SAMENVATTING PUBLIEKE ECONOMIE
Les 1: 1/10
Deel 1. De consument en de producent
1.1 Doel van economische wetenschap
Economie
“iemand die een huishouden leidt”
Studie van welvaartstreven goederen en diensten zijn belangrijk
Bestudeert keuzeproblemen beheerst politiek en maatschap leven
Leven = keuzes / beslissingen nemen: voor niets gaat de zon op
Ook in de samenleving worden beslissingen genomen.
Keuzeprobleem
1. eco. principe = met de gegeven middelen een max. behoeftebevrediging
te bereiken
Vb. Sparen voor wereldreis heeft weerslag dat je niet dagelijks kan
uitgaan
2. Rationeel denkende + handelende mens die keuzes moeten maken obv
voor en nadelen
3. Afwegen van kosten – baten (voordeel aanbrengen)
4. Beslissingen nemen: inzicht in aantal economische principes is belangrijk
Waarom? Om problemen en beslissingen beter te begrijpen
5. Elk gezin / individu moet keuzes maken
allocatievraagstuk = toewijzen van middelen die we hebben: reizen,
of niet weg?
= homo economicus hypthese
Behoeften
= aanvoelen van tekort en streven naar het bevredigen van het tekort
1. Primair: levensnoodzakelijk vs secundair: niet
levensnoodzakelijk, luxe
2. Materieel: vasthouden vs immaterieel:
dienstverlening
3. Individuele: eigen nood (eten, drank) vs collectieve: behoefte: je
kunt niet krijgen
Schaarste ≠ zeldzaam
(In de economie: goederen en diensten)
De verlangde hoeveelheid zou de beschikbaarheid overtreffen als het
gratis is
Slaat niet op de hoeveelheid van goed & dienst maar op beperktheid van
inkomen
Dus
Economie =
,studie van menselijk streven naar bevrediging van behoeften met behulp v.
schaarse middelen
studie van de manier waarop de samenleving omgaat met schaarse bronnen
schaarste hypothese
Efficiëntie vs rechtvaardigheid
Kennen?
1.2 Welvaart en welzijn
Welvaart
Mate waarin mensen schaarse middelen in behoeften kunnen voorzien
Welvaart ↑: schaarste ↓ : gaat om geld, vrije tijd en humanisering van
arbeidsmarkt
Veel middelen zijn niet meer schaars want keuzeprobleem
Welzijn
Hoe voelen we ons
Niet bepaald door schaarse middelen
Bevredigen van verlangen
Verband
Gevoel van welzijn neemt toe met de welvaart, maar steeds minder en minder.
Iemand die arm is en meer welvaart kent, gelukkig door extraatje dan iemand
die al veel heeft, niet gelukkiger door extraatje
Correlatie / samenhangtussen welvaart en welzijn in westerse wereld heel zwak
1.3 De ceteris paribus-causule
= een welbepaald economisch verschijnsel bestuderen afhankelijk van 1
variabele, terwijl de
andere factoren constant blijven.
= “overige omstandigheden gelijkblijvend”
Voorbeeld van hoeveel cola kopen als het duurder wordt?
1.4 economische principes
10 economische principes!:
4 principes van individuele beslissingen maken:
1. Keuzes maken
2. Vergelijken van kosten en opbrengsten, opportuniteitskosten (= de kost
dat je hebt door iets te kiezen vb. je kiest voor een cola te drinken, dus
kan je geen fanta drinken)
3. Vergelijken van marginale kosten met de marginale voordelen (rationeel
denken)
Marginale = een extra eenheid vb. Horecazaak, druk, nieuwe werknemer
4. Mensen reageren op prikkels, veranderingen: kosten / opbrengsten
veranderen
3 principes van hoe mensen met elkaar omgaan:
, 1. Handel kan in ieders belang zijn
2. Markten = goede manier om activiteiten te organiseren
‘The invisible hand’ leidt de huishoudens en bedrijven naar gewenste
marktresultaten. Deze hand is onzichtbaar, hij doet niet echt iets maar
denkt alles komt goed!
De overheid kan de prijzen niet coördineren.
3. Overheid kan resultaat van markt verbeteren: rechtvaardigheid bereiken,
gelijkere verdeling door bijvoorbeeld sociale zekerheid en
inkomstenbelasting. Regels en wetten om te beschermen en efficiëntie en
rechtvaardigheid bereiken.
Markt falen niet slagen om beschikbare middelen efficiënt te verdelen
3 principes van hoe de economie als geheel werkt:
1. Productiviteit: hoeveelheid producten en diensten iedere arbeider kan
leveren per uur. Wetten of vakbonden bepalen het minimumloon
2. Inflatie: stijging totale prijsniveau; toename hoeveelheid geld daling
waarde geld
3. Afweging tussen inflatie en werkloosheid: grotere hoeveelheid geld heeft
inflatie als gev
De Philips curve geeft deze relatie weer. Het helpt de
conjunctuurcyclus (weergave
bewegingen in de economische bedrijvigheid)te begrijpen
De combinatie tussen inflatie en werkloosheid kan beïnvloed worden
door het
ingrijpen van de overheid. Dit kan als beleidsmakers de hoeveelheid
geld aanpassen.
Dit instrument van monetair en fiscaal beleid: zo ingrijpend
discussies over inzet
1.5.1 vraag en aanbod
1. Vraag en aanbod: hoe markten werken - Hoe gedragen kopers en
verkopers zich?
Markt = groep kopers en verkopers van een bepaald product / dienst
- fysisch aanwezig; bloemenmarkt
- abstract geen zichtbare ontmoetingsplaats; geldmarkt, vastgoedmarkt
Voorbeelden: vastgoedmarkt, huurmarkt, koopmarkt, geldmarkt, arbeidsmarkt…
≠ typen markt
Aantal marktpartijen Zijn er al veel of weinig mensen die vb. jeans maken
Mate van Hoogte van prijs vb. hoeveel kost brood vs.
transparantie Boterkoen
vrij toetreden, vergunningen,
opzeggingvergoedingen…
Toetredingsmogelijkhe Open markt? Vb. art praktijk vs. bloemenwinkel
id
Productdifferentiatie Homogeen hoe identiek zijn de producten, =
, kwaliteit
Heterogeen hoe onderscheiden we ons vb. cola, of
met koek
Marktsvormen (+ overzicht pg 21)
Volmaakte competitie Alle producten zijn gelijk en er zijn veel kopers en
verkopers zodat ze de prijs niet beïnvloeden vb.
graanmarkt
Monopolie Een aanbieder en meer vragers vb. NMBS,
luchtvaart
Oligopolie Beperkt aantal verkopers vb. luchtvaart, Danone
Monopolistische Veel aanbieders vb. nachtwinkel, tijdschriften
concurrentie kenmerken: vrije toetreding,
prod.diffirentiatie…
2. De consument: de vraag – vraagcurve
Als we de relaties tussen de gevraagd hoeveelheid van 1 goed (Q) en de prijs
van dat goed (P) onderzoeken, beschouwen we dat alle andere factoren constant
zijn.
negatieve correlatie (product waarvan je meer koopt als je inkomen daalt)
ceteris paribus clausule
Vraagcurve: relatie tussen prijs en gevraagd hoeveelheid
= hoeveelheid van het product dat kopers
kunnen kopen
Deze hoeveelheid ↑ als prijs van goed ↓, dus kent de vraagcurve een
dalend verloop
Beïnvloeding door inkomen, aantal kopers, prijzen van vergelijkbare
producten
( + notities pg 22)
Normaal Vraag ↑ als inkomen ook ↑ vb. zwembad leggen
product
Inferieur Vraag ↓ als inkomen ↑
product
Complementaire ↑ prijs andere goed zorgt voor ↓ hoeveelheid andere
goederen goed
Substitueerbare ↑ prijs andere goed zorgt voor ↑ hoeveelheid andere
goederen goed
voorbeeld: verduring ijs, zelfde inkomen, frozen yoghurt