Wettenbundel rechtspositie van het overheidspersoneel
Inhoudsopgave
KB 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel – “statuut Camu”..................................................3
KB 22 december 2000 houdende de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de
rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en
Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse
Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen. = APKB..............13
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het
personeel van de diensten van de Vlaamse overheid = Vlaams personeelsstatuut..................................................16
Arrêté du Gouvernement wallon du 18 décembre 2003 portant le Code de la fonction publique wallonne...........20
Besluit 21 maart 2018 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de
bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het gewestelijke overheidsdiensten van Brussel..............................20
Wet 11 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.......................................21
Art 87 BWHI voor de zesde staatshervorming..........................................................................................................22
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft
de hervorming van de selectieprocedures en andere bepalingen, en tot opheffing van het APKB..........................22
Decreet lokaal bestuur..............................................................................................................................................23
De nieuwe gemeentewet..........................................................................................................................................29
Code de la démocratie locale et de la décentralisation............................................................................................30
Wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven maakt de raad
van bestuur bevoegd voor de opstelling van het administratief en geldelijk statuut...............................................31
Ordonnantie Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 5 juli 2018 betreffende de specifieke gemeentelijke
bestuursvormen en de samenwerking tussen gemeenten.......................................................................................31
wet 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.........................................................32
21 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij administraties en andere diensten van de ministeries en
instellingen van openbaar nut gemachtigd worden contractuelen in dienst te nemen om te voldoen aan
uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften......................................................................................................33
Besluit van 18 december 2003 van de Waalse Regering betreffende de voorwaarden voor de indienstneming en
de administratieve en geldelijke toestand van de contractuele personeelsleden....................................................34
29 JULI 1991. - Wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen...................................35
11 APRIL 1994. - Wet betreffende de openbaarheid van bestuur............................................................................35
1 FEBRUARI 1993. - [Koninklijk besluit tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de federale
overheidsdiensten, de programmatorische overheidsdiensten en de diensten die ervan afhangen, alsook in
sommige instellingen van openbaar nut.]................................................................................................................36
Gerechtelijk wetboek................................................................................................................................................39
Gecoördineerde wetten Raad van State...................................................................................................................41
Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de
personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het
provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de
ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn...........................................................................45
/
,VWEU........................................................................................................................................................................ 46
Decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende
monarchie.................................................................................................................................................................46
Koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk en het satellietwerk in het federaal
administratief openbaar ambt..................................................................................................................................46
Koninklijk besluit van 14-01-2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt...................................47
EVRM........................................................................................................................................................................55
Provinciedecreet.......................................................................................................................................................56
Strafwetboek............................................................................................................................................................57
Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 tot vaststelling van de tuchtprocedure voor het statutaire
personeel van het lokaal bestuur en tot vaststelling van de werking, de samenstelling en de vergoeding van de
leden van de Beroepscommissie voor Tuchtzaken...................................................................................................58
12 APRIL 1965. - Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers..................................................59
19 NOVEMBER 1998. - Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de
personeelsleden van de rijksbesturen......................................................................................................................59
5 DECEMBER 1968. - Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.................60
19 DECEMBER 1974. - Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar
personeel.................................................................................................................................................................. 61
21 MAART 1991. - Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.....................63
Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, New York, 16-12-1966.........................71
Europees Sociaal Handvest (herzien) Straatsburg, 3 mei 1996.................................................................................71
7 DECEMBER 1998. - Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus...72
19 AUGUSTUS 1948. - Wet betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd.......................................72
23 MAART 2019. - Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het
penitentiair personeel..............................................................................................................................................74
29 NOVEMBER 2017. - Wet betreffende de continuïteit van de dienstverlening inzake personenvervoer per spoor
in geval van staking...................................................................................................................................................77
/
,KB 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel
– “statuut Camu”
EERSTE DEEL RIJKSAMBTENAREN
Artikel 1.-
Rijksambtenaar is elkeen die, in vast verband, zijn diensten aan een rijksbestuur verleent. De rijksambtenaar
bevindt zich in een rechtspositionele positie waaraan slechts een einde kan worden gemaakt in de gevallen
waarin dit besluit voorziet.
Artikel. 6bis.
[ § 1.] [ De bevoegde minister of de voorzitter van het directiecomité bepaalt welke vacant geworden betrekking
wordt toegekend en volgens welke procedure.
In het geval van een betrekking in de klassen A2 tot A5 wordt er beroep gedaan :
- hetzij gelijktijdig op de mobiliteit en op de bevordering naar de hogere klasse;
- hetzij alleen op de bevordering naar de hogere klasse van de rijksambtenaren van de betrokken federale
overheidsdienst.
Voor de betrekkingen in de klassen A2 tot A4, wanneer de keuze wordt gemaakt de betrekking gelijktijdig aan de
mobiliteit en aan de bevordering naar de hogere klasse, zonder zich te beperken tot de rijksambtenaren van de
betrokken federale overheidsdienst, kan de bevoegde minister of de voorzitter van het directiecomité echter ook
tegelijkertijd een beroep doen op de aanwerving.
De betrekking kan altijd worden toegekend door overgang naar het hogere niveau, als ze voor een dergelijke
toekenning in aanmerking komt.
Voor de klassen A3 en A4 kan er niet enkel een beroep gedaan worden op de aanwerving. Voor de klasse A2, in
afwijking van het tweede lid, kan er enkel beroep gedaan worden op de aanwerving.
Wanneer de betrekking wordt toegekend overeenkomstig de regels inzake aanwerving wordt van de kandidaten
een nuttige ervaring voor de functie geëist van zes jaar voor de klasse A3 en van negen jaar voor de klasse A4. ] 1
[2 § 2. Aan de klasseanciënniteitsvoorwaarde bedoeld in artikel 41 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939
betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel wordt voldaan op de datum waarop het bericht
van vacante betrekking wordt meegedeeld.
Aan de andere voorwaarden wordt voldaan op diezelfde datum.
Als het bericht van vacante betrekking op verschillende wijzen werd meegedeeld overeenkomstig artikel 72, § 3,
wordt aan de voorwaarden voldaan op de datum die het gunstigst is voor de ambtenaar.
De Minister of de voorzitter van het directiecomité bepaalt de datum waarop het personeelsbestand bepalend
zal zijn, met het oog op de toepassing van artikelen 53 en 54.
Deze datum mag niet vroeger zijn dan de datum waarop het bericht van vacante betrekking wordt meegedeeld.]
DEEL II. [1 Rechten, plichten, belangenconflicten en cumulatie]
Artikel. 7.
§ 1. De rijksambtenaar oefent zijn ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van zijn
hiërarchische meerderen.
Daartoe dient hij :
1° de van kracht zijnde wetten en reglementen na te leven, alsmede de richtlijnen die hem gegeven worden in
het kader van die wetten en reglementen;
2° nauwgezet en correct zijn adviezen te formuleren en zijn verslagen op te stellen;
3° de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren.
§ 2. De rijksambtenaar heeft het recht om met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door
zijn hiërarchische meerderen, door zijn collega's, als door zijn ondergeschikten.
Hij dient zijn collega's, zijn hiërarchische meerderen en zijn ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te
behandelen. Hij vermijdt elk woord, elke houding, elk voorkomen dat deze waardigheid en deze hoffelijkheid in
/
,het gedrang zou kunnen brengen of de goede werking van de dienst zou kunnen schaden.
§ 3. Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van strafvordering stelt de rijksambtenaar zijn hiërarchische
meerdere of, indien nodig, een hogere hiërarchische meerdere op de hoogte van elk onwettigheid of
onregelmatigheid waarvan hij kennis heeft.]
Artikel 8.
§ 1. De rijksambtenaar behandelt de gebruikers van zijn diensten met welwillendheid. In de manier waarop hij de
vragen van de gebruikers beantwoordt of waarop hij de dossiers behandelt, eerbiedigt hij op een strikte manier
de beginselen van neutraliteit, van gelijkheid in behandeling en van naleving van de wetten, de reglementen en
de richtlijnen.
Wanneer hij bij zijn ambtsuitoefening in contact komt met het publiek vermijdt de rijksambtenaar elk woord,
elke houding, elk voorkomen, die van die aard zouden kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in zijn
volledige neutraliteit, in zijn bekwaamheid of in zijn waardigheid in het gedrang zouden kunnen brengen.
§ 2. Zelfs buiten de uitoefening van zijn ambt vermijdt de rijksambtenaar elk gedrag dat in strijd is met de
waardigheid van zijn ambt. Hij vermijdt evenzeer elke toestand waarbij hij, zelfs door een tussenpersoon, in
verband zou kunnen gebracht worden met bezigheden die in strijd zijn met de waardigheid van zijn ambt.
§ 3. De rijksambtenaar mag, noch rechtstreeks, noch door tussenpersoon, zelfs buiten zijn ambtsuitoefening,
maar uit oorzaak hiervan, giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen.
Het eerste lid slaat niet op symbolische geschenken van kleine waarde uitgewisseld tussen ambtenaren in de
normale uitoefening van hun ambt.]
Artikel. 10.
De rijksambtenaar heeft het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis
heeft uit hoofde van zijn ambt.
Het is hem enkel verboden die feiten bekend te maken die betrekking hebben op s lands veiligheid, de
bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen
van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder op het
recht op eerbied voor het privé-leven; dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de
voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen; evenals voor feiten die,
wanneer zij bekend worden gemaakt, de belangen van de overheidsdienst waarin de ambtenaar is tewerkgesteld,
kunnen schaden.]
Artikel 13
Iedere rijksambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier in te kijken.
Geen enkel stuk kan worden toegevoegd aan het persoonlijk dossier zonder dat de rijksambtenaar daarvan
voorafgaandelijk op de hoogte is gesteld
DEEL III. [1 Selectie, werving en stage]1
TITEL I. [1 Selectie en werving]1
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
Artikel 16
Niemand kan tot Rijksambtenaar worden benoemd indien hij niet voldoet aan de hierna volgende algemene
toelaatbaarheidsvereisten : § 1
1° Belg zijn wanneer de uit te oefenen functies verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag en
ten doel hebben de algemene belangen van de Staat te behartigen, of, in de andere gevallen, Belg zijn of burger
van een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese economische ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat;
2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking ;
3° de burgerlijke en politieke rechten genieten ;
4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben ;
/
,5° zich niet persoonlijk bevinden in een toestand van belangenconflict;
6° houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen klasse
of graad, volgens de bij dit besluit gevoegde tabel.
§ 2. Afwijking van de in de eerste paragraaf, 6°, bedoelde diplomavoorwaarde kan door de Minister tot wiens
bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort worden toegestaan
1° hetzij voor de kandidaten die houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift van een lager niveau, in geval
van schaarste op de arbeidsmarkt, na advies van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de
Federale Overheid;
2° hetzij, op voorstel van de voorzitter van het directiecomité(34), voor de kandidaten die houder zijn van een
attest dat getuigt van generieke competenties die buiten diploma zijn verworven en toegang geeft tot het niveau
waarin zich de graad of de klasse bevindt waartoe de functie waarvoor de selectie is georganiseerd, behoort. Dit
getuigschrift wordt uitgereikt door het Selectiebureau van de Federale Overheid en zijn geldigheidsduur wordt
bepaald op vijf jaar vanaf de datum van zijn aflevering. In de oproep tot de kandidaten wordt elke afwijking
vermeld.
HOOFDSTUK II. Vergelijkende selecties
Artikel 20
§ 1. Een vergelijkende selectie is de selectie die, op basis van een functiebeschrijving en het competentieprofiel,
georganiseerd wordt op initiatief van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de federale
overheid of op aanvraag van de minister of zijn gemachtigde en leidt tot een rangschikking van de geslaagden.
§ 2. Een vergelijkende selectie kan meerdere opeenvolgende modules van proeven omvatten waarbij de
kandidaat enkel tot de volgende module wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. In dit
geval wordt de rangschikking enkel vastgelegd op basis van de resultaten van de laatste module.
Indien meerdere vergelijkende selecties binnen eenzelfde niveau een module gemeenschappelijk hebben, geeft
de afgevaardigd bestuurder de geslaagden een vrijstelling voor deze module wanneer ze deelnemen aan een
andere vergelijkende selectie. Deze vrijstelling wordt ook toegekend aan de personen die geslaagd zijn voor de
zelfde module in het kader van de selectietest bedoeld in artikel 2, 4°, van het koninklijk besluit van 25 april 2005
tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige
overheidsdiensten. De afgevaardigd bestuurder bepaalt de geldigheidsduur van de vrijstelling bij de betekening
van het resultaat. Deze bedraagt minimaal twee jaar.
Een kandidaat die niet geslaagd is voor een module van een vergelijkende selectie wordt gedurende een periode
van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van het opnieuw
afleggen van dezelfde module.
§ 2bis. - Indien een schriftelijke of computergestuurde proef die niet tot een rangschikking van de kandidaten
leidt gemeenschappelijk is voor verschillende modules binnen eenzelfde niveau geeft de directeur-generaal
Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning een vrijstelling aan de
geslaagden voor deze proef wanneer ze aan een andere vergelijkende selectie deelnemen. Deze vrijstelling is
twee jaar geldig.";
2°Paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
" § 3.- Voor elke vergelijkende selectie en indien de aard van de te begeven functie dit vereist, wordt er een
bijkomende vergelijkende proef georganiseerd op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel
waaraan in voorkomend geval toelaatbaarheidsvereisten zoals bepaald in artikel 17, § 1 zijn verbonden, die, voor
deze functie, leidt tot een afzonderlijke rangschikking van de geslaagden, die zes maanden geldig is ongeacht de
geldigheidstermijn van de oorspronkelijke reserve.
De deelname aan de bijkomende vergelijkende proef is facultatief.
De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning
legt, in overleg met de betrokken voorzitter van het directiecomité of zijn afgevaardigde, het maximum aantal
deelnemers aan deze proef vast, rekening houdend met de rangschikking.
De geslaagden voor deze proef en de niet geslaagde kandidaten behouden de rangschikking bedoeld in § 1.
/
, Wat de aanwerving betreft, is de minister of zijn afgevaardigde gebonden door de in het eerste lid bedoelde
rangschikking.]
§ 3.Voor elke vergelijkende selectie en indien de aard van de te begeven functie dit vereist, wordt er een
bijkomende vergelijkende proef georganiseerd op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel
waaraan in voorkomend geval toelaatbaarheidsvereisten zoals bepaald in artikel 17, § 1 zijn verbonden, die, voor
deze functie, leidt tot een afzonderlijke rangschikking van de geslaagden, die zes maanden geldig is ongeacht de
geldigheidstermijn van de oorspronkelijke reserve.
De deelname aan de bijkomende vergelijkende proef is facultatief.
De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning
legt, in overleg met de betrokken voorzitter van het directiecomité of zijn afgevaardigde, het maximum aantal
deelnemers aan deze proef vast, rekening houdend met de rangschikking.
De geslaagden voor deze proef en de niet geslaagde kandidaten behouden de rangschikking bedoeld in § 1.
Wat de aanwerving betreft, is de minister of zijn afgevaardigde gebonden door de in het eerste lid bedoelde
rangschikking.]
§ 3bis. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en
Ondersteuning of, in voorkomend geval, de minister of zijn afgevaardigde, kan, voor een aanwerving waarvoor er
geen reserve is aangelegd, een beroep doen op de reserves met geslaagden van statutaire selecties die onder een
andere federale, gewestelijke of gemeenschapsoverheid vallen of van een instelling van openbaar nut die
daaronder valt, met het akkoord van de overheid die er de benoemingsbevoegdheid heeft.
In dat geval wordt een bijkomende vergelijkende proef georganiseerd op de in paragraaf 3 vastgestelde
voorwaarden.]
§ 4. De vergelijkende selecties worden georganiseerd voor de benoeming in de klassen A1 tot A4 en in de graden
van de niveaus B, C en D.]
HOOFDSTUK III. Stage en aanstelling tot rijksambtenaar
Afdeling I. Algemene bepalingen
Artikel. 27.
§ 1. De afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid maakt overeenkomstig de door
Ons vastgestelde bepalingen de lijst op van de geslaagden [ 1 ...]1 van de vergelijkende selectie.
§ 2. In de gevallen waarin een onderzoek naar de medische geschiktheid is voorgeschreven, kan de aangeworven
geslaagde [1 ...]1 slechts tot benoeming worden toegelaten wanneer hij zich voor het onderzoek heeft aangemeld :
dat onderzoek heeft als voorwerp te bepalen of de betrokkene geschikt is om het ambt waarvoor hij is
geselecteerd, uit te oefenen. Indien hij niet aan de geschiktheidsvoorwaarden voldoet, wordt hij ambtshalve
ontslagen. Ten laatste op de datum van dit ontslag van ambtswege wordt met de betrokkene een
arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur afgesloten. Deze duur is gelijk aan de minimumduur die in zijn
geval wordt opgelegd om het voordeel van de werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. Wanneer hij op de
datum waarop deze overeenkomst begint te lopen arbeidsongeschikt is of wanneer hij dat wordt tijdens de
uitvoering ervan, wordt hem in het eerste geval een wedde uitbetaald gedurende zes maanden en in het tweede
geval gedurende de periode nodig om de wachttijd te dekken voor de verplichte ziekte- en
invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen.
§ 3. De afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid controleert de algemene
toelaatbaarheidsvereiste, voorzien in artikel 16, 6° en de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten van de geslaagden
[1 ...]1 voorzien in artikel 17.
[2 De aangeworven geslaagden worden door de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde toelaatbaar
verklaard zo zij aan de overige toelaatbaarheidsvereisten voldoen] 2
Zo er een reserve van de geslaagden is aangelegd, verwittigt de [ 2 voorzitter van het directiecomité]2 of zijn
gemachtigde de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid van zijn beslissing.
[2 ...]2 .
Wanneer, overeenkomstig artikel 16, 2°, een nader onderzoek geboden is om uit te maken of een aangeworven
/
,geslaagde [1 ...]1 een gedrag heeft dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking, wordt het
dossier voor beslissing aan de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid
overgemaakt. Zolang het onderzoek duurt, wordt de geslaagde of de kandidaat voorlopig geweerd; hij wordt op
de hoogte gebracht van deze procedure.
Artikel. 28.
De stagiair is geen rijksambtenaar in de zin van dit besluit.
De bepalingen van dit besluit en van de besluiten die het wijzigen of aanvullen gelden voor hem slechts in zover
zij uitdrukkelijk op hem toepasselijk zijn verklaard.
Artikel. 28bis.
De stagiair komt in aanmerking voor hetgeen ten behoeve van rijksambtenaren is bepaald inzake :
1° allerhande uitkeringen en vergoedingen voor zover het daartoe grond opleverende feit bestaanbaar is met
een ononderbroken stage ;
2° de bezoldigingsregeling.
Voor de toepassingen van dit artikel worden de stagiairs geacht [ 1 de klasse of]1 de graad te bezitten waarvoor zij
zich kandidaat hebben gesteld.
Afdeling II. [1 Stage van de geslaagden voor [2 ...]2 niveau A en hun aanstelling tot Rijksambtenaar] 1
Onderafdeling I. [1 Stage van de geslaagden voor niveau A en hun aanstelling tot Rijksambtenaar] 1
Artikel. 30.
§ 1. [2 De geslaagden van niveau A die worden toegelaten door de voorzitter van het directiecomité of zijn
gemachtigde, worden door hem of zijn gemachtigde, tot stagiair benoemd. Zij worden in die hoedanigheid in
dienst geroepen met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, uiterlijk de eerste dag van de
derde maand volgend op die van de toelaatbaarheidverklaring.] 2
[1Wanneer een geslaagde een opzeggingsperiode moet volbrengen bij toepassing van de toepasbare bepalingen
in een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat of bij een
instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of krachtens een van de
verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de
maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt.] 1
Het bepaalde in het eerste lid doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot
vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die, in vredestijd,
militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het
statuut van de gewetensbezwaarden.
Artikel. 33.
§ 1. [3 De stagiair wordt benoemd tot rijksambtenaar [ 4 wanneer hij, na afloop van zijn stage-evaluatieperiode,
geen vermelding "onvoldoende" heeft gekregen of wanneer de evaluatiecommissie, zoals bepaald in artikel 26
van het koninklijk besluit van januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, zijn
benoeming heeft voorgesteld]4.
Hij wordt benoemd in de klasse waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld. Hij wordt definitief aangewezen voor
een vaste betrekking van deze klasse en verkrijgt, wanneer hij zijn stage begint, de eerste weddeschaal van de
voornoemde klasse onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 19 en 53 van het koninklijk besluit van
25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.] 3
§ 2. [2 ...]2 Voor zijn rangschikking, neemt hij rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen.
Indien de toelating tot de stage werd vertraagd omdat een onderzoek geboden was om uit te maken of het
gedrag van de stagiair wel in overeenstemming is met het uit te oefenen ambt, en indien de stagiair in zijn
federale overheidsdienst door één of meer na hem gerangschikte geslaagden van hetzelfde vergelijkende selectie
voorbijgegaan is, dan neemt hij echter rang in op de datum waarop die geslaagde of de best gerangschikte van
/
,die geslaagden zijn stage heeft aangevat.
§ 3. Dit artikel mag geen afbreuk doen aan de bepalingen die van toepassing zijn op de wegens medische
ongeschiktheid onder voorbehoud toegelaten ambtenaren.
§ 4. [1 ...]1.
Afdeling III. Stage van de geslaagden voor [1 ...]1 de niveaus B, C en D en hun aanstelling tot rijksambtenaar
Artikel. 34.
§ 1. De tot benoemen bevoegde overheid laat de geslaagden [ 1 ...]1 van de niveaus B, C en D toe en benoemt ze
tot stagiair. Zij worden in die hoedanigheid in dienst geroepen en aangewezen voor een vacante vaste betrekking
met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, uiterlijk de eerste dag van de derde maand
volgend op die van de toelaatbaarheidverklaring.
Wanneer een geslaagde of een kandidaat een opzeggingsperiode moet volbrengen bij toepassing van de
toepasbare bepalingen in een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse
Bondsstaat of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of
krachtens een van de verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de
eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt. (7)
Het bepaalde in het eerste lid mag geen afbreuk doen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 juni
1964 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die, in
vredestijd, militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juli 1964
houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.
§ 1bis. [2 ...]2
§ 2. [2 ...]2
Artikel. 37.
§ 1. [2 De stagiair wordt benoemd tot rijksambtenaar [ 4 wanneer hij, na afloop van zijn stage-evaluatieperiode,
geen vermelding "onvoldoende" heeft gekregen of wanneer de evaluatiecommissie, zoals bepaald in artikel 26
van het koninklijk besluit van januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, zijn
benoeming heeft voorgesteld]4.
Hij wordt benoemd in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld. Hij wordt definitief aangewezen voor
een vaste betrekking van deze graad en verkrijgt, wanneer hij zijn stage begint, de eerste weddeschaal van de
voornoemde graad onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 19 en 53 van het koninklijk besluit van
25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.] 2
§ 2. [3 ...]3 Voor zijn rangschikking, neemt hij rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen.
Indien de toelating tot de stage werd vertraagd omdat een onderzoek geboden was om uit te maken of het
gedrag van de stagiair wel in overeenstemming is met het uit te oefenen ambt, en indien de stagiair in zijn
federale overheidsdienst door één of meer na hem gerangschikte geslaagden van dezelfde vergelijkende selectie
voorbijgegaan is, dan neemt hij echter rang in op de datum waarop die geslaagde of de best gerangschikte van
die geslaagden zijn stage heeft aangevat.
§ 3. Dit artikel mag geen afbreuk doen aan de bepalingen die van toepassing zijn op de wegens medische
ongeschiktheid onder voorbehoud toegelaten ambtenaren.
§ 4. [1 ...]1
DEEL VII. Evaluatie
Artikel 56
De evaluatie is verplicht voor iedere rijksambtenaar die effectief in dienst is.
Zij heeft tot doel, volgens de door Ons vastgestelde modaliteiten, de beroepsbekwaamheden van de ambtenaar
te bepalen
DEEL X. Tuchtregeling
TITEL 1. Tuchtstraffen
/
, Artikel. 77.
De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken:
1° de terechtwijzing;
2° de inhouding van wedde;
3° de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
4° het ontslag van ambtswege;
5° de afzetting.
De inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten minste één maand en ten hoogste zesendertig
maanden en mag niet hoger liggen dan die welke bepaald is in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965
betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.
De bij tuchtmaatregel verplaatste ambtenaar kan op zijn aanvraag geen nieuwe aanwijzing noch overplaatsing
bekomen gedurende de termijn die voor de uitwissing van zijn tuchtstraf is bepaald.]
Artikel. 79.
§ 1. [1 Binnen een termijn van tien dagen vanaf de dag waarop het dossier bij het directiecomité aanhangig is
gemaakt, roept het directiecomité de ambtenaar op om voor hem te verschijnen.
De oproep gebeurt volgens één van de wijzen bepaald in artikel 78, § 2, vierde lid.
Het horen van de ambtenaar gebeurt tussen de twintigste en de dertigste dag volgend op het aanhangig maken
bij het directiecomité.
De oproeping vermeldt:
1° de datum van aanhangigmaking bij het directiecomité;
2° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;
3° de plaats waar en de termijn waarbinnen het dossier kan worden ingekeken.
De ambtenaar verschijnt persoonlijk. Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze. De
verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van het directiecomité.
Indien de ambtenaar of zijn verdediger ondanks een regelmatige oproeping twee opeenvolgende keren niet
verschijnt, en ongeacht of de ambtenaar of zijn verdediger een geldige reden aanvoert, doet het directiecomité
na de tweede hoorzitting uitspraak op basis van de stukken van het dossier.] 1
§ 2. Kan geen zitting houden noch deelnemen aan de beraadslaging van het directiecomité, de ambtenaar tegen
wie de tuchtvordering is ingezet of elke ambtenaar die heeft deelgenomen aan het instellen van de
tuchtvordering of die in enige hoedanigheid aan de tuchtprocedure heeft deelgenomen.
§ 3. [1 Binnen een termijn van ten hoogste twee maanden vanaf de dag dat de zaak bij het directiecomité is
ingediend, doet deze een voorstel van tuchtstraf en betekent het voorstel aan de ambtenaar binnen de vijftien
dagen.
Bij ontstentenis van deze betekening binnen de termijn van vijftien dagen, wordt het directiecomité geacht af te
zien van de procedure voor de feiten die de ambtenaar ten laste worden gelegd.] 1
§ 4. [1 Binnen de twintig dagen die volgen op de betekening van het voorstel van tuchtstraf kan de ambtenaar
tegen dit voorstel beroep aantekenen bij de bevoegde raad van beroep.] 1
§ 5. [1 ...]
Artikel 80.
§ 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossier van de
ambtenaar uitgewist onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.
Onverminderd de uitvoering van de straf, heeft de uitwissing tot gevolg dat met de uitgewiste tuchtstraf geen
rekening meer mag worden gehouden inzonderheid bij de appreciatie van de aanspraken op bevordering van de
ambtenaar, noch bij de toekenning van de evaluatie.
§ 2. [1 De uitwissing van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is
vastgesteld op:
o negen maanden voor de terechtwijzing;
o twaalf maanden voor de inhouding van wedde;
/
, o achttien maanden voor de verplaatsing bij tuchtmaatregel.
De termijn voor de uitwissing van de terechtwijzing en de verplaatsing bij tuchtmaatregel loopt vanaf de datum
waarop de straf is uitgesproken.
De termijn voor de uitwissing van de inhouding van wedde loopt vanaf de dag die volgt op het einde van de
laatste maand van de periode van de inhouding.
Artikel 81
§ 1. De bevoegde overheid kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan die welke voorgesteld is. Een tuchtstraf
kan geen uitwerking hebben over een periode voor de uitspraak.
§ 2. Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit niettemin slechts aanleiding
geven tot één tuchtprocedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.
Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd kan dit tot een nieuwe
procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure wordt onderbroken.
§ 3. De tuchtoverheid kan geen tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na verloop van een termijn van zes
maanden na de vaststelling of de kennisname door de tuchtoverheid van de daarvoor in aanmerking komende
feiten. De tuchtvervolging wordt geacht te zijn ingesteld van zodra de tuchtoverheid de ambtenaar op de hoogte
brengt van de tuchtprocedure zoals voorzien in artikel 78, § 2.
§ 4. Als in verband met dezelfde feiten de strafvordering werd ingesteld, wordt de termijn van § 3 gestuit tot op
de dag dat de tuchtoverheid verneemt dat een beslissing werd uitgesproken en dat die beslissing in kracht van
gewijsde is getreden. De tuchtoverheid is ertoe gehouden zich op de hoogte te stellen met betrekking tot de
uitkomst van deze beslissing.
§ 5. De strafvordering doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtstraf uit te
spreken. Indien een opgelegde tuchtstraf onverenigbaar blijkt te zijn met een latere in kracht van gewijsde
getreden strafrechtelijke uitspraak, moet de tuchtoverheid de opgelegde tuchtsanctie intrekken en dit met
terugwerkende kracht vanaf de datum dat de tuchtstraf is uitgesproken.
TITEL II. Raden van beroep
Artikel. 94.
Is het advies van de raad van beroep gunstig, dan wordt de beslissing altijd definitief genomen of voorgesteld
door de minister of de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89.
De minister of de voorzitter van het directiecomité motiveert elke beslissing die niet in overeenstemming is met
het advies van de raad van beroep. Ze kunnen geen andere feiten ter sprake brengen dan die welke het advies
van de raad van beroep gemotiveerd hebben. De minister of de voorzitter van het directiecomité notificeert de
beslissing aan de raad van beroep.
De minister of de voorzitter van het directiecomité beslist binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de
betekening van het advies van de raad van beroep; de minister of de voorzitter van het directiecomité deelt zijn
beslissing zonder verwijl mee aan de ambtenaar en aan de raad van beroep.
DEEL XII. Administratieve standen
TITEL I. Algemene regelen
Artikel. 98.
De rijksambtenaar bevindt zich in een van de volgende standen :
1° dienstactiviteit ;
2° non-activiteit ;
3° disponibiliteit.
Artikel. 99.
De rijksambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in actieve dienst te zijn
behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid
in een andere administratieve stand plaatst.
/