Samenvatting economie
Module 1: Inleiding
Definitie: economie= de wetenschap die de mens bestudeert wanneer hij probeert zoveel mogelijk
behoeften( bv. Eten, bios, drinken) te bevredigen met schaarse middelen.
Hoofdstukken
1) behoeften en schaarse middelen
2) enkele belangrijke economische begrippen
3) economische systemen
1: b e h o e f t e n e n s c h a a r s e m i d d e l e n
Veel behoeften <-> schaarse middelen geeft een keuzeprobleem
Behoeften
Definitie behoefte: Een behoefte is het aanvoelen van een tekort (= iets waar geen interesse in is) en
een verlangen om dit tekort weg te werken / te bevredigen
3 soorten behoeften naargelang de aard:
- Primaire behoeften -> basisbehoeften, zijn levensnoodzakelijk bv. Kleding, voedsel, onderdak
- Secundaire behoeften -> sociale behoeften, zijn niet noodzakelijk maar vervolledigen het
leven bv. Onderwijs, sport, cultuur
- Tertiare behoeften-> luxebehoeften vb. reis, eigen zwembad
Behoeften = niet altijd van materiele aard (tastbaar) maar kan ook immaterieel zijn door de
maatschappij ( hoe die zich ontwikkelt) Immateriële behoeften zijn: onderwijs, ontspanning en
geneeskundige verzorging.
Behoeften kunnen ook collectieve of gemeenschappelijke behoeften zijn = voor de hele
gemeenschap en worden door overheid voorzien. Voorbeelden: rusthuis, bibliotheek, scholen,
wegen,…
Schaarse middelen
Definitie schaarse middelen: schaarse middelen zijn goederen & diensten (G&D) waarover de
consument beschikt om zijn behoeften te bevredigen en die maar in beperkte mate
aanwezig/beschikbaar zijn. Consument moet voor deze G&D betalen. Worden Schaarse of
economische goederen genoemd.
Schaars = niet vrij/ niet rechtstreeks beschikbaar, niet natuurlijk & niet genoeg op voorraad indien
het gratis zou zijn.
Vrije goederen =goederen die niet schaars zijn vb. zoutwater, lucht, zonlicht <-> Economische
goederen
2 soorten economische goederen:
- Investeringsgoederen: gebruikt door de producent -> goederen die gebruikt worden om
producten of andere goederen te maken.
Vlottende investeringsgoederen = =
Kapitaalgoederen / duurzame
worden maar eenmalig gebruikt,
investeringsgoederen = worden vaker
tijdens de productie is het volledig
gebruikt, jaren vb. machines
opgebruikt. Vb grondstoffen
,Consumptiegoederen: gebruikt door de consument -> voor onmiddellijke consumptie van goederen
(door gezinnen).
Verbruiksgoederen gebruiksgoederen
= eenmalig gebruikt , vb voedsel = meermaals gebruik, vb pen, auto
Keuzeprobleem
Oneindig veel behoeften van een mens en maar weinig schaarse middelen beschikbaar-> willen de
mensen zoveel mogelijk behoeften bevredigen, dus moeten ze verplicht gaan kiezen.
ontstaan van een keuzeprobleem
Definitie opportuniteitskost: de voordelen van het best mogelijk alternatief die men verliest doordat
men een keuze moet maken voor iets anders. Men geeft iets op om een ander product te verkrijgen
2: en k ele econ om is ch e begrippen
- Definitie consumptie: consumptie is het gebruik van G&D door de consumenten of gezinnen.
De goederen wat consumenten gebruiken zijn goederen om hun behoeften te bevredigen.
- Definitie productie : productie zorgt voor het tot stand komen van G&D en gebeurt door de
producenten/ bedrijven. Bedrijven maken hiervoor gebruik van de 3 productiefactoren:
kapitaal; arbeid en natuur.
- De productiefactoren zijn kapitaal, arbeid en natuur
- Definitie ceteris paribus-clausule: alle overige omstandigheden worden constant gehouden.
bijvoorbeeld: er zijn 3 verschillende manieren om af te vallen bv, meer sporten, gezonder
eten en met de fiets naar het werk ipv de auto. We gebruiken deze allemaal te gelijk ->
uiteindelijk zijn we afgevallen, maar door welke manier weten we niet omdat we ze alle 3
gebruiken. Daarom moeten we een keuze gaan maken uit 1 van de 3 dus je kiest van alle 3
elementen 1 parameter ( mag veranderen) en de rest van de elementen blijven constant.
- Definitie macro-economie: de wetenschap waarin men de economie van een land
bestudeert -> macro is groot dus het gaat over het hele land bv. Alle supermarkten in België.
- Definitie micro-economie: de wetenschap waarin men het gedrag van gezinnen en bedrijven
afzonderlijk bestudeert. -> micro is klein dus dat kan 1 bedrijf alleen zijn vb. aldi
3: e c o n o m i s c h e s y s t e m e n
De economie hangt af van de politieke en filosofische overtuigingen van een land en leiders. Daarom
zijn er 3 soorten economische systemen:
- Liberalisme / vrije markteconomie -> een economie zonder tussenkomst van de overheid bv.
Amerika
Het is een vraag sturende economie door de consumenten, want de consument bepaald wat
geproduceerd moet worden
Vrije markteconomie= een bottom-up economie: de consumenten bepalen grotendeels de
economie door producten of diensten wel of niet af te nemen bij een verkoper.
- Communisme / planeconomie -> een economie die gestuurd wordt door de overheid bv.
Rusland
Het is een aanbod sturende economie door de overheid, het volk heeft weinig inspraak, want
de overheid bepaald de geproduceerde producten. En het is ook een top-down economie,
want op het hoogste niveau van de economie wordt door enkele mensen bepaald en naar
beneden gehandeld tot het laagste niveau.
- Gemengde economie -> een mengsel van liberalisme en communisme.
,Module 2: de consumenten
1 k e u z e v an de con s u m e n t
De consumenten hebben veel behoeftes, maar beperkte schaarse middelen -> er ontstaat een
keuzeprobleem bij de consumenten.
Voor de consumenten zijn er bepaalde elementen die een belangrijke rol spelen bij het maken van
een optimale keuze Volgende elementen zijn belangrijk: 1) voorkeuren of preferenties -> Zorgt
voor de indifferentiecurve 2) prijzen van de goederen 3) beschikbaar inkomen of budget -> zorgen
voor de budgetlijn.
1.1 Preferenties of voorkeuren
-> ze worden beschreven aan de hand van vergelijkingen tussen allerhande goederenkorven (=
een verzameling van 1 of meerdere goederen)
een consument streeft naar een maximale behoeftenbevrediging om daar uit zo een hoog mogelijk
NUT te bereiken.
Definitie NUT: Nut is de voldoening die gehaald wordt uit de consumptie van een bepaalde
hoeveelheid van een willekeurig goed.
Totaal nut (TN) = Het hele nut, alles <-> Marginaal nut (MN) = extra stuk wat men krijgt bij 1 extra
eenheid te consumeren.
Definitie eerste wet van Gossen: Nut van dat de laatst geconsumeerde eenheid (marginaal nut,
neemt af naarmate men meer van een goed consumeert. / wet van dalend grensnut
Definitie indifferentiecurve: combinaties van goederen die voor een consument hetzelfde nut
opleveren of indifferent zijn, het maakt voor hun niet uit.
hoe verder de indifferentiecurve ligt, hoe meer plezier de consument heeft.
Definitie indifferentiekaart; = een verzameling van indifferentiecurven die de preferenties van een
persoon weergeeft.
figuur 1: de indifferentiecurve
1.2. Prijzen en budget
De consument moet ook rekening houden met zijn beschikbaar inkomen (budget) en de heersende
prijzen.
de budgetvergelijking -> Px . Qx+ Py . Qy = inkomen
P= de prijs, Q= de hoeveelheid
, Definitie budgetlijn: combinatie van 2 goederen die de consument met een bepaald budget kan
kopen rekening houdend met de prijzen van de goederen. (= de lijn der mogelijkheden)
figuur 2: de budgetlijn
- Al de punten op de budgetlijn zelf stellen het volledig inkomen voor.
- De punten onder de lijn betekenen dat de producten aangekocht kunnen worden, maar er is
een deel van het loon nog over -> men gaat sparen.
- De punten boven de lijn, kunnen niet geconsumeerd worden, want daar is het inkomen te
klein voor-> men gaat lenen.
Zie de opdrachten van cursus & notities.
Er kunnen veranderingen voorkomen van de budgetlijn van een consument door:
- een verandering in het inkomen -> nominaal inkomen= inkomen wat men verdiend & reële
inkomen= het nominaal inkomen gecorrigeerd met de inflatie.
* stijging van het nominaal inkomen & de prijzen blijven constant het reële inkomen gaat stijgen
waardoor er een verschuiving van de budgetlijn naar RECHTS plaatsvindt.
* een daling van het nominaal inkomen en de prijzen blijven constant het reële inkomen gaat
dalen en er vind een verschuiving van de budgetlijn naar LINKS plaats.
- een verandering in de prijzen van de goederen ->
* stijging van de prijs van een goed zorgt voor een kanteling van de budgetlijn naar LINKS
* daling van de prijs van een goed zorgt voor een kanteling van de budgetlijn naar RECHTS
1.3 Optimale keuze van de consument
Het doel van een consument is zo hoog mogelijke te behoeften te bevredigen de
indifferentiecurve is dan zo ver mogelijk van de oorsprong, maar toch nog haalbaar is met het
gegeven budget en de prijzen.
het optimale punt voor de consument = het raakpunt van de budgetlijn en de indifferentiecurve.
2 : De v r aa g cu r v e
2.1. Afleiding van de vraagcurve
Wet van de vraag: de gevraagde hoeveelheid van een goed zal afnemen als de prijs van het goed
toeneemt, want de consument heeft dan minder beschikbaar inkomen, waardoor men minder kan
kopen (& omgekeerd) -> hoe duurder iets wordt, hoe minder men er van gaat consumeren &
andersom.
er bestaat een negatief/ omgekeerd verband tussen de prijs (P) van een goed en de gevraagde
hoeveelheid (Qv). Wordt voorgesteld met de vraagcurve