Hoofdstuk 1 Laura van den End
SCHIMMELS
Schimmels en dieren vormen samen een monofyletische groep: Ophistokonta
- Posterieur agel gemeenschappelijk in sporen of zaadcellen, maar verloren gegeaan bij de
meeste schimmels
- De vroegste schimmels waren eencelligen afhankelijk van water, verplaatsing met agel (enkel
nog bij Chytidiomycota)
Zustergroep is Nuclearia
- Multinucleate amoeben met pseudopodia
- Komen voor in de bodem en zoet water
Naamgeving
- Mycota is afdeling
- Zygomyota
- Chytridiomycota
- Glomeromycota
- Ascomycota
- Basidiomycota
- Mycotina is onderafdeling
- Mycetes is klasse of subklasse
- Myces is genus
Kenmerken
- Monofyletische groep met grote diversiteit (Eumycota)
- Kunnen grote netwerken vormen, of eencellig zijn
- Reducenten
- Experten in het afbreken van hout
- Heterotroof (geen plastiden) - absorptie
- Celwand (chitine) ipv cellulose
- Filamenteus (hyfen) ipv parenchymatisch
- Lipiden/glycogeen als reserve
- Vorming talrijke sporen (verbreiding, overleving en reproductie)
- Mitose gebeurt binnen de persistente kernmembraan met spoel guurpoollichaampjes, geen
centrosomen zoals bij dieren.
Kunnen ziekten veroorzaken bij planten, dieren en de mens
- Meeldauw (Erysiphe graminis) -> belangrijkste ziekte/opbrengstverlies bij graangewassen
- Edelrot (Botrytis cinerea) -> essentiële schimmel om zoete witte wijn te maken
- Chytridiomycosis (Batrachochytrium) -> belangrijkste ziekte bij am bieën
- Voetschimmel (Trychophyton rubrum) -> jeuk tussen tenen
- Candida sp. -> spruw, mond, geslachtsorganen.
Succesvol
- Aangepast aan terrestrische levenswijze
- Verlies van agellen bij reproductieve stadia
- De te exploiteren niches zijn op het land veel groter dan in de zee
- Heterogene levenswijze
- Laat toe voedselbronnen te exploiteren die geen enkele andere groep van organismen kan
exploiteren.
- Kunnen cellulose en ligine afbreken
- Sommigen kunnen ook chitine en keratine aan
- Morfologie
- Laat toe actief de bodem en voedselbronnen binnen te dringen
- Hoge oppervlakte/volume ratio ideaal voor absorptie
- Grote aantallen microscopische sporen
- Snel en massaal reproduceren
- Worden verbeid door de wind, water of dieren
Diversiteit van wieren, schimmels en planten 1
fl fifi fl
,Hoofdstuk 1 Laura van den End
Rozella
- Genus basale fungi met een onduidelijke plaatsing
- Obligate enodparasiet van andere schimmelachtigen: Oomyceten en Chytriden
- Produceert infectueze zoösporen die zich aanhechten aan de gastheer en deze penetreren via
een kiembuis -> infectie cel.
- In de gastheer produceert Rozella ronde thalli die nutriënten absorberen van de gastheer
- De thalli transformeren zich in dikwandige rustsporen/sporangia met stekelig oppervlakte
- Worden gedetecteerd in bodem, zoet en zout water
- Sterk verspreid maar slechts 27 soorten
Olpidium
- Basaal genus met onduidelijke plaatsing
- Olpidium brassicae veroorzaakt de omvalziekte bij kool
- Vaak vertonen planten geen symptomen, maar de fungus verspreidt virussen
- Erg gelijkaardig infectiemechanisme als bij Rozella
Chytriden
- Polyfyletische groep van drie afdelingen:
- Chytridiomycota (700 soorten)
- Neocallimastigomycota (20 soorten)
- Blastocladiomycota (180 soorten)
- Basale schimmelgroepen met nog aanpassingen aan water ( agel)
- Leven voornamelijk in de benthische zone (op of onder oppervlak van de bodem)
- Aquiatische fungi (zoet water), soms terrestrisch
- Belangrijkste functie: decompositie
- Sommige zijn pathogeen
- OF eencellig OF coenocytish (meerdere kernen per cel) EN aseptaat, heel soms enkele septa in
latere levensfase.
- Chitine in de celwand
- Zoosporen en gameten hebben 1 weep agel (opistokont) >< gesel agel (geveerd, beweging in
de rochting inplanting agel (akrokont)).
- Allomyces arbusculus (Blastocladiaceae heeft een voor schimmels uitzonderlijke levenscyclus:
Dihaplont met isomorfe generatiewissel
Diversiteit van wieren, schimmels en planten 2
fl fl fl fl
,Hoofdstuk 1 Laura van den End
Zygomyceten
- Informele naam voor een aantal basale schimelgroepen die aan conjugatie doen
- Meestal saprofyten, sommige parasiteren planten of dieren en enkele leven in symbiose met
planten. Vele schimmels van voedingswaren behoren hiertoe
- De meesten bestaan uit coenocytische hyphae (celle met meerdere haploïde kernen)
- Aseksuele reproductie door sporenvorming in gespecialiseerde sporangia, ontstaan op hyphae
- Seksuele reproductie is minder frequent, gebeurt door gametangiogamie en de vorming van
typische zygosporen die in een zygosporangium ontwikkelen
- Rhizopus stolonifer (broodschimmel) model voor Mucoromycotina
Mucoromycotina
- Meestal saprofyten op hout, mest en in bodem
- Kunnen geen cellulose of ligine afbreken
Entomophtoromycotina
- Insectenparasieten
- Sommigen worden gebruikt bij biologische bestrijding van insecten
Kickxellomycotina
- Meestal saprofyten, dikwijls op mest
- Hebben WEL septate hyphae
Zoopagomycotina
- Parasieten van nematoden en amoeben
Glomeromycota
- Arbusculaire schimmels aan de basis van de dikarya
- Slechts 230 soorten
- Maar 80% van de vaatplanten hebben AMF (arbusculaire mychorrhiza)
- Vormen AMF in de wortels van vaatplanten en de rhizoïdn van mossen
- Niet te verwarren met ectomycorrhiza of ericoïde mycorrhiza)
- Coenocytische mycelia die aseksueel voortplanten
Dikarya
- Schimmels met twee kernen
- Zakfungi of ascomycetes - 65.000 soorten - morieltjes, tru els, bakkersgist, korstmossen
- Steeltjeszwammen of Basidiomycota - 30.000 soorten - paddestoelen, cantharellen, boleten
Diversiteit van wieren, schimmels en planten 3
ff
, Hoofdstuk 1 Laura van den End
In stand houden twee kernen
- Compatibele celtypes kunnen fusioneren (plasmogamie) zonder dat de kernen versmelten
(karyogamie)
- Ascomycota: de ascogene hyfen en ascocarp zijn vnl tweekernig terwijl het mycelium vnl
eenkernig is. De vormng van croziers (haak) houdt het tweekernig stadium in stand
- Basidiomycota: de tweekernige toestand is dominant. Gespvorming (Clamp formation) houdt
de twee kernen in stand.
Ascomycota
- Classi catie
- Taphrinomycotina
- Taphrina soorten veroorzaken plantenziekten
- Schizzozaccharomyces pombe is een belangrijk model in bio en celbio
- Saccharomycotina (echte gisten)
- Saccharamyces cerevisiae (bakkersgist)
- Leeft in de natuur op rijpe vruchten in een suikerrijke omgeving
- Vertoont generatiewisseling
- Kan van mating type switchen (twee typen a en α)
- Gistcellen van een type produceren een a of α feromoon om gistcellen van het
tegenovergestelde aan te trekken.
- Candida albicans
- Opportunistische pathogene gist, maakt gewoonlijk deel uit van mond- en darm ora
- Veroorzaakt candidiasis (menselijke infectie)
- Is vaak als bio lm aanwezig op implantaten
- Kan van morfologische vorm veranderen
- Pezizomycotina
- Dothideomycetes
- Eurotiomycetes
- Penicillium en aspergillus: Penicilline en kaasschimel
- Laboulbeniomycetes
- Lecanoromycetes
- Leotiomycetes
- Poeder meeldauw: Odium sp. Obligate plantenpasarieten, vormen oppervlakkig
mycelium met haustoria.
- Edelrot: Botrytis cinerea veroorzaakt nobele rotting -> druiven worden grijs,
gaan rimpelen en verschrompelen.
- Sordariomycetes
- Lepenziekte: Lepensplintkever (Ophiostoma ulmi) verspreidt sporen ->
schimmel blokkeert xyleem (tracheomycose) -> boom sterft
- Kastanjeziekte: Cryphonectria parasitica Komt stam van jonge exemplaren
binnen via scheuren in de schors en veroorzaak celpro leratie.
- Moederkoren: Claviceps purpurea: geproduceerde toxines verwant met LSD ->
hallucinaties, spasmen en contractie van de bloedvaten -> gangreen en
amputatie van ledematen.
- Quorn: Fusarium venenatum groeit in continu geoxygineerd water in grote
steriele fermentatietanken -> tijdens groei glucose toegevoegd -> mycoproteïne
extraheren, vrijkomen RNA = toxisch
- Reproduceren via ssion eerder dan via Budding
- Bevatten vrijwel alle ascus fungi met vruchtlichamen
- Tuber aestivum (Echte tru el)
- Symbiose met eik
- Sporen komen vrij bij openbreken vruchtlichaam door gravende zoogdieren
- Scheidt stof af gelijkaardig aan het feromoon van mannelijk varken -> gebruik zeugen
om tru els op te sporen.
- Kenmerken
- De ascus
- Terrestrisch of parasitisch, enkele aquatisch
- Hypen zijn septaat
Diversiteit van wieren, schimmels en planten 4
fi
ff fi fi ff fi fl