Inleiding maatschappelijk werk
Deel 1 : Annemie Cornille
Beroepsprofiel : een referentiekader voor MW
1996 – Vereniging van Vlaamse Sociale Hogescholen (VVSH) tekende een beroepsprofiel uit.
Sindsdien niet meer fundamenteel aangepast.
Kreeg wel steeds andere accenten door actuele en sociale uitdagingen.
2001 – boek ‘Leren en werken als maatschappelijk assistent’. Beroepsprofiel van VVSH werd,
geïnspireerd door internationale ontwikkelingen, geactualiseerd. In dat boek werd dit beroepsprofiel
voor elk traject opgesteld door de VVSH, heden de Vlaamse Opleiding Sociaal Werk (VOSW).
Opleiding MW :
Breed gevormde sociaal werkers opleiden die kerntaken van hulpverlening en maatsch
dienstverlening
vervullen en structurele opdrachten opnemen om mensen een menswaardig bestaan te
kunnen garanderen.
Beroepsprofiel geeft identiteit, kern, eigenheid aan van het beroep.
Opgesteld : breed en algemeen zodat omschrijvingen toepasbaar zijn op meerdere functies in
meerdere instellingen waar MW’ers actief zijn. Geeft referentiekader voor alle MW’ers.
Vanuit dit kader/model kan elke organisatie, elke sector, elke functie een specifieke invulling geven
aan het MW.
Globale definitie SW (juli 2014, erkent door IASSW) :
Globale definitie en krachtlijnen van de eerste Vlaamse conferentie Sterk SW (mei 2018) ,
ondersteund door minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen, wijzen ons de weg
bij het ontwerpen van de opleiding om op een duurzame manier bij te dragen aan de samenleving en
professioneel om te gaan met complexe sociale uitdagingen.
Wat maakt dat je jezelf een MW’er kan noemen?
Zwijgplicht en beroepsgeheim.
MW’er : beschermende titel.
VIJF KRACHTLIJNEN CENTRAAL
1. Politiserend werken
Zo kunnen SW’ers ervoor zorgen dat mensen écht gebruik kunnen maken van hun sociale
rechten en voordelen. Inzien dat mensen vaak niet zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen
situatie; oorzaak vaak op niveau van de samenleving. Kijken naar structurele oorzaken van
soc problemen en beleidsmakers erop wijzen dat structurele uitsluitingsmechanismen
moeten worden aangepakt.
Verontwaardiging tegenover dingen in de samenleving.
2. Nabijheid
Zo dicht mogelijk aanwezig zijn in leefwereld van cliënt. Verwezenlijken door begeleiding
samen met cliënt te bepalen, in werkrelatie laagdrempelig en onvoorwaardelijk werken =
betere verbinding tussen SW’er en persoon in kwetsbare situatie. Nabijheid vergroten door
bv huisbezoeken, aanwezigheid in buurthuizen, dienstencentra in de buurt,….
3. Proceslogica
, Handelen afstemmen op alle verwachte en onverwachte gebeurtenissen die zich voordoen in
veranderingsproces. Procesmatig werken. Anticiperen op concrete situatie = manier van
werken continu in vraag stellen.
De mensen, situaties en omstandigheden waarin sociaal werk plaatsvindt, zijn steeds uniek
en moeilijk voorspelbaar.
Proceslogica hanteren die gebruik maakt van ervaringskennis en zelfregie van de
betrokkenen. Cliënt heeft zelf mee inspraak en participeren in hun hulp- of dienstverlenings-
traject.
Zo hebben kwetsbare groepen zelf een stem en impact in de beleidsagenda die hen
aanbelangt, bewoners hebben inspraak en invloed in het vormgeven van hun buurt... De
proceslogica is niet enkel eigen aan individuele situaties, maar is ook cruciaal om sociale
initiatieven te ontwikkelen waarbij het sociaal werk een eerder experimenterende functie
heeft. Dat vraagt wel dat de werkvormen continu in vraag worden gesteld. Sociaal werk is
voortdurend in beweging.
4. Generalistisch SW
Niet focussen op één levensdomein waarop mensen problemen ervaren, maar situatie van
mensen als geheel bekijken. Generalistisch perspectief : onderlinge afhankelijkheid tussen
individuen en hun soc omgeving. Daarbij maakt de sociaal werker steeds gebruik van de
procesmatige benadering door zich aan te passen aan de sociale context van kwetsbare
personen.
Generalistisch SW’er : met veel verschillende problemen kunnen omgaan en beschikken over
breed spectrum aan kennis en vaardigheden.
Eén van de krachten van sociaal werk is dat het op de verbinding tussen mens en
maatschappij oog heeft voor de complexe samenhang van problemen die mensen ervaren en
die complexiteit ook als uitgangspunt neemt.
5. Verbindend werken
Verbindingen maken tussen mensen in kwetsbare situaties en diensten, andere
hulpverlender en beleidsmakers. Zowel individuele als collectieve niveau mogelijk. Verbindt
binnen leefwereld van mensen en tussen leefwereld en maatschappij.
Individueel niveau : individuen en groepen versterken om meer greep te krijgen op eigen
leven.
Collectieve component : lokale niveau en de buurt. Verbinding tussen mensen realiseren; is
van belang binnen huidige superdiverse samenleving.
SW’ers stimuleren gevoel van samenhorigheid en zoeken van gemeenschappelijkheid in het
anders-zijn.
De krachtlijnen komen expliciet in deze cursus in verschillende onderdelen aan bod. Ze kunnen niet
los van elkaar gezien worden, maar vormen één geheel.
Afbeelding 1: Model MW
De kern : positionering van MW
‘Wie ben ik als MW’er?’ = centrale vraag.
We verduidelijken de kern en de eigenschappen van het beroep van MW opdat het een herkenbare
plaats krijgt t.a.v. andere professies. De kern geeft vorm aan je professionele identiteit. Je investeert
in de ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor het beroep.
Uit de drie kerndoelstellingen van MW filteren we het uiteindelijke doel.
Kerndoelstellingen : Mensen tot hun recht laten komen
, Mensen aan hun recht(en) laten komen
Bouwen aan sociale systemen
MW werkt wanneer mensen kracht genereren waarmee ze daadwerkelijk invloed kunnen
uitoefenen op hun levensomstandigheden en initiële problemen bij aanmelding op de
achtergrond verdwijnen.
Door complexiteit van problemen zoekt MW’er antwoorden in (meestal) geïntegreerde vorm van
hulp- en dienstverlening; zinvol en onderbouwd hanteren van verschillende methoden van hulp- en
dienstverlening, werken met individuen in hun soc en relationele omgeving én in bredere
maatschappelijke contect.
We bieden een brede kijk op wat MWers doen en hoe ze hun taken uitvoeren, als basis voor verdere
verdieping in de andere opleidingsonderdelen in het traject MW. De focus ligt op het kennismaken
met en het zich theoretisch eigen maken van wat als de basis voor elke MWer in spe beschouwd kan
worden. Waarmee is een MWer bezig? Op welke manier handelt de MWer en hoe kan een MWer
zijn aanpak het best afstemmen op de cliënt waarmee hij aan het werk is?
1.1.1 Waardenoriëntatie : moreel handelen
MW is normatief beroep. Basis = mens- en maatschappijvisie waarin iedereen recht heeft op
menswaardig bestaan. Centrale waarden (solidariteit, menselijke waardigheid, bevorderen van soc
rechtvaardigheid) zijn fundamenten voor het handelen van MW’ers.
Normatieve professionaliteit : waarden uit definitie van SW nemen als uitgangspunt voor de omgang
met anderen.
MW’er altijd vertrekken vanuit vragen en noden van cliëntsysteem en/of van samenleving. Praktisch
handelen en op maat van cliënten, vanuit empowerment waarbij cliëntsysteem aangesproken wordt
op eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheidszin met doel : afhankelijkheid van hulpverlening zo
minimaal mogelijk maken.
Handelen met aandacht voor evenwicht in afstand (objectiviteit en analyse v situatie) en nabijheid
(emotionele betrokkenheid, engangement, ondersteuning, gevoeligheid tav problematiek). Deze
ogenschijnlijke tegenstrijdigheid is streven naar professionaliteit.
MW’er zorgvuldig en kwaliteitsvol handelen? Continu reflecteren over zijn handelen. Bewust worden
van hulpverlenend handelen en beginnende visieontwikkeling. HV is niet waardevrij; sitlstaan bij
‘dingen goed doen’ en ‘de goede dingen doen’.
1.1.1.1 Waardenoriëntatie
SW groeide vanuit humanitaire en democtratische idealen (IFSW, 2012).
Basiswaarden/centrale waarden van waaruit MW vertrekt = fundamenten voor het handelen van
MW’ers. Internationale verklaringen en verdragen vd mensenrechten vormen gemeenschp normen
en rechten die ’t kader geven van waaruit MW’ers handelen : universele verklaring vd rechten vd
mens, het verdrag vd rechten vh kind.
Rechten zijn essentieel.
MW eigen waardenoriëntatie : waarden onlosmakelijk verbonden met het gegeven dat de MW’ers
steeds mét en vóór mensen werkt.
MW is niet waardenvrij, niet neutraal.
Allesoverkoepelende waarde in MW : solidariteit met de mens-in-nood hem (h)erkenen
als mens-in-nood, zonder vooroordelen, zonder hem de schuld van zijn nood te geven.
Van Dale zegt over solidariteit ‘het bewustzijn van samenhorigheid en de daaraan verbonden
bereidheid de consequenties daarvan te dragen’. De voor de hand liggende consequentie is
, dat een MWer zich niet kan ontdoen van de impact van de samenleving. Dit aspect dient
steeds betrokken te zijn in de eigen houding en inzichten in het werken met de mensen-in-
nood.
MW : gebasseerd op respect voor inherente waarde en waardigheid van alle mensen en rechten die
hieruit voortvloeien. MW’ers moeten deze handhaven en integriteit en het welzijn van mensen
verdedigen door zelfbeschikkingsrecht te repsecteren, door recht op participatie te bevorderen, door
mensen als geheel te benaderen en sterktes te zien en ontwikkelen.
MW’ers verantwoordelijkheid om soc rechtvaardigheid te bevorderen, in relatie tot mensen met wie
zij werekn en samenleving in het geheel.
Concrete uitdagingen MW : o.a. discriminatie wegwerken, diversiteit erkennen, rechtvaardig
vervelen van middelen en onrechtvaardige praktijken of aanvechten van beleidskeuzes.
Plicht om te werken aan een inclusieve samenleving vanuit solidariteit !
1925 : deze waardenoriëntatie in een Charter op het Internationeel Congres voor MW’ers in de VS
geformuleerd :
Iedere mens is uniek en heeft zijn eigen waarde. MWers accepteren onvoorwaardelijk
elke cliënt en stimuleren de cliënt tot het zelf formuleren van antwoorden, steeds met oog
voor de individuele belevingswereld.
Iedere mens heeft het recht zelf zijn behoeften te bepalen en er naar zijn eigen keuze in
te voorzien. MWers bevorderen en verhogen vanuit een democratische instelling de
participatie van cliënten in besluitvormingsprocessen met een voortdurende houding van
respect voor het zelfbeschikkingsrecht van cliënten.
Iedere mens heeft het recht op zo groot mogelijke ontplooiingskansen voor zijn
capaciteiten en kwaliteiten. MWers sluiten aan bij de opmerkingen, wensen, vragen en
gevoelens van cliënten en zijn verbonden tot vertrouwelijkheid en beroepsgeheim.
Iedere mens heeft recht op het vertrouwen dat hij morele en sociale
verantwoordelijkheid kan dragen. Door het voorgaande draagt de MWer bij tot het
verantwoordelijkheidsgevoel van cliënten. Tegelijk blijft de MWer verantwoordelijk zijn
zelfreflectie voortdurend te hanteren om cliënten steeds centraal te plaatsen.
Basiswaarden van 1925 – nog steeds actueel. Nu concreter vertaald in begrippen als empowerment
en assessment.
Het actuele van deze oude waarden dwingt de MW’ers tot voortdurend reflecteren, aanscherpen en
trainen van attitues tov mensen waarmee ze werken.
Veranderende samenleving dwingt tot een hernieuwende kijk op de mens in diezelfde samenleving.
Vlaeminck, Malfliet en Saelens (2002) plaatsten deze basiswaarden in een breder pespectief (mw’ers
kijken in een breder perspectief). Is een vervollediging die geen afbreuk doet aan de basiswaarden,
het is er logischerwijze mee verbonden.
van individu naar individu in omgeving;
van problemen naar behoeften;
van belemmeringen naar mogelijkheden;
van compenseren naar activeren;
van rechten naar rechten en plichten;
van procesmatig naar procesmatig en planmatig.
Vertalen waarden in werkprincipes die algemeen geldend zijn voor de praktijk; krachtgerichte hv met
aandacht voor het subsidariteitsprincipe, maatzorg, maximale participatie van cliënten,
kwaliteitslabeling, preventie en het opnemen van signaalfunctie. Hv krijgt vorm vanuit werkalliantie
(samenwerken) met cliënt(en).