling doen, waarbij je ingaat op neglect op geheugen bijvoorbeeld.
Intelligentie
De psychische zorg zou moeten verbeteren voor mensen met een heel laag IQ. Daarnaast heb je ook
veel mensen die heel hoog begaafd zijn. Hoe meet je IQ? IQ heeft geen nulpunt. Het zet mensen in
een verdeling. Het gemiddelde IQ is 100. De STD is 15. Met een IQ geef je aan hoe iemand zich
bevindt ten opzichte van het gemiddelde.
Intelligentie → heeft het een algemene (G) factor? Galton zei van wel. Het gaat puur om
reactietijden, kwaliteit van het neurale netwerk. Spearman was ook een aanhanger van de G-factor.
Hij keek naar de correlatie tussen intelligentietesten, die was hoog. Dat is de ene kant. De andere
kant, Thurstone, Hardener & Sternberg, zeggen dat intelligentie bestaat uit meerdere factoren. Er is
een factoranalyse gedaan, waaruit bleek dat intelligentie bestaat uit apart te meten onderdelen.
De meeste mensen gaan uit van de G-factor. Maar een intelligentietest bestaat wel uit een uitgebreide
batterij met verschillende onderdelen, maar het eindresultaat drukken we uit in 1 getal… De discussie
bestaat nog steeds. Hoe zijn de verschillende taken ontwikkeld? Binet vroeg zich af: is een kind wel of
niet geschikt voor onderwijs? Hij ontwikkelde de Stanford-Binet Intelligence test, nog steeds de basis.
Intelligentie zou de ratio zijn tussen chronologische leeftijd x mentale leeftijd x 100.
Cattell zegt dat er twee vormen van intelligentie zijn:
- crystallized (pasklare kennis en vaardigheden, feitelijke kennis)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur DaphnePsychologie. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.