Histologie en cytologie SAMENVATTING
1.Celorganellen
Mitochondriën
Crista voor groot oppervlak
Alcoholisch leverlijden, veel alcohol verwerken daarom veel energie nodig in
normale mitochondriën niet mogelijk, daardoor giant mitochondriën zichtbaar op
lichtmicroscoop
Basale kant veel mitochondriën EMblaasjes LMlijntjes
Buitenmembraan weinig processen enigste wat hier zit zijn transporters, stoffen in
en uit mitochondriën brengen mitochondriale binnenmembraan
Grote enzymen etc. kunnen niet door buitenmembraan daarom transporters nodig
Binnenmembraan bijna volledig eiwitten, enzymen
Humaan, eukaryote membraan is zeer fluïde, dynamische wateroppervlak die steeds
bewegen. Membranen geven geen stabiliteit daarom cytoskelet zeer nodig
Transporters drijven dus in soort vetzee (membraan)
Transporters zijn vaak transmembranaire eiwitten, buisvormige structuur
Verschillende domeinen
Vaak transporter van ene domein naar andere domein 3 domeinen: buiten, tussen,
binnen
Voorkomen
- In alle eukaryote cellen
- Kunnen tot 2/5 van cytoplasmavolume innemen
- Eivormige of langgerekte structuren, soms vertakt
- Zeer heterogene verdeling over cytoplasma bij verschillende celtypes, vaak
ophoping in gebieden waar veel energie verbruikt wordt
- Aantal mitochondriën is afhankelijk van energiebehoefte van de cel (kunnen
splitsen en fusioneren)
Opbouw
Dubbele membraan met intermembranaire ruimte
- Buitenmembraan omgeeft ganse mitochondrion
- Binnenmembraan is sterk geplooid: vorming van cristae mitochondriales
- Intermembranaire ruimte
- Matrix
Bijzonderheden
- Mitochondriën bevatten eigen circulair DNA en ribosomen (en ook enzymen
om proteïnen te synthetiseren)
- Mitochondriaal DNA=circulair, fibrilaire DNA. In virussen en bacteriën meer
circulair DNA
- Mitochondriaal DNA en geassocieerde enzymen lijken sterk op deze die in
bacteriën voorkomen mitochondriën kunnen dus instaan voor eigen
onderhoud, groei en vermenigvuldiging
- Aantal en grootte van mitochondriën kan dus veranderen wanneer
energiebehoefte van de cel verandert
Subunits die coderen voor cytochroom oxidase subunits, subunits die coderen voor
rRNA
,Buitenmembraan
- Bevat vele transporteiwitten
- Is permeabel voor niet al te grote moleculen, inclusief kleine eiwitten:
samenstelling intermembraanruimte afspiegeling van omliggend cytoplasma
- Bevat enzymen die conversie van bepaalde substraten bewerkstelligen
- Bevat enzymen voor vetsynthese / vetzuurmetabolisme
Binnenmembraan is sterk geplooid omdat ruimte nodig is,
Apoptose heeft te maken met permeabiliteit van binnenmembraan want als
binnenmembraan lekt dan gaat het dood, intactheid binnenmembraan
Ook plooiing neemt toe als er meer metabole vraag is
Binnenmembraan
- Sterk geplooid naar inwendige van mitochondrion = vergroting van oppervlak
van deze membraan t.o.v. mitochondriale inhoud of matrix
- Cristae mitochondriales bladvormig of buisvormig
- Bestaat voor ¾ uit eiwitten (ademhalingsenzymen, ook transporteiwitten)
- Minder permeabel dan buitenmembraan
- Hoe hoger de metabole activiteit van een cel, hoe meer uitgesproken de
plooiing van de binnenmembraan is
Matrix
- Bevat enzymen van vetzuuroxidatie en van deel van citroenzuurcyclus
- Ronde matrixkorrels = neerslagen van calcium- en magnesiumzouten
- Hier gebeurt oxidatie van lipiden, oxidatie van pyruvaat en de
citroenzuurcyclus of Krebscyclus
Matrix is de vloeistof die in mitochondriën zit, daar zitten matrixkorrels in die kun je
zien op microscoopG
Functie
- Mitochondriale activiteit produceert ongeveer 95% van de energie die nodig is
voor het in stand houden van een cel
- Vormen ATP door de afbraak van organische moleculen in reactieketen
waarbij O2 verbruikt wordt en CO2 aangemaakt wordt
- Metabolisme = katabolisme + anabolisme
Na/K pomp als je die omdraait zwelt de cel maar produceer je wel ATP
ATP synthese transmembranair eiwit heeft kanaaltje
Synthese van mitochondriale proteïnen
- Merendeel van mitochondriale proteïnen wordt buiten het organel
gesynthetiseerd door cytosolische ribosomen (niet gebonden aan
endoplasmatisch reticulum)
- Opname door binding aan receptor proteïnen op het oppervlak van de
mitochondriën via herkenning van specifieke uptake-targeting sequences aan
de nieuwe proteïnen
- Aanwezigheid van dubbele membraan vereist voor sommige proteïnen een
sequentiële actie van 2 sequenties en 2 membraangebonden
receptorsystemen
,Ribosomen
Algemene kenmerken
- Ronde of langgerekte deeltjes
- Doorsnede van ongeveer 20 nm
- Bestaan uit 2 subeenheden van ongelijke grootte: grote en kleine subunit, die
worden gemaakt door nucleolus
- Voornaamste bestanddeel = ribosomaal RNA (rRNA)
- Andere bestanddelen: tientallen verschillende eiwitten
- 2 vormen: membraangebonden (aan cytoplasmatische zijde van ER) of vrije
ribosomen
- Worden gevormd in nucleus
Functie
- Assemblage van aminozuren tot polypeptideketens
- Essentieel voor de instandhouding van de cel
- Vrije ribosomen intern gebruik bv. opbouw mitochondriën
- RER geproduceerde eiwitten gaat naar ER en wordt daar verpakt
Maligne deelt heel snel vergeleken met benigne
Als cel veel deelt moet het veel eiwitproductie doen, weinig rustmomenten, want alle
organellen zijn eiwitten
Ribosomen komen meestal voor in groepjes: polyribosomen of polysomen
- Bij elkaar gehouden door een streng messenger-RNA (mRNA)
Vorming van proteïnen op ribosomen (in eukaryote cellen!)
1. Initiatie:
Verschillende initiatiefactoren
Assemblage van functioneel en competent ribosoom
mRNA moet met startcodon (AUG = methionine) gepositioneerd zijn in P-site
(peptidylsite) en moet gepaard zijn met initiator-tRNA
2. Elongatie:
Verschillende elongatiefactoren (EF) spelen rol
EF bindt met aminoacyl-tRNA, plaatst het op A-site
Binding met tRNA in P-site
Elongatie van peptide
3. Terminatie:
Verschillende releasefactoren
Herkenning van stopcodons (UAG, UAA en UGA)
Beëindigen polypeptidesynthese
Release van proteïne van tRNA
Release tRNA van ribosoom
Ribosomale subeenheden separeren van mRNA
Endoplastmatisch reticulum
Zeer dicht op kern, staat in verbinding met kern. Alle boodschappen komen uit de
kern, via kernporiën
FotoKliercel omdat veel RER vesikels, of plasmacel
, Glad ER heeft te maken met steroïd
RER en Golgiapparaat gaat in elkaar over, hier gebeurt posttranslatonale modificatie
Algemene kenmerken
- In alle eukaryotische cellen
- Bestaat uit afgeplatte membranen die onderling kunnen samenhangen
- Ruimte tussen membranen = cisternen
- Onderscheid tussen ruw endoplasmatisch reticulum en glad endoplasmatisch
reticulum
- Enge relatie met Golgi-complex
Functie
1. Belangrijke rol in de biosynthese: transmembraanproteïnen en lipiden van ER,
Golgi-complex, plasmamembraan en lysosomen worden gesynthetiseerd in
associatie met ER-membraan
2. Belangrijke bijdrage in aanmaak van mitochondriale en peroxisomale
membranen
3. Startpunt van synthese van gesecreteerde proteïnen
4. Plaats waar extracellulaire matrix in beginsel wordt aangemaakt
Ruw endoplasmatisch reticulum
- Aanwezigheid van ribosomen aan cytoplasmatische zijde van de ER-
membraan
- Synthese van proteïnen door ribosomen:
Transmembraanproteïnen (gedeeltelijke verplaatsing door ER-membraan,
maken deel uit van membraan)
Wateroplosbare proteïnen (komen vrij in lumen van ER)
- Ribosomen hechten aan op RER-membraan via een signal recognition
particle (SRP) en een speciaal proteïne translocater (Sec61)
Golgiapparaat
Algemeen
- In alle kernhoudende cellen
- In omgeving van Golgi vindt aan- en afvoer plaats van materiaal dat in
vesikels is verpakt
- Centrale gedeelte: groep op elkaar gelegen afgeplatte cisternen, aan de
uiteinden iets verbreed
- Kan beschouwd worden als doorgangshuis, soort afwerk station
Duidelijk polaire organisatie:
- Convexe zijde= cis-zijde of onrijpe zijde
- Concave zijde= trans zijde of rijpe zijde
- Cis kant is begin
- Trans kant is einde
- Binnenkomen bij cis kant en dan afgesnoerd worden door transkant dan
afgevoerd worden naar buitenwereld of in cytoplasma blijven als lysosomen
bv.
Functies