Dit document bevat een complete samenvatting van alle hoorcolleges en tevens alle uitwerkingen van de werkcolleges van het vak Capita Selecta Belastingheffing Particulieren.
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: Aanmerkelijkbelangregeling algemene aspecten........................................................................2
Hoorcollege 2: Transacties tussen DGA en zijn BV.............................................................................................15
Hoorcollege 3: Rekening-Courant, borgstelling en onzakelijke leningen...........................................................36
Hoorcollege 4 & 5: Reorganisatie- en bedrijfsopvolgingsstructuren.................................................................54
Hoorcollege 6: Bedrijfsopvolgingsregeling IB....................................................................................................81
Hoorcollege 7: Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten schenk- en erfbelasting............................................................107
Hoorcollege 8 & 9: Emigratie en immigratie....................................................................................................122
Hoorcollege 10: Doelvermogens......................................................................................................................142
Hoorcollege 11: Lucratief belang en private equity.........................................................................................154
Werkcollege 1...................................................................................................................................................166
Werkcollege 2...................................................................................................................................................175
Werkcollege 3...................................................................................................................................................181
Werkcollege 4 & 5............................................................................................................................................195
Werkcollege 6...................................................................................................................................................209
Werkcollege 7...................................................................................................................................................218
Werkcollege 8 & 9............................................................................................................................................230
Werkcollege 10.................................................................................................................................................243
Werkcollege 11.................................................................................................................................................253
,Hoorcollege 1: Aanmerkelijkbelangregeling algemene aspecten
Inkomen uit aanmerkelijk belang
Zodra een AB-houder meer dan 5% van de aandelen in een vennootschap houdt, vallen zijn
aandelen in box 2. De reguliere en vervreemdingsvoordelen kunnen in die box worden
belast.
In box 1 kan een AB-houder ook belast zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de TBS-
regeling van toepassing is of als hij (fictief) loon geniet van zijn BV.
Tenslotte kan een AB-houder ook belast zijn in box 3. Hiervan kan sprake zijn indien vanuit
de BV dividenden zijn uitgekeerd.
Rechtsvormneutraliteit
In het kader van rechtsvormneutraliteit zou het passen om AB-houders op eenzelfde wijze
te belasten als IB-ondernemers. De keuze van rechtsvorm heeft namelijk fiscale gevolgen,
voorbeelden zijn: diversiteit in fiscaal gefaciliteerde overdrachten, fiscaal gefaciliteerde
mogelijkheden tot concernvorming, verliesverrekeningsmogelijkheden,
ondernemingsfaciliteiten zoals de MKB-winstvrijstelling, maar ook verschil in grondslag. Zo
wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende elementen waar de te belasten
ondernemingswinst bij de IB-ondernemer uit is opgebouwd, zoals een arbeidscomponent en
een kapitaalselement. De DGA wordt daarentegen wel afzonderlijk belast voor zijn
arbeidscomponent. De DGA kan echter weer winst oppotten.
De belangrijkste maatschappelijke (negatieve) gevolgen van het bestaande gemis aan
rechtsvormneutraliteit die nopen tot aanpassing zijn;
1. De fiscale beïnvloeding van de rechtsvormkeuze;
2. De fiscale beïnvloeding van de concurrentieverhoudingen als gevolg van feit dat de
druk van de belastingheffing als kostenpost bij het drijven van de onderneming
verschilt afhankelijk van de gekozen rechtsvorm;
3. De hoge administratieve lasten die onder meer worden veroorzaakt door de
complexiteit van het winstbelastingsysteem en de vennootschapsbelasting in het
bijzonder en;
4. Het risico van belastingarbitrage aangezien belastingplichtigen op zoek gaan naar de
fiscaal voor hen meest gunstige weg.
Twee impactniveaus voor de oplossingsrichtingen:
Het eerste impactniveau kent een fundamentele herziening van het bestaande
winstbelastingstelsel gericht op het bereiken van onder meer een
rechtsvormneutrale behandeling van ondernemingswinsten. De alternatieven binnen
deze eerste groep variëren tussen stelsels gebaseerd op de fiscale transparantie van
alle ondernemingen ongeacht de rechtsvorm (Rijkers) enerzijds tot stelsels die de
zelfstandige belastingplicht van alle ondernemingen ongeacht de rechtsvorm tot
uitgangspunt nemen gevolgd door een aanvullende heffing op het niveau van de
achterliggende ondernemer-natuurlijk persoon anderzijds (Essers).
Het tweede impactniveau is minder ingrijpend. Het betreft oplossingen waarbij het
behoud van de bestaande winstbelastingstelsels voorop staat en de niet-neutrale
elementen per onderdeel worden aangepakt. Het object van deze jaarlijkse heffing
wordt gevormd door een forfaitair rendement berekend over het eigen vermogen
dat de DGA aan de BV heeft verschaft. Ingeval het in een jaar werkelijk uitgekeerde
dividend hoger is, wordt dit hogere rendement belast. Voor zover het forfaitair
, berekende rendement evenwel niet wordt uitgekeerd, vindt een ophoging van de
verkrijgingsprijs plaats (Commissie Dijkhuizen).
Strekking AB
De achterliggende gedachte is dat de AB-regeling nodig is om VPB-ondernemers op
eenzelfde manier te kunnen belasten als IB-ondernemers. Door middel van de AB-regeling
zijn AB-houders ook relatief vergelijkbaar met IB-ondernemers.
De wetgever had echter ook kunnen kiezen voor een ondernemingswinstbelasting,
zodat de AB-regeling eigenlijk niet noodzakelijk is (zie CS VPB).
In box 1 en 2 wordt een AB-houder dus belast voor zijn genoten inkomen (TBS-regeling,
reguliere en vervreemdingsvoordelen). Om die reden spreken we ten aanzien van AB-
houders ook wel van vermogenswinstbelasting.
Daarmee is een AB-houder vergelijkbaar met een IB-ondernemer.
Tarief; dit is nagenoeg gelijk voor een IB-ondernemer en AB-houder (globale
evenwicht). Bij een AB-houder gaat namelijk eerst VPB van de winst van de BV en
vervolgens wordt de AB-houder belast tegen een forfaitaire heffing.
Vermogenswinstbelasting; beide ondernemers hebben een
vermogenswinstbelasting.
TBS-regeling; als een IB-ondernemer een pand ter beschikking stelt aan zijn
onderneming dan is dat verplicht ondernemingsvermogen. Hiermee wordt het pand
onderworpen aan vermogenswinstbelasting. Door middel van de TBS-regeling wordt
hetzelfde gerealiseerd ten aanzien van de AB-houder. Zonder de TBS-regeling zou de
AB-houder het pand in box 3 kunnen laten vallen, waardoor niet het daadwerkelijke
inkomen maar een fictief inkomen wordt belast. De TBS-regeling is daarmee een anti-
arbitrageregeling.
Op bepaalde aspecten is een AB-houder overigens niet vergelijkbaar met een IB-
ondernemer.
Het AB is namelijk een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel (art. 2.17 IB). Dit
betekent dat het AB kan worden toegerekend aan de partner. Dit is voor een IB-
ondernemer geen mogelijkheid.
Bij een IB-ondernemer verplicht de vermogensetikettering ertoe dat blijvend
overtollige middelen de onderneming verlaten en worden opgenomen in box 3. Bij
een VPB-ondernemer/AB-houder is dit niet het geval. Voor hem geldt dat
beleggingsvermogen ook onderworpen blijft aan vermogenswinstbelasting.
Daarnaast is een AB-houder veelal ook werknemer van zijn BV. Hierdoor kan hij in
een andere relatie staan met zijn onderneming, terwijl dit bij een IB-ondernemer niet
kan.
Kwalificatie AB-houder
Het is van belang om te bepalen wanneer sprake is van AB, zodat kan worden bepaald of
belastingplicht bestaat in box 2. Er is sprake van een AB-houder indien minimaal 5% van de
aandelen in bezit is (art. 4.6 IB).
Hierbij geldt het juridisch bezit als uitgangspunt.
Vervolgens is ook van belang om te kijken naar art. 4.7 IB waarin is bepaald dat iemand ook
AB-houder is indien 5% van een bepaald soort aandelen wordt gehouden.
, Dit is van belang indien een vennootschap meerdere soorten aandelen heeft.
Stel X heeft 100% van de aandelen in een BV en hij besluit dat het economisch belang bij Y
komt te liggen. X heeft het juridisch bezit van 100% van de aandelen, maar omdat hij geen
economisch belang heeft, kan geen belasting worden geheven. Immers, Y bezit helemaal
geen aandelen. Om die reden is bepaald dat als het juridisch en economisch belang bewust
wordt gesplitst alsnog belasting kan worden geheven over het economisch belang. Y wordt
dus alsnog gekwalificeerd als AB-houder.
X wordt geacht zijn aandelen te hebben vervreemd aan Y. Als er dividend wordt
uitgekeerd wordt belasting geheven van Y.
Stel nu dat X 100% van de aandelen heeft in een BV. Als hij komt te overlijden gaan de
aandelen naar de partner. De partner verwerft daarmee een economisch belang in de
waardeontwikkelingen, maar wordt geen AB-houder. De partner en de man hebben namelijk
niet bewust het juridische en economische aandelenbezit willen splitsen.
Dit is dus een belangrijk verschil met het voorgaande voorbeeld.
Art. 4.9 IB: hierin is de meesleepregeling opgenomen.
Art. 410 IB: hierin is de meetrekregeling opgenomen.
Er kan alleen worden meegetrokken ten aanzien van familie in de rechte lijn.
Er kan alleen iemand worden meegetrokken als je zelf al een AB hebt op grond van
art. 4.6 of 4.7 IB.
Art. 4.11 IB: hierin is bepaald wanneer sprake is van een fictief AB-houder.
Reguliere voordelen
De reguliere voordelen zijn alle voordelen die uit de winstreserves bij de AB-houder
terechtkomen (bijv. dividenduitkeringen). Er kan ook sprake zijn van verkapte
dividenduitkeringen. Ook deze zijn belast bij de AB-houder.
Op de reguliere voordelen mogen de kosten in mindering worden gebracht (art. 4.44
IB). Bijv. indien het AB is gefinancierd met een lening, dan mag de rente op die lening
in box 2 in aftrek worden gebracht.
Het lastige met de AB-regeling is dat niet alle voordelen die de AB-houder geniet zich altijd
laten vertalen in een geldstroom die direct van de BV naar de DGA loopt. Als dit wel het
geval was geweest, was altijd sprake geweest van een dividenduitkering. Er kunnen dus
meerdere redenen zijn waarom een geldstroom van een BV naar een DGA gaat.
BIJ IEDERE CASUS IS DUS VAN BELANG TE DUIDEN OP WELKE WIJZE EEN
GELDSTROOM NAAR DE DGA GAAT!!!
o Oftewel: waarom gaat de geldstroom naar de DGA en wordt er zakelijk
gehandeld?
De hamvraag hierbij is: in welke hoedanigheid wordt gehandeld?
Als het gaat om salaris, gaat het om de hoedanigheid van werknemer.
o Deze geldstroom verloopt dus via de dienstbetrekking. Echter, als een salaris
onzakelijk is, bestaat de mogelijkheid dat toch een gedeelte wordt ontvangen
als aandeelhouder.
Als het gaat om dividend, gaat het om de hoedanigheid van aandeelhouder.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Anonymouss. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.