1 Hoofdstuk 1: over het goede en het juiste................................................................................................... 3
1.1 Inleiding..........................................................................................................................................................3
1.2 Ethiek..............................................................................................................................................................3
1.3 Het funderingsprobleem................................................................................................................................5
1.4 Relativisme.....................................................................................................................................................5
1.5 Waarden van het goede leven.......................................................................................................................6
1.6 Normen en het juiste leven............................................................................................................................8
1.7 De ethiek van Kant.......................................................................................................................................10
1.8 Conclusie.......................................................................................................................................................12
2 Hoofdstuk 2 De rechtvaardige samenleving...............................................................................................12
2.1 Inleiding........................................................................................................................................................12
2.2 Het wenselijke en het mogelijke...................................................................................................................13
2.2.1 Drie fundamentel posities....................................................................................................................13
2.3 Naturalisme en Conventionalisme...............................................................................................................14
2.4 Rechtvaardigheid.........................................................................................................................................17
2.5 Democratie: rechtvaardigheid als gelijkheid................................................................................................19
2.6 Debat over verzorgingsstaat verdienste en behoefte..................................................................................20
2.7 Voorbij rechtvaardigheid..............................................................................................................................23
3 HOOFDSTUK 3 Identiteit en cultuur.......................................................................................................... 24
3.1 Cultuurfilosofie.............................................................................................................................................24
3.2 Opkomst moderene cultuurbegrip...............................................................................................................24
3.2.1 Cultuur en mensheidsgeschiedenis......................................................................................................24
3.2.2 Cultuur en klasse...................................................................................................................................26
3.2.3 Cultuur en moderniteit.........................................................................................................................28
3.2.4 Het vervreemde leven..........................................................................................................................31
3.3 Valt weg.......................................................................................................................................................33
3.4 Massacultuur................................................................................................................................................33
3.4.1 Elite, massa, volk...................................................................................................................................33
3.4.2 Kunst & technologie : de nieuw media.................................................................................................36
3.5 Cultuur, sociale identiteit en leefstijl............................................................................................................37
3.5.1 Van Avant garde tot subcultuur...........................................................................................................37
4 Gastcollege: De waarde van cultuur.......................................................................................................... 40
4.1 Cultuur?........................................................................................................................................................40
4.2 Kunst?...........................................................................................................................................................40
4.3 Creativiteit en kunst?...................................................................................................................................41
4.4 De waarde van cultuur?...............................................................................................................................41
4.5 Waarde? (resultaten)...................................................................................................................................41
4.6 No evidence for evidence-based policy........................................................................................................43
4.7 Waarom investeren in kunst en cultuur?.....................................................................................................43
1
, 4.8 Economie, politiek, cultuur...........................................................................................................................44
Voorwoord
Enorme diversiteit aan onderwerpen en methoden die gebruikt worden om te filosoferen
Er kan over van alles gefilosofeerd worden
Iedereen heeft eigen beeld over filosofie (mens& maatschappij/ levenskunst/
begripsanalyse…)
Die verschillende beelden over filosofie hebben een open, kritische houding en alles kan ter
discussie gesteld worden.
Belangrijke sleutelbegrippen:
Reflectie van uitganspunten, aannames
Analyse van argumenten & concepten
Filosofie = een dynamische discipline die ontwikkelingen in cultuur, wetenschap &
maatschappij volgt en invloed erop uitoefent
Filosoferen= nadenken over bepaalde thema’s & vragen
Oude & nieuwe thema’s in filosofie
Traditioneel: ethiek & kentheorie
Recent: Philosophy of mind, filosofie en technologie en argumentatieleer
2
,1 Hoofdstuk 1: over het goede en het juiste
1.1 Inleiding
Ethiek is in: bedrijfsethiek, medische ethische commissies, ethische consultants,…
Tegelijkertijd is er scepsis en twijfel t.o.v. ethici
1) Ethiek gaat over normen & waarden
Wat is dat precies?
Onderlinge relatie?
Hoe bestudeert ethiek normen & waarden?
Waarden: Aspecten van het leven die we belangrijk vinden
Normen: directe gedragsbepalingen
2) Funderingsprobleem: objectieve ethiek is een illusie
3) We mogen niet vervallen in relativisme
4) Ethische theorieën
3 belangrijke waarden:
vrijheid
authenticiteit
geluk
in hoeverre zijn deze 3 waarden belangrijk voor het goede leven?
5) Utilitarisme van Kant: hebben we morele plichten? Uit wat bestaan die plichten?
Waarden het GOEDE leven
Normen het JUISTE leven
1.2 Ethiek
= bestudeert waarden & normen -- > spelen belangrijke rol in het menselijke bestaan
!Belangrijk kenmerk! : waarden & normen spelen vaak een rol op de achtergrond, niet altijd
expliciet
NORM = gedragsbepaling, een oordeel over wat wel of niet mag zijn. Een oordeel over
menselijk gedrag, wat mag? Wat moet?
Vb: wees eerlijk, wees mild voor de anderen
NORM: ofwel
o PLICHT : iets dat moet vb: voorrang van rechts
o PERMISSIE : zeggen dat je iets mag doen
Er is een belangrijke relatie tussen plichten en permissies:
Het is niet omdat je iets moet doen (PLICHT) dat je het ook mag doen
(PERMISSIE)
Vaak worden plichten en permissies gedefinieerd in termen van elkaar.
Vb: Het is de plicht beloften na te komen kan ook gedefinieerd worden als de
afwezigheid van een permissie beloften te breken
WAARDE= een beoordeling of evaluatie en verwijst naar aspecten van het leven die we
belangrijk vinden
Soms verwijst een waarde naar een specifieke karaktereigenschap ( vb eerlijkheid,
vriendelijkheid, veiligheid,…), = DEUGDEN
3
, !!Waarden ≠ normen, drukken wel concrete gedragsbepaling (norm) uit!!
Vergelijk met nieuwjaarsvoornemens.
Waarden → algemene zaken waar je meer aandacht aan wil besteden, vb. meer tijd
doorbrengen met vrienden, familie.
Normen → concrete gedragsregels om je leven anders in te richten, vb. wekelijks gaan
sporten, stoppen met roken, elke dag een uur klassieke muziek beluisteren.
ETHIEK = studie van normen en waarden, die zich richt op de vraag welke normen en
waarden we kunnen rechtvaardigen
= systematische reflectie op de geldende moraal
zeer ruim, gaat niet enkel over kwesties als abortus, euthanasie,… maar betreft veel van
onze dagelijkse beslissingen.
houdt zich bezig met plichten, permissies en waardevolle aspecten als deze een
beoordeling zijn van het handelen van mensen
“waarom vinden we gezondheid zo belangrijk?”
Normen en waarden van een bepaalde cultuur of maatschappij zijn de positieve moraal
van die cultuur of maatschappij.
MORAAL = stelsel van normen en waarden, dat betrekking heeft op het handelen van
mensen
“in de moraal van de antiek-Griekse cultuur stond dapperheid hoog aangeschreven”
= de normen en waarden die er zijn, die heersen of gelden in een bepaalde cultuur
studie van W&N ≠ exclusief voor de ethiek, maar ethiek richt zich op de vraag welke W&N
we belangrijk zouden moeten vinden en welke we kunnen rechtvaardigen, dus ethiek richt
zich niet primair op de beschrijving van bestaande W&N en niet op de verklaring van het
ontstaan van bepaalde W&N
de vraag naar rechtvaardiging voor een norm = de vraag naar de redenen die voor die
norm gegeven kunnen worden.
Kern van ethiek:
Welke W&N kunnen we met goede redenen verdedigen?
Wanneer spreekt men van goede redenen?
de ethiek is zelf normatief: ze vormt een oordeel over de geldende normen en waarden
en geeft dus aan welke normen en waarden we zouden moeten naleven
Descriptief: wat zich beperkt tot ‘wat is’ en die toestand tracht te beschrijven.
Normatief: wat zich richt op ‘wat zou moeten zijn’ en dat ideaal tracht voor te schrijven
1. MORELE UITSPRAKEN= uitspraken die een waarde of norm uitdrukken
stemt overeen met heersende waarden en normen
2. IMMOREEL= ‘morele uitspraken’ waar we niet mee akkoord gaan, waar we geen
goede redenen voor kunnen vinden, schendt de heersende W&N
3. A-MOREEL= Er zijn geen waarden of normen bij betrokken
4