Orthopedagogische Doelgroepen en Werkvelden 1
Orthopedagogiek = personen in problematische opvang situaties (POS)
Ortho: rechtmaken, het juist maken van dingen
Agogiek: begeleiden en ondersteunen van personen in veranderingsprocessen
Ped: het kind
Vroeger POS nu VOS (examen) = Verontrustende Opvoedingssituaties = Personen in kwetsbare
leefsituatie
Die situatie waar het gewone opvoeden tekort schiet bv. samengestelde gezinnen, kind met
beperking, autisme, depressie, ouders met alcoholprobleem,…
o Eerst hulp zoeken in het eigen netwerk (ouders, vrienden) bv. vragen aan een andere
ouder hoelaat hun kind thuis moet zijn
o Daarna hulp zoeken die verder gaat dan je persoonlijk netwerk, hulp zoeken bij een
professionele hulpverlener bv. met een kind met een beperking
Afkomst ‘handi(n)cap’
o Handicap: vroeger werd er tijdens een wedstrijd extra gewicht rond de hals van een
paard gedaan, zodat elk paard een gelijke kans had om de paardenrace te winnen het
extra gewicht die het paard kreeg noemde een handicap
o Hand in cap: verhaal met de hoed
Soorten ontwikkelingen (taken als ouder in de ontwikkeling van een kind)
Affectieve (emotionele): aanwezigheid, warmte, genegenheid, veiligheid geven aan het kind
o Bij weinig affectie meer kans dat je later niet de tools hebt om het wel juist uit te
voeren bij je eigen kind
Fysieke: gevarieerde voeding, goede huisvestiging zodat een kind kan groeien
o Bij weinig gevarieerde voeding Intellectuele en fysieke achterstand
Sociale: juiste sociale waarden en normen
Intellectuele: bv zelf mogen kiezen welke opleiding je studeert of de gemeenschap die voldoende
geld investeert in het onderwijs
Morele: juiste waarden en normen, school is hier ook belangrijk
Je blijft heel je leven lang verder ontwikkelen
Essentie orthopedagogiek: de ontwikkeling van iemand die vastloopt of vertraagd geraakt, terug in
beweging brengen
Mensen met een auditieve of visuele beperking noemt men ook soms een sensoriële beperking
Kwaliteit van bestaan (Quality of Life = QoL)
Shalock: belangrijke onderzoeker in de orthopedagogie hij zei dat het belangrijk is om te vragen
hoe het gaat met iemand
Methode om te weten hoe het met iemand gaat:
Objectieve methode
Subjectieve methode
Daarna bekomt men een Personal Outcome Scale (POS)
Daarna wordt een SIS opgemaakt
8 domeinen om kwaliteit van bestaan te bepalen:
, Emotioneel welbevinden: je goed in je vel voelen, weinig stress,…
Materieel welbevinden: setting (land, huis, omgeving), goede mobiliteit, werk,…
Lichamelijk welbevinden: fysiek gezond zijn, de juiste gezondheidszorg krijgen
Interpersoonlijke relaties: relaties opbouwen
Persoonlijke ontplooiing: vaardigheden ontwikkelen, kennis vergroten, competenties
ontwikkelen bv. onderwijs
Zelfbepaling: zelf mogen kiezen
Sociale inclusie: volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving en daar betekenisvolle rollen
kunnen opnemen, je nuttig voelen
Rechten: vrijheid, meningsuiting, privacy
Er is maar 1 paradigma = QoL-paradigma, inclusie is een deel van het QoL-paradigma
1 Hoofdstuk 3: Onderwijs voor leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften
1.1 Historiek
Eind 18e – begin 19e eeuw
1e blindeninstituut
School opgericht in Parijs voor doven vingeralfabet
Er waren nog geen definities voor de beperkingen
Eind 19e eeuw: leerplicht voordien gingen kinderen maar naar school tot 10-11 jaar
Onderwijs voor leerlingen met beperking: evoluties:
Vanaf jaren 60’: buitengewoon onderwijs aparte scholen voor kinderen met een beperking
(ook voor leerlingen in een rolstoel zonder verstandelijke beperking)
Vanaf jaren 80’: buitengewoon onderwijs + Geïntegreerd Onderwijs (GON)
o GON zorgde ervoor dat kinderen met een beperking ook naar het gewoon onderwijs
konden gaan
o Aanpassingen zodat de leerling zich kan aanpassen aan de school
o Bestemd voor fysieke beperking, visuele beperking en auditieve beperking
o Deze leerlingen kregen 2 tot 4u per week begeleiding
Vanaf jaren 90’: buitengewoon onderwijs + Geïntegreerd Onderwijs (GON) + Inclusief Onderwijs
(ION)
o Bij ION wordt er begeleiding gegeven voor kinderen die het nodig hadden
o School past zich aan, aan alle leerlingen
o Er werden aparte doelstellingen gemaakt
1.1.1 Achterliggende visie GON-ION
Stoornisdenken: we focussen ons op de stoornis en maken aanpassingen, zodat de leerling gewoon
kan aansluiten integratie
Diversiteitsdenken: De leerling is meer dan zijn problematiek, beperking is deel van zijn identiteit. We
passen ons aan, zodat hij volwaardig kan meevolgen Inclusie
1.1.2 Wetten
1970: Eerste wet op buitengewoon onderwijs
1986: Wet BUSO (buitengewoon secundair onderwijs) en GON (geïntegreerd onderwijs)
,2002: GOK decreet = decreet voor gelijke onderwijskansen
Vragen die worden gesteld aan ouders: scholingsgraad moeder en thuistaal
Kan gebeuren dat de ouders school niet hebben afgemaakt of geen Nederlands spreken
Daardoor kunnen ze de kinderen niet helpen met hun huiswerk,… en hebben ze extra
ondersteuning nodig
Deze kinderen krijgen voorrang op inschrijving en krijgen extra hulp van het schoolteam
2005: Decreet Leerzorg: om ervoor te zorgen dat er geen verschil meer was tussen BUSO en gewoon
onderwijs en dat elke leerling ondersteuning krijgt voor zijn eigen noden dit decreet is er nooit
gekomen omdat het afgewezen is door de onderwijssector
2014: M-decreet: zij zorgden ervoor dat het afwijzen van kinderen met een beperking in een gewone
school bemoeilijkt werd
2019: Begeleidingsdecreet gewone scholen zullen terug kinderen met een beperking mogen
afwijzen
1.1.3 VN-verdrag
: alle staten die het VN-verdrag ondertekenen moeten een inclusief onderwijssysteem voorzien
probleem: België heeft de meeste kinderen die naar het BUSO gaan, daarom kwam er het M-decreet
1.2 M-decreet
M-decreet = het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften
Twee krachtlijnen:
1) Recht om in te schrijven in een reguliere school inclusief onderwijs (ze hebben recht dat de
school aanpassingen doet zodat deze leerlingen normaal kunnen meedoen in de les bv.
aangepaste bank, meer tijd om toets te maken,…)
2) Er is een actualisatie van de types in het buitengewoon onderwijs (wanneer een redelijke
aanpassing niet mogelijk is)
Redelijke aanpassingen = “Maatregel die het effect van de beperking neutraliseert waarmee de
persoon met een handicap te maken krijgt in een onaangepaste (school)omgeving”
STICORDI-maatregelen
o Stimuleren: aanmoedigen
o Compenseren: alle vormen van aanpassingen en hulpmiddelen
o Remediëren: extra oefeningen geven
o Dispenseren: bepaalde leerstof laten vallen
Aanbieden van hulpmiddelen
Inzetten van ondersteuners
…
Het is een verplichting voor de school
De aanpassingen moeten redelijk zijn (anders doorsturen naar BUSO)
Als het redelijke aanpassingen zijn en het kind wordt geweigerd = discriminatie & straf
, Toegang tot Buitengewoon Onderwijs via:
Attest waarop staat aangeduid: type, onderwijsniveau en OV
Protocol ter verantwoording, school moet kunnen aantonen dat:
Opgemaakt door CLB
o De fasen van het zorgcontinuüm zijn doorlopen
o Dat de STICORDI-maatregelen niet volstaan
Zorgbeleid = brede visie hoe we de leerlingen
kunnen ondersteunen op een goede manier
Fase 0: brede basiszorg (goed onderwijs:
dat leerlingen goed worden opgevolgd, dat
er een stimulerende omgeving is) voor
leerlingen die geen extra zorg nodig hebben
Fase 1: verhoogde zorg: leerkracht gaat in
gesprek met de zorg coördinator om te
bespreken wat ze kunnen doen om extra
ondersteuning te bieden bv. een inhaaltoets
te maken, een groepje die nog niet op een
bepaald leesniveau zit apart te nemen om
dit extra te oefenen, extra werkblaadjes
meegeven naar huis,… voor leerlingen
die wat extra zorg nodig hebben en deze
kunnen krijgen door de leerkrachten
Fase 2: uitbreiding van zorg: CLB wordt ingeschakeld en er wordt een diagnose gesteld bv. IQ-
test afnemen, gesprek aangaan met de ouders voor leerlingen die extra zorg nodig hebben en
deze niet kunnen krijgen door de leerkrachten, waar een ondersteuner/begeleider van buiten de
school nodig is
Fase 3: IAC = Individueel Aangepast Curriculum: individuele doelstelling formuleren voor de
kinderen en zij moeten niet hetzelfde behalen als de andere kinderen (ze krijgen een aangepast
getuigschrift) leerlingen die de hoogste ondersteuning nodig hebben, zij kunnen kiezen tussen
het gewone onderwijs of het buitengewoon onderwijs, word voorgeschreven door het CLB
1.2.1 Wat verwacht men van het M-decreet?
Wat is inclusief onderwijs:
Alle leerlingen welkom in gewone school
Onderwijs vindt plaats in natuurlijke leeromgeving (in de klas met de andere leerlingen)
De kinderen volgen onderwijs mee met de leeftijdsgenoten (kind niet uit de klas halen, maar
samen les volgen met de andere leerlingen samen met de begeleider)
De leerlingen nemen deel aan dezelfde schoolse activiteiten (bv. kind met beperking leert namen
of korte woorden lezen, dus je kan het kind met beperking de verbeterde toets laten teruggeven
aan de leerlingen, dus het kind met een beperking moet de namen lezen en de toets teruggeven
aan de juiste persoon)
Overleg tussen verschillende betrokkenen (bv. kind die zich maar de eerste 3u kan concentreren
in de klas, daarna gaat ze rond 11u helpen in de eetzaal met tafels klaarzetten)
Ook aandacht voor sociaal-emotionele ontwikkeling