Een samenvatting met hoofdstukken uit drie verschillende boekjes. Hoofdstuk 1 en 2 van boekje Investeren, hoofdstuk 1 van Financiering en Verslaggeving, hoofdstuk 1,2 en 3 van Personeelsbeleid en interne organisatie
Investeren - hoofdstuk 1
liquide middelen nemen af → negatieve cashflow/kasstroom. Met liquide
middelen schaft een ondernemer activa aan.
cashflow = nettowinst + afschrijvingen
terugverdienperiode: periode waarin de investering zichzelf terugverdient via
positieve kasstromen, wat komt door toekomstige opbrengsten van investering.
risico’s van investering kunnen kleiner gemaakt worden door:
● instellen van maximale terugverdientijd
● kasstromen laag inschatten
● looptijd van kasstromen niet te lang maken
restwaarde levert aan eind van de levensduur een positieve kasstroom op.
contante waarde positieve kasstromen = CW jaarlijkse cashflows + CW restwaarde
netto contante waarde = CW jaarlijkse cashflows + CW restwaarde - investering
een bedrijf investeert indien de NCW hoger is dan 0
Investeren - hoofdstuk 2
intrinsieke waarde is eigen vermogen van onderneming → verschil tussen
waarde van activa en vreemd vermogen (eenmanszaak of vof)
intrinsieke waarde/eigen vermogen van bv of nv = geplaatst aandelen kapitaal (gak)
+ reserves + netto winst
bij due-dilligenceonderzoek wordt niet alleen gekeken naar balansposten en
verlies/winst op resultatenrekening, maar ook naar factoren die van invloed zijn op
toekomstige resultaten.
rentabiliteitswaarde heeft resultatenrekening als uitgangspunt → kosten en
opbrengsten in verleden. incidentele opbrengsten/verkopen worden uit
resultatenrekening gehaald om genormaliseerd winstniveau te behalen.
winst van eenmanszaak hoger → ondernemersloon.
kostenvoet/discontovoet: % dat minimaal behaald moet worden om genomen risico
te rechtvaardigen. (vaak 12% tot 20%)
te betalen voor overname bedrijf = nettowinst : gewenste discontovoet
om risico in te schatten, wordt gekeken of bedrijf afhankelijk is van: verkoop van
verschillende producten, bepaalde werknemers, aantal klanten, bepaalde
leverancier, enz.
nadelen van methode:
1
, ● verondersteld dat nettowinst gelijk blijft
● geen rekening met financiering vreemd vermogen → hefboomeffect
● gekeken naar toekomstige winst, maar niet kasstromen
discounted cashflow: kijken naar toekomstige kasstromen en verhouding EV/VV en
een rendementseis.
liquidatiewaarde: verschil met
Financiering en verslaggeving - hoofdstuk 1
Aandelen:
positief sentiment: als koersen de neiging hebben om te stijgen → bullmarkt
negatief sentiment: als koersen de neiging hebben om te dalen → bearmarkt
volatiliteit: mate van beweeglijkheid van aandelenkoers of koersindex. hele grote
bedrijven zijn stabiel, dus lage volatiliteit.
AEX-koersindex: indexcijfer dat koersverloop van belangrijkste Nederlandse
aandelen weergeeft.
Bij goed beursklimaat is aantrekkelijk om als bedrijf te starten op aandelenmarkt,
want er zijn veel beleggers die aandelen (tegen hoge prijs) willen kopen.
Obligaties:
Elk jaar krijgt obligatiehouder een vaste rentevergoeding, →
coupon rentepercentage x nominale waarde obligatie.
Als kapitaalmarktrente hoger wordt dan de couponrente op obligatie, wordt de
obligatie minder aantrekkelijk en zal koers dalen.
beleggingsfonds is naamloze vennootschap, belegt in aandelen, obligaties
en waardepapieren → probeert beleggingen zoveel mogelijk te spreiden
waardoor risico wordt verminderd.
Effectenbeurs is deel van vermogensmarkt (geheel van vraag naar aanbod van
vermogen) en is abstracte markt. Vermogensmarkt bestaat uit geldmarkt en
kapitaalmarkt. Geldmarkt: vermogen uitgeleend voor termijn < jaar. Kapitaalmarkt:
permanent en langdurig tijdelijk vermogen (>1jaar) wordt aangeboden en gevraagd.
Aanbieders van vermogen zijn vragers naar vermogenstitels.
Aanbieders/vragers van vermogen: huishoudens, bedrijven, overheid.
Gezinnen vragen vermogen door aanschaf van consumptiegoederen en
onroerend goed → persoonlijke lening, doorlopend krediet, hypothecaire
lening.
Overheid vraagt vermogen door plaatsen van staatsobligaties en lenen van
bedragen bij institutionele beleggers.
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur espringeling. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.