Inleiding
Communicatie is mogelijk op basis van taal en articulatie is hierbij een medium
o Communicatiemedia
Articulatie
Gebarentaal
Lichaamstaal
Schrijven
Vaardigheid om te leren articuleren is genetisch aanwezig
Articuleren moeten we leren → leerproces
o Imiteren van gedrag (iets nadoen)
o Herhalen van gedrag (iets herhaaldelijk doen)
o Conditionering (aanleren van gedrag) bv. goed gedrag vertonen
o Kennis, vaardigheden, attitude (vragen stellen, in orde zijn, stipt zijn) kan je leren
Basisvoorwaarden
o Stimulerende omgeving(staal)
o Adequate anatomische structuren
Wat?
o Orale bewegingen → klankproductie
o Motorisch leren → fonetische vaardigheid
Motorisch leren: verschil /s/ en /f/
o Spraakklanken zijn dragers van betekenis → fonologische vaardigheid
Onderscheid spraakklank [ ] - foneem / /
Producerende klanken: concreet [ ] , het abstract systeem: foneem / /
Foneem = abstract → bv. /f/ = spraakklank, ik kan het horen, zonder stem,
wordt vooraan geproduceerd in de mond
Spraakkank = voelbaar → bv. bij het woord ‘zom’ denk ik aan ‘zon’ of
‘zombie’
Verloop?
o Vrij snel en zonder al te veel moeite bij de meeste kinderen
1
,Spreaking. From intention to articulation
Omzetten van een idee naar spraak. Om dit proces te realiseren hebben we taal ter beschikking, zodat aan
het idee een taalvorm gegeven kan worden. De taalvorm is de articulatie die twee componenten bevat:
Er is een zekere spraakproductie nodig (stem) om de ‘ander’ te bereiken met het onderliggend in
een taalvorm uitwerkt idee
Daarnaast moet er gearticuleerd worden om de inhoud van het idee te dragen (spraakklanken zijn
de drager van de betekenis)
Articulatie kan niet zonder taal, taal wel zonder articulatie. Grote interactie tussen taal en articulatie
Spraaksysteem volgens Mysak !
Articulatie is maar een onderdeel van
een groter complex geheel (er gaat
heel wat aan vooraf)
Achter articulatie gaat er heel wat
schuil zoals hele bezenuwing,
hersenwerking, spieren,
articulatieorganan
Conclusie: articulatie is het eindpunt
van de communicatie maar tegelijk
het begin
o We gaan iets zeggen door
middel van articulatie
(articulatie = eindpunt), maar
hoe ik het zeg
(terugkoppeling naar
hersenen) zorgt ervoor dat je
andere dingen gaat zeggen
of juist niet gaat zeggen
(articulatie is dan begin)
o Zo is de cirkel rond: Er is
verwevenheid/interactie met
het gehoor (het ontvangen
van binnenkomende
informatie) en de taal (het
coderen en decoderen van
de boodschappen)
Logopedie: oog voor de samenhang tussen de verschillende factoren binnen het communicatieproces
2
,3
, Nog belangrijk:
o Transmitter system:
Pijl naar beneden: banen die vertrekken vanuit centrale systeem (volle lijn) alle delen die
een rol spelen bij het versturen of programmeren van informatie EFFERENT
Uit het centrale systeem Verbale output
Pijl naar boven: banen die de informatie terugbrengen naar het centrale systeem
(stippenlijn) AFFERENT
In het centrale systeem Verbale input
Feedback is het terugkoppelen of terugvoeren van
o Tussenstations:
Effector system: systeem dat zorgt dat de ademhaling, stemgeving en articulatie wordt
geregeld. Door dat systeem kunnen we iets produceren (iets hoorbaar: verbale output)
Sensor + receptor system: systeem van wat je hoort, voelt en ziet (verbale input van anderen
zullen we waarnemen, verwerken, verstaan, horen en uiteindelijk begrijpen omdat dit naar
het centrale systeem wordt gestuurd)
o Terwijl je aan het spreken bent, is er een feedback: alles wat je zegt, voelt, ziet wordt teruggekoppeld
naar de hersenen.
Neuromathematische modellen
→ Erg complex en bevatten telkens minsten 3 componenten:
Cognitief onderdeel
o Neurale activitatie, generen van de fonemische representatie van zowel de spraakproductie
als van de spraakperceptie en het spraakverstaan
Motorische component
o Activeert een motorisch plan en wordt afgesloten met de eigenlijke articulatie
Sensorische component
o Vangt aan met het akoestisch (spraak)signaal, genereert een auditorische representatie van
dat signaal en activeert ten slotte een fonemische representatie van het spraaksegment
Die modellen sluiten sterk aan bij de opvatting van Levelt, Taalproductiemodel met als 3 hoofdelementen:
conceptualisatie, formulator en articulator
4