PSYCHOGERIATRIE
Hoofdstuk 1: Dementie
Vergrijzing en dubbele vergrijzing = De groep van 65+ groeit steeds verder maar ook de ouderen
80+ binnen deze groep neemt steeds meer toe.
Oorzaken van de vergrijzing
De toename van de levensverwachting
- Door betere algemene levensomstandigheden (voeding, woonomstandigheden, hygiëne, …)
- Door betere medische zorg (medicatie, vaccinatie, gevorderde technieken, …)
- Verandering in het ziektepatroon (door het optimaliseren van vaccinaties komen bepaalde
levensbedreigende ziektes niet meer voor)
Door de toegenomen preventiecampagnes
(roken, diabetes, hart- en vaatziekten, …)
- Mensen gaan gezonder leven en meer zorg dragen voor zichzelf.
Betere financiële omstandigheden
- De meeste ouderen hebben gewerkt tot aan hun pensioen en in betere omstandigheden.
Conclusie
De zorgvraag stijgt
- Steeds meer ouderen doen beroep op hulp.
- Ouderen doen steeds langer en intensiever beroep op hulp
Door deze evolutie in de maatschappij is er ook een groeiende wetenschappelijke belangstelling voor
het fenomeen verouderen en voor de vraag welke zorg ouderen nu precies nodig hebben =
gerontologie.
Dementie
Bij ouderen gaat het geheugen achteruit:
- Het wordt steeds moeilijker om recente ervaringen in te prenten, op te slaan, …
- Het wordt steeds moeilijker om gegevens terug op te roepen.
Dit kan horen bij het gewoon ouderen worden of dit kunnen de eerste tekenen van dementie zijn.
Ook depressie bij ouderen maakt dat het geheugen van ouderen minder goed functioneert. Het
onderscheid is moeilijk te maken in de beginfase!
Een goede differentiaaldiagnose (= een lijst van mogelijke aandoeningen waaraan een bepaalde
patiënt zou kunnen lijden, gegeven de klachten en symptomen die op dat moment bekend zijn.) is
nodig! = dementievraagstuk
Dementie is een ziekte, een toestandsbeeld, een syndroom. Het is eigenlijk een manier van zijn.
Dementie kent niet 1 oorzaak, maar ontstaat door een samengaan van verschillende factoren.
Wanneer is er sprake van dementie? We baseren ons op de criteria volgens DSM-V:
1. Er moet sprake zijn van:
a. Geheugenstoornissen
b. Eén of meerdere van onderstaande cognitieve stoornissen:
1
, I.
Afasie: taalstoornis (motorisch/sensorisch)
II.
Apraxie: niet meer weten hoe dagelijkse handelingen uitgevoerd worden.
III.
Agnosie: gestoorde herkenning van voorwerpen, geluiden
IV.Stoornis in de executieve stoornissen: uitvoeringsstoornissen (verstoord
planmatig handelen, gestoord abstract denken, initiatiefverlies, …)
2. De symptomen moeten ernstig zijn en het dagelijks functioneren grondig verstoren.
3. De cognitieve stoornissen mogen niet enkel voorkomen tijdens een delirium (= toestand van
acute verwardheid)
4. Per type dementie zijn er nog een aantal specifieke criteria.
Verloop van dementie
Geleidelijk:
- Met uitzondering van dementie ten gevolge van een trauma.
- Geen statisch gegeven maar een proces, steeds in wording.
- De oudere raakt het steeds meer kwijt.
Progressief-degeneratief
- De verliezen nemen steeds meer toe en zijn blijvend, ze kunnen niet hersteld worden.
Fasisch:
- Periodes van grote verwardheid wisselen af met periodes waarin het even “beter” lijkt te
gaan.
Fasen van Verdult
Rien Verdult heeft het verloop van dementie opgedeeld in 3 fasen. Dit is een kunstmatige indeling.
Hij heeft de fasen beschreven om de hulpverleners en de omgeving van de oudere een theoretisch
kader te bieden waarbinnen zij de veranderingen kunnen plaatsen. Het maakt het voor de
hulpverlener makkelijker zich een beeld te vormen van het functioneren van de oudere. Deze fasen
zijn vooral toepasbaar op dementie van het Alzheimer type.
- Peter Hoveling heeft een gelijklopende indeling in fasen gemaakt. Beiden vertrekken vanuit
de belevingsgerichte benadering.
- Naomi Feil beschrijft ook een aantal fasen binnen het dementieproces maar dan vanuit de
validation benadering.
Specifieke stoornissen bij dementie
Cognitieve stoornissen:
- Geheugenstoornissen hebben een grote betekenis bij de meeste vormen van dementie.
Lange termijn geheugen (groot archief)
Korte termijn geheugen (opslag van informatie)
Hoe werkt ons geheugen?
Fase 1: info opzoeken: alles wat we waarnemen via zintuigen kunnen we opnemen.
Fase 2: informatie vasthouden, beoordelen en bewaren als we ze belangrijk vinden (nieuwe info)
Fase 3: informatie terughalen die we opgeslagen hebben.
Deze fasen moeten met succes doorgelopen worden, anders kan men zich nadien de informatie niet
meer herinneren.
2
,Geheugenschema
Geheugenstoornissen
Wat zien we bij dementie?
Inprentingsstoornissen: die zien we op 2 manieren belangrijk
1. Wat we belangrijk vinden slaan we op in ons lange termijn geheugen (archief)
2. Waar we iets mee willen gaan doen slaan we op in ons korte termijn geheugen
(werkgeheugen). Die info houden we even vast om direct te gebruiken, maar slaan
we niet op in het LTG omdat ze nadien niet meer belangrijk is.
Bv. We kopen een brood, betalen €5 en houden even vast hoeveel we moeten terugkrijgen. Dit is
niet het soort info die we opslaan voor later.
Problemen:
- Een gestoorde inprenting geeft problemen (vb. volgen van een gesprek, krijgen of berekenen
van wisselgeld). De oudere heeft heel veel moeite om iets nieuws te leren op de manier dat
wij het doen omdat hij de info niet even kan vasthouden. Wel het geautomatiseerd of
onbewust leren/operant leren of associatief leren is nog mogelijk.
- Een 2e soort probleem is het terughalen van info. De oudere met dementie kan geen info
ophalen uit zijn LTG (archief) omdat hij niet meer wat hij over die info beschikt.
Hoe zit het nu met het verlies van geheugenfuncties?
- Lange termijngeheugen
Blijft het langst behouden
Wat vroeger opgeslagen is, kunnen we het langst terug ophalen
Wanneer het proces vordert is ook het ophalen van info van vroeger moeilijker en
tenslotte faalt ook de herinnering
- Korte termijngeheugen
Gaat eerst en vaak vlug verloren afhankelijk van de soort dementie
Nieuwe informatie kan niet meer vastgehouden worden en iet meer opgeslagen, met
als resultaat dat gegevens die belangrijk zijn niet meer doorgeschoven worden naar
LTG en dus ook niet kunnen opgehaald worden.
Je moet het geheugen kunnen vergelijken met een bibliotheek:
3
, Bij normaal functioneren is ons geheugen als een goed geordende bibliotheek waar geregeld boeken
(kennis) bijkomen en waaruit we ook steeds boeken kunnen ontlenen (kennis terug opvragen).
Bij de ZVA verdwijnen steeds meer boeken uit de bibliotheek. De overblijvende boeken vinden geen
steun meer en vallen om. Het geheugen is niet meer toegankelijk voor de oudere, hij vindt er niets
meer in terug.
Bij vasculaire dementie blijft de bibliotheek geordend maar de toegang tot de bibliotheek is steeds
moeilijker en stroever. De ene dag is heel verschillend van de andere.
Oriëntatiestoornissen
Desoriëntatie in tijd
- Besef van jaar, dag, maand gaat verloren
- Klok lezen gaat moeilijk (heeft ook met onvermogen tot abstraheren te maken)
- Moeilijk om zich aan het dagschema te houden. Besef van dag en nacht is vaak ook gestoord
met als gevolg dat de oudere het dag- en nachtritme niet meer respecteert en dat geeft vaak
spanningen en problemen in de leefomgeving van de ouderen.
Desoriëntatie in plaats
- Moeilijk om zich te handhaven in de vertrouwde omgeving (vaak zwerf- en dwaalgedrag)
ouderen zijn steeds onderweg.
- De veilige omgeving wordt ook steeds kleiner (eigen woonst, eigen kamer, eigen zetel, …)
Desoriëntatie in persoon
- Personen worden niet meer herkend (emotionele band = langst herkend)
Afasie, apraxie en agnosie
Afasie
- Sensorische afasie: de gesproken taal kan niet geïnterpreteerd worden.
- Motorische afasie: de oudere kan zich niet uitdrukken met woorden
Apraxie
- Onvermogen om handelingen goed uit te voeren
Agnosie
- Het onvermogen om zaken te herkennen (zowel visueel als akoestisch)
Executieve stoornissen
- Planmatig handelen is verstoord, abstract denken is verstoord, nemen van initiatief is sterk
verstoord, …
Stoornissen bij dementie
Stoornissen in eigen lichaamsschema
- Een gestoord idee van de verhouding van het eigen lichaam in de ruimte en van de
verschillende lichaamsdelen ten opzichte van elkaar.
Aanvullende stoornissen
In de literatuur benoemd als BPSD (behavioral and psychological symptoms of dementia)
- Gedrags- en stemmingsstoornissen
4