1 Bedrijfsorganisaties
1.1 Organisaties
Organisatie = het samenwerken van mensen, doel, planmatig en
middelen
- Stamt van het Griekse ‘organon’, wat middel of instrument betekent
1.1.1 Formele versus informele organisaties
Formele organisaties = hier is er sprake van een op voorhand
vastgelegde structuur met richtlijnen en procedures die opgevolgd moeten
worden
Bijvoorbeeld: een bedrijf of een school
Informele organisaties = hier ontstaan ze spontaan en zonder
vooropgesteld plan
Bijvoorbeeld: een groep vrienden
1.1.2 Bedrijven en ondernemingen
Definities:
Bedrijf = Als er arbeid en kapitaal gebruikt wordt in de organisatie om
een product of dienst te maken. Ze bieden een product of dienst aan aan
derden. Non-profitorganisaties hebben niet het doel om winst te maken.
Onderneming = Indien het hoofddoel van een bedrijf is om winst te
maken. Een onderneming is een bedrijf dat naar winst streeft, ook wel een
profit-organisatie.
Deze soort is gericht op winst op lange termijn. Het doel van een
ondernemer is meestal een blijvende winstbron te genereren.
Bestemming van de winsten:
Toekennen van hogere lonen en wedden aan WN
Uitkeren van hogere dividenden aan aandeelhouders
Winst reserveren in de onderneming om later te
investeren
Uitbreiding of oprichten van nieuwe afdelingen
Investeren in R&D van nieuwe producten of diensten
1.2 Missie, visie en doelstellingen
1.2.1 Missie
= het zegt wat het bedrijf doet, waarom ze zijn opgericht
= de bestaansreden van het bedrijf
= kort en bondig
= ambitieus, lange termijn (als de missie voldaan is, heeft het bedrijf
eigenlijk geen bedrijfsreden meer)
= vermelden van je maatschappelijke rol (hoe je de wereld een betere
plaats kan maken)
= het moet goed klinken, motiverend zijn
Voorbeelden:
- NMBS:
1
, Publieke dienstverlener
Alle klanten een veilig, betrouwbare en duurzame
mobiliteit aanreiken
- Google: “het is onze missie om alle informatie ter wereld te
organiseren en universeel toegankelijk en bruikbaar te maken”
Kort en duidelijk
Maximaal 1 alinea, liever 1 zien
Zeer ambitieus
- IKEA: “vertrekt vanuit het idee een assortiment
wooninrichtingsproducten aan te bieden die voor veel mensen
betaalbaar zijn, en niet slecht voor enkelingen.”
Bedrijf, non-profit
Maatschappelijke rol: planet, profit, people (= the triple
bottomline = drie dingen die belangrijk zijn, evenwicht
tussen de drie)
- Colruyt: “Samen duurzaam meerwaarde creëren door
waardengedreven vakmanschap in Retail.”
Niet meer inspirerend, te gemaakt
Het moet goed klinken
1.2.2 Visie
= zegt waar de organisatie naartoe wil, het is een doel op lange termijn
dat afgeleid wordt van de missie en dat uitdrukt hoe de organisatie zijn
missie in de toekomst wil uitvoeren
1.2.3 Doelstellingen
Doelstellingen = de resultaten die op korte termijn bereikt willen
worden, ze komen voort uit de missie
SMART-doelen =
Specifiek: is de beschrijving van het doel concreet genoeg?
Meetbaar: zijn de doelstellingen in cijfers uit te drukken en hoe ga je ze
meten?
Acceptabel: zijn de doelstellingen aanvaardbaar voor iedereen?
Realistisch: kunnen de doelstellingen ook effectief behaald worden?
Tijdsgebonden: wat is de deadline voor het bereiken van de doelstelling?
Bedrijfsdoelstellingen kunnen onderverdeeld worden in:
Strategische doelstellingen Een tijdshorizon van 2 tot 5 jaar en
geven de globale doelstellingen
Stijgende lijn van
meetbaarheid en
van het bedrijf aan
Operationele doelstellingen Een zeer korte tijdshorizon van
concreetheid
enkele weken tot enkele maanden,
doelstellingen die op de werkvloer
binnen een bepaalde termijn
uitgevoerd moeten worden
Tactische doelstellingen Een kortere tijdshorizon van 1 tot 2
2
, jaar
Grafische voorstelling missie, visie en doelstellingen:
1.3 KSF en KPI
1.3.1 KSF
Kritische succesfactoren = Een beperkt aantal factoren die van belang
zijn om succesvol te zijn als bedrijf op lange termijn
Wat de organisatie moet doen om onze missie te
bereiken
Moet aansluiten bij je missie
Doel: uitbouwen van een strategische competitieve
voorsprong
Criteria waaraan de KSF’s moeten aan voldoen:
- Differentiërende karakter: concurrentieel voordeel, differentiëren
van de concurrentie
- Trends & tendensen: moet passen binnen de maatschappij, speel
hierop in
- Quick win: makkelijk haalbaar
- Draagvlak: de mate waarin het management en/of de medewerkers
achter de KSF staan makkelijker
- Moeten
- Fun: een werk dat leuk is, zal ook sneller gedaan worden
1.3.2 KPI
Key performance indicators = Financiële en niet-financiële cijfers die
worden gebruikt om de strategische performantie van een organisatie
continu te monitoren
Altijd meetbaar
Het helpt de organisatie om de juiste informatie te
verkrijgen om goede beslissingen te nemen
Streefcijfers (specifieke getallen die men wenst te halen)
mogen niet te ambitieus zijn, maar ook niet te
3
, eenvoudig een goed evenwicht is nodig en heeft ook
invloed op de motivatie van de medewerkers
1.3.3 Volledig plaatje
Een goede manier van werken is KSF’s opstellen die gelinkt zijn aan de
missie van het bedrijf die meetbaar maken in KPI’s. Eén KSF kan meerdere
KPI’s hebben.
2 Bedrijfsomgeving
Ze moeten rekening houden met mensen en organisaties die zich in die
externe omgeving bevinden. Een organisatie zoals een bedrijf functioneert
immers door grondstoffen en werkkrachten uit de externe omgeving te
halen, die om te zetten en daarna terug in de externe omgeving te
brengen als producten of diensten.
= Stakeholdersbenadering
Shareholdersmodel
= enige doel is winst maken
Alle belanghebbenden van VIVES:
- Studenten, ouders
- Bedrijven, stage
- Personeel (docenten, ATP’s)
- Omwonenden
- Andere hogescholen
stakeholders
- Media
- Overheid (Stad Brugge, Ministerie van Onderwijs)
= interne
- De Lijn
- Leveranciers (SB, Sodexo)
- Raad van bestuur
2.1 Directe omgeving
De directe omgeving bestaat uit belanghebbenden die op rechtstreekse
manier de organisatie beïnvloeden of waarop de organisatie een invloed
heeft. Ze hebben een rechtstreeks belang, maar hanteren vaak allen
andere criteria om te beoordelen.
2 categorieën:
1. Externe belanghebbenden: vakbonden, leveranciers, concurrenten,
klanten, drukkingsgroepen, de media, de overheid, …
2. Interne belanghebbenden: werknemers, aandeelhouders en de Raad
van Bestuur
4