Trained incapacity
In restaurant vroeg lk aan werkneemster om kapot glas op de grond op te ruimen, zij
zei ‘dat is niet mijn helft’: wou het niet opruimen effect van te lang werken in een
bureaucratie.
Ik doe het niet, want niemand heeft gezegd dat ik het moet doen.
Poetshulp op school krijgen een bepaalde plaats die ze moeten poetsen, daar blijven
ze dan uren ‘staan’/poetsen. Ze kunnen beter andere vuile plekken gaan kuizen,
maar dat doen ze niet: staat niet in hun functieomschrijving, mensen hebben niet
gezegd dat ze dat moeten doen.
Dingen die niet in hun functiebeschrijving staan, doen ze niet. Ze zien geen fouten.
MACRONIVEAU: INTERACTIES IN DE GEHELE SAMENLEVING Niet vanbuiten leren
Sociologen: Kijken naar de maatschappij en naar het verleden van zijn maatschappij.
Eerste socioloog;
+/- 1800: we leven in een Gemeinschaft
Een klein dorp waar iedereen elkaar kent. Qua cultuur in de samenleving zijn er bijna
geen verschillen, mensen denken allemaal op dezelfde manier. Heel veel
groepsverband, heel veel solidariteit.
Na 1900: Gesellschaft
Mensen zijn uit op materialisme, individualisme. Er zijn eerder zakelijke interacties,
met oog op het eigen belang. Veel industrie (leven in een grootstad), waar economie
eerst komt.
Tweede socioloog:
+/- 1800: mechanische solidariteit
Dorpje is verstikkend, je moet oppassen want je wordt uitgesloten als je anders bent.
Na 1900: organische solidariteit
Is beter zegt hij. Mensen worden opener van geest, ze h ebben meer sociale
contacten.
(Cutluur: institutie, inhoud (waarden, normen, …), functie (dingen interpreteren in de
samenlevivng, …), subcultuur multicultuur.)
HOOFDSTUK 3:
‘Hoe geeft een samenleving orde door?’
Door te socialiseren! BELANGRIJK
1. Klassieke verhaal over socialisatie
Standpunt: orden in de maatschappij moet blijven bestaan.
Een samenleving geeft cultuur door aan jonge mensen, nieuwkomers, migranten, …
zodat we een ordelijk geheel krijgen. De samenleving blijft bestaan (ongeveer
hetzelfde): continuïteit. Nieuwe leden worden volwaardig lid van de samenleving.
, Mensen worden soms gedwongen om de taal, enzovoort over te nemen.
Het aanleren van die dingen om als eindresultaat ‘identiteit’ te hebben. Identiteit
voor het individu.
Socialisering verklaart niet helemaal wie u bent; anders worden we helemaal bepaald door
de nature (natuur).
Van de natuur krijgen we sekse mee (man/vrouw), kleur van haar, lichaamsbouw,
intelligentie, … wordt een stuk bepaald door de natuur, maar bv intelligentie ook een stuk
door de opvoeding.
Opvoeding = nurture.
Wie doet dat, socialiseren?
Gelijkenis met symbolisch interactionisme
Sociale controle, … door externe socialisatieagenten. We blijven binnen de lijntjes van wat
de samenleving goed vindt. We wijken niet af.
Wie zich goed gedraagt wordt beloond met een job, etc..
Niet vanbuiten leren
Economische macht: controle over schaarse middelen. De anderen al dan niet geld
kunnen geven (werkgever).
Politieke macht: als je mee kan beslissen over de ‘gemeenschappelijke pot’
(belastinggeld).
Sociaal-culturele macht: invloed via waarden. ‘Ik kan u dingen laten doen omdat ik
weet wat jij belangrijk vindt.’
Organisaties voor rode neuzen dag, 11.11.11, Amnesty International spelen in op
uw waarden. Doe iets goed voor de mensen, een goed doel.
Deskundigheidsmacht: invloed via oplossen van problemen.
Dokter die zegt ‘neem die pillen’: je zal dat doen omdat de dokter het zegt.
GEZAG: gelegitimeerde macht.
Beïnvloed ons via hun charisma, door hun uitstraling.
Barack Obama ‘Yes we can’.
‘I have a dream’
Meest extreme vorm van sociale controle?
TOTAL INSTITUTION
Een van de buitenwereld afgesloten woon- en werkplaats met een formeel regime, waar een
groot aantal personen met een vergelijkbare sociale positie aan is onderworpen.
Je wordt altijd bekeken
Verkeerd gedragen : opnieuw leren gedragen
Dus: zeer sterke sociale controle
,Voorbeelde van total institution: (van minder streng naar strenger)
Ziekenhuizen, bejaardenhuizen,
Psychiatrische instellingen,
Gevangenis, gesloten jeugdinstelling, internering, …
Total institution die functioneel zijn: internaat, het leger, booreiland, expaditie.
In de religieuze sfeer: klooster.
ROL VAN DE SCHOOL BIJ SOCIALISATIE?
School heeft een leerplan (onderwijsprogramma) = CURRICULUM, vastgelegd in
eindtermen.
Alles wat je op school leert, staat tegenwoordig beschreven in competenties.
Aan de ene kant moet je een goede werknemer worden als je afstudeerd, maar je kan geen
goede werknemer zijn als je niet kan functioneren als goede burger in de samenleving.
Beter burger vs. betere werknemer: moet een evenwicht zijn.
HIDDEN CURRICULUM
De waarden, normen, cultuur die de school meegeeft aan de jeugd.
Cultuur komt meestal overeen met de leefwereld van de leraar, is meestal de middenklasse-
cultuur. Leerlingen uit een andere cultuur hebben het daar moeilijker mee, een
leerachterstand bij de allochtonen jongeren (kloof).
In de handboeken van het secundair onderwijs zijn er geen/ amper allochtonen te
zien, terwijl meer dan 50% van de Antwerpse leerlingen allochtoon is.
Geschiedenislessen: altijd geschiedenis van België, Vlaamse geschiedenis (is stilaan
wel aan het veranderen).
SOCIALISAITE VOOR IEDEREEN HETZELFDE?
- Differentieel naar gender
Man-vrouw verschil, is ingebakken in de cultuur
Jongens: auto’s, blauwe kleur
Meisjes: poppen en keukentjes, roze
Samenleving toont ons rolmodellen
- Differentiële socialisatie in peergroup
Jongens: stoerder, vaker buiten
Meisjes: kleinere peergroup, zitten gezellig binnen
- Differentiële socialisatie naar sociale klasse
Sociale klasse bezien als subcultuur.
LAGER GESCHOOLDEN
Mensen met een lagere scholing hebben een concretere cultuur, moeten dingen
kunnen aanwijzen. Ze hebben de neiging om op kortere termijn te denken; minder
, de bereidheid om te investeren op dingen in langere termijn bv. Studeren, gezond
leven, … (lijkt op het eerste zicht niet leuk, maar op termijn heeft het nut).
Als lager geschoolden kijken naar de economie, dan weten zij dat ze horen bij de
lager betaalden. Ze zijn daarom kritischer, voelen zich benadeeld.
Man-vrouw verdeling in het gezin is traditioneler.
Media gebruik situeert zich in de volkse media zoals bv. Youtube, Facebook,
Instagram. Laten zich veel meer beïnvloeden door deze platformen.
Het is een andere subcultuur, die ze van hun ouders meekrijgen en het is moeilijk
als kind, puber, … om je leefwereld te verbreden als je hele leven in het wereldje van
de laag geschoolden hebt geleeft.
HOGER GESCHOOLDEN
Abstract: ze gaan dingen benoemen, veel taalkennis
Lange termijn denken, investeren in dingen die later vruchten afwerpen bv.
pensioenbesparing.
Oké met de bestaande economie.
Meer open voor de ‘nieuwe man’, niet meer het traditionele m-v- patroon in het
gezin.
Ouders geven deze cultuur, net zoals bij de lager geschoolden, door aan hun
kinderen.
Verschillen tussen lager en hoger geschoolden:
Taal
Lees-, spreek en schrijfvaardigheid
Lezen brengt je onbewust naar een hoger niveau
Attitude en motivatie t.a.v. studeren en werken
De beste studenten zijn doorgaan kinderen van leraren: komen thuis en zien
moeder/vader nog werken voor school. Zij zien dat het normaal is dat er na
school nog gewerkt moet worden voor school.
Interesse
Sociale contacten
……
Door differentiële socialisatie (verschillende socialisatie) krijg je reproductie van de
klasseverschillen.
WANT kinderen/jongeren uit andere sociale klassen beginnen het leven met ander
economisch, cultureel en sociaal kapitaal.
Bv. Sociaal kapitaal: Je kent mensen en door die mensen ga je nog meer mensen
kunnen leren kennen.
Cultureel: taalvermogen, leesvaardigheid, kennis en begrip van wat er in de werel
gebeurt.
Kapitaal: Je eindigt met meer (meer vrienden, meer kennis, …..)