DIERENWELZIJN
Schooljaar 2020-2021
,H1 – DEFINITIES EN ACHTERGROND
Ideeën over dierenwelzijn zijn zeer veranderd over de jaren heen.
• Vroeger werden pony’s (shetlanders en ijslanders) in de mijnen gebruikt voor
het trekken van de mijnkarren. Ze werden hiervoor naar beneden getakeld en
ze verbleven er gedurende lange tijd.
Dierenwelzijn is geen puur wetenschappelijk concept. Het speelt in op feiten, emoties en
cultuur → dit maakt het lastig om te meten.
• Er is geen integrale meetmethode + resultaten kunnen individueel worden
geïnterpreteerd.
• Individueel welzijn wordt beïnvloed door verschillende factoren die in
afhankelijkheid van elkaar op verschillende momenten een rol kunnen spelen:
o De voorgeschiedenis van een dier.
o De context
o De erfelijkheid
EMOTIE
- Eigenaren van dieren zien primaire en secundaire emoties bij hun eigen dieren:
• Dit is erg subjectief en vaak is er sprake van antropomorfisme = menselijke
emoties toepassen op dieren.
• Primaire emotie = bijv. verdriet, boos, nieuwsgierig.
• Secundaire emotie = verlegen, schaamte, walging, schuld
- Verdriet → er is bewijs dat als een paar haar veulen verliest, er ethologische en
fysiologische veranderingen zijn die ook bij mensen worden gezien als ze verdriet
hebben.
- Trots → er is geen bewijs dat een paard zich trots kan voelen.
- Welzijn = levenskwaliteit = emotionele perceptie → kwalificeren en kwantificeren.
WELZIJN
Welzijn/onwelzijn → gaat over meetbaarheid + de manier waarop ze dit in de omgeving
kunnen handhaven + hoe lang het duurt.
Er moet een balans gevonden worden tussen de productie, kosten en behoefte van het dier.
Onwelzijn = meetbaarheid als resultante van maladaptatie → niet alleen mishandeling (dat is
extreem), maar ook verwaarlozing of onbegrip.
Definitie van welzijn: is een veelomvattend begrip, dat zowel het fysieke als geestelijke
welzijn van dieren omvat. Iedere uitspraak over dierenwelzijn moet daarom gebaseerd
worden op beschikbare wetenschappelijke kennis over de gevoelens van dieren → die kennis
kan worden ontleend aan fysieke parameters, maar ook aan het gedrag.
• Er zijn talrijke definities → geen uniform aanvaarde sluitende definitie.
• Bekende elementen:
1
, o Dieren zelf → soort specifieke behoeften, adaptatievermogen,
emoties, controle over de omgeving.
o Maatschappelijk draagvlag → consumenten, producenten,
dierenartsen, dierenwelzijnsorganisaties.
o Wetgeving → hanteerbaar instrument (het moet meetbaar kunnen
zijn).
Meest gebruikte definitie: toestand van het dier zoals deze wordt ervaren door het dier
zelf. Ofwel: een individu verkeert in een staat van welzijn wanneer het in staat is zich actief
aan zijn levensomstandigheden aan te passen en daarmee een toestand kan bereiken die
het als positief ervaart.
o Vermijden van langdurige negatieve ervaringen.
o Bevorderen van positieve ervaringen.
o Gebaseerd op robuust wetenschappelijk onderzoek naar behoeften en
(emotionele) percepties van dieren → er is een grote vooruitgang in
het meten van emoties van dieren.
Beoordeling van welzijn:
- Zowel een acute situatie
- Lange termijn situaties van een individu
Welzijn is een balans tussen positieve en negatieve emoties/ervaringen.
• Op beperkte schaal compensatie mogelijk.
• Zorgen voor uitdagingen door variatie in de opgroei- en leefomgeving.
STRESS
Kernbegrippen van de stressfysiologie die aangeven welke omstandigheden snel tot
chronische stress leiden:
• Controle
• Voorspellen
• Beïnvloeden
Als dieren minder stress hebben, verhoogt het welzijn → hierdoor zijn ze veiliger in de
omgang, lagere dierenartskosten, betere prestaties en hogere klanttevredenheid.
2
, STANDAARD FYSIOLOGISCH STRESS MODEL
WELZIJN
Dierenwelzijn niet alleen puur wetenschappelijk concept dus wetenschappelijk onderzoek en
de resultaten zeer belangrijk bij het meten en begrijpen om te kunnen duiden
Verbeteren welzijn ≠ verminderen van stress, maar ook
- Welzijn = balans
o Positieve negatieve emoties (ervaringen) (Vinke et al 2006)
▪ Op beperkte schaal compensatie mogelijk
▪ Zorgen voor uitdagingen door variatie in de opgroei en leef omgeving
Tegewoordig iets andere insteek: “good welfare is not simply the absence of negative
experiences, but rather [...] the presence of positive experiences such as pleasure” (Boissy et
al 2007)
3