Ontwikkelingspsychologie
1 Inleiding
1.1 Een oriëntatie op de ontwikkelingspsychologie
1.1.1 Een definitie van ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie = een wetenschappelijke studie naar de patronen van groei, verandering
en stabiliteit van de conceptie tot aan de dood
Wetenschappelijke studie: onderzoek, hypotheses, wetenschappelijke bewijzen
o Bv. case-studie (uitgebreide diepte-interviews met een specifiek individu of een kleinere
groep individuen)
o Bv. psychofysiologische methoden (een onderzoeksmethode die zich richt op het
verband tussen fysiologische processen, zoals hartslag, bloeddruk,… en gedrag)
o Bv. cross-sectioneel onderzoek (onderzoek waarin verschillende leeftijdsgroepen op
verschillende tijdstippen worden bestudeerd)
Menselijke ontwikkeling: groei, verandering en stabiliteit
o Sommigen bekijken de universele ontwikkelingsprincipes
o Sommigen kijken naar de invloed van culturele, raciale of etnische verschillen
o Sommige kijken naar de unieke aspecten van het individu
Van conceptie tot aan de dood: een mens groeit en verandert tot het einde van zijn leven en
sommige zaken blijven ook stabiel = ‘levenslooppsychologie’
1.1.2 Wat is ontwikkeling?
Ontwikkelen = “het veranderen van een aanwezige structuur” de structuur ontwikkelt, ont-vouwt,
ont-plooit zich gedurende de hele levenscyclus
Kenmerken van ontwikkeling:
Gedurende de hele levenscyclus
Gedragsverandering (winst of verlies)
o Voorbeeld van winst: rond de leeftijd van 1 jaar leert het kind zelfstandig lopen (“lopen”
is de gedragsverandering: er komt een nieuwe vaardigheid bij)
o Voorbeeld van verlies: met het ouder worden wordt het voor opa steeds moeilijker om
dingen te onthouden (“dingen niet meer kunnen onthouden” is de gedragsverandering:
verlies van een vaardigheid)
Levenslang proces
o Verloop in tijd: ontwikkeling is geen moment opname, er is een geleidelijke verandering
o Houdt een voortgang in: de ontwikkeling is niet herhaalbaar
o Bv. in de loop van zijn ontwikkeling leert de mens spreken. Als hij eenmaal kan spreken,
blijft hij onder normale omstandigheden gedurende zijn hele leven over die mogelijkheid
beschikken (duurzaam) en herhaalt het proces van leren spreken zich op latere leeftijd
niet (voortgang). Een uitzondering hierop is bv. wanneer iemand een auto-ongeluk heeft
gehad waardoor de hersenen zodanig zijn beschadigd dat de betreffende persoon
opnieuw moet leren spreken
,1.1.3 Actuele vraagstukken
1.1.3.1 Continue verandering versus discontinue verandering
Continue verandering: de ontwikkeling is geleidelijk aan en de prestaties
op een bepaald niveau vloeien voort uit die van de vorige niveaus
Kwantitatief
Bv. verandering in lengte
Discontinue verandering: vindt plaats in aparte stappen of stadia
Kwalitatief
Bv. de cognitieve ontwikkeling: het denken van kinderen verandert
fundamenteel naarmate ze ouder worden en die veranderingen zijn
niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief
1.1.3.2 Kritieke en gevoelige perioden
Kritieke periode = een specifieke periode in de ontwikkeling waarin een
bepaalde gebeurtenis de grootste consequenties heeft bv. geen veilige hechting
Gevoelige perioden = tijdperken in de ontwikkeling waarop een kind zeer gevoelig is om een
bepaalde functie te ontwikkelen bv. de motoriek, de taal, de zintuigen,…
1.1.3.3 Nature – nurture discussie
Nature: eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders erven, wat er is
meegekregen van bij de geboorte bv. je lichaamslengte, de kleur van je ogen, je verstandelijke
aanleg, je temperament, je geslacht,…
Nurture: omgevingsinvloeden die gedrag bepalen
Biologische aard bv. de invloed van cocaïnegebruik van een zwangere vrouw op haar ongeboren
kind
Sociale aard bv. de manier waarop ouders hun kinderen opvoeden en de invloed van
leeftijdsgenoten op de adolescent
Nature – nurture discussie: bepaalde zaken kunnen zowel nature als nurture zijn bv. de vraag of
intelligentie primair bij de geboorte vastligt of vooral een resultaat is van de scholing
1.1.4 Het levensloop perspectief: uitgangspunten
1.1.4.1 Ontwikkeling is multi-dimensioneel en multi-directioneel
Multi-dimensioneel: ontwikkeling kan plaats hebben op verschillende domeinen, lichamelijke
ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, sociale of emotionele ontwikkeling heel vaak is er interactie
tussen deze domeinen
Multi-directioneel: de ontwikkeling van je vaardigheden is niet oneindig. In elke levensfase, zie je een
toename en afname van vaardigheden en kennis op verschillende domeinen bv. tijdens de lagere
school gaat de aandacht van Sofie vooral naar het leren van talen en muziek, waardoor andere
ontwikkelingsdomeinen misschien iets minder verfijnd worden. Later in haar leven, wanneer ze kiest
om leerkracht te worden, laat ze andere carrièremogelijkheden vallen
,1.1.4.2 Ontwikkeling is plastisch (veranderbaar)
Ontwikkeling is plastisch (veranderbaar of kneedbaar) in elke leeftijdsfase, dus ook op oudere leeftijd
bv. sommige bejaarden maken vorderingen door te trainen op hun mentale vaardigheden door
bijvoorbeeld het oplossen van kruiswoordraadsels of sudoku’s
1.1.4.3 Ontwikkeling wordt beïnvloed door meerderen interagerende factoren
Cohort effect: belangrijke sociale gebeurtenissen zoals oorlogen, hongersnoden, epidemieën (bv. de
aidsepidemie) hebben een bepaalde invloed op alle leden van een cohort (= een groep mensen die
rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren)
Normatieve gebeurtenissen: gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep op
dezelfde manier afspeelt
Normatieve historisch bepaalde invloeden: dit zijn biologische en omgevingsinvloeden die
gemeenschappelijk zijn voor mensen van een bepaalde generatie omwille van de historische
omstandigheden
o Bv. terroristische aanslagen 11 september
o Bv. leven in een vluchtelingenkamp ten gevolge van de oorlog in Syrië
Normatieve leeftijdgebonden invloeden: dit zijn biologische en omgevingsinvloeden die gelijk zijn
voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep
o Bv. de menopauze is iets dat in alle samenlevingen min of meer rond dezelfde tijd
plaatsvindt
o Bv. de meeste kinderen starten de lagere school rond de leeftijd van 6 jaar
Normatieve socio-cultureel bepaalde invloeden zoals etnische afkomst, sociale klasse,
lidmaatschap van een subcultuur
o Bv. immigrantenkinderen die Nederlands niet als moedertaal hebben
Niet-normatieve gebeurtenissen: dit zijn specifieke, atypische gebeurtenissen die plaatsvinden in het
leven van een specifiek persoon op een tijdstip dat zulke gebeurtenissen de meeste andere mensen
niet overkomt hebben vaak een grotere invloed op de ontwikkeling dan normatieve
gebeurtenissen
Bv. borstkanker krijgen op 29-jarige leeftijd
Bv. een lager schoolkind dat een poëziewedstrijd wint
1.2 De reikwijdte van het vakgebied
Ontwikkelingspsychologen specialiseren zich meestal op 2 manieren:
Leeftijdscategorie (ontwikkelingsfase)
Ontwikkelingsthema (ontwikkelingsdomein)
, 1.2.1 Ontwikkelingsfasen en –domeinen
De ontwikkelingsfasen:
De prenatale ontwikkeling
De geboorte en pasgeborene
De babytijd (het eerste levensjaar)
De peutertijd (1 tot 3 jaar)
De kleutertijd (3 tot 6 jaar)
De lagere schooltijd (6 tot 12 jaar)
De adolescentie (12 tot 20 jaar)
De jongvolwassenheid (tussen 20 en 40 jaar)
De volwassenheid (tussen 40 en 60 jaar)
De ouderdom (vanaf 60 jaar tot de dood)
De ontwikkelingsdomeinen:
Lichamelijke ontwikkeling: de lichamelijke groei die het kind doormaakt (lengte, gewicht,
lichaamsbouw)
Motorische ontwikkeling: de ontwikkeling van de motoriek of de bewegingen
o Grove motoriek: grote bewegingen bv. de armen en/of benen zoals het lopen, rennen,
voetballen,…
o Fijne motoriek: kleine bewegingen met bv. handen en vingers zoals het leren schrijven of
tekenen
Tekenontwikkeling: deel van de motorische ontwikkeling of deel van de spelontwikkeling
Perceptuele ontwikkeling: ontwikkeling van de zintuigen, het zicht, het gehoor, de geur en smaak
en de tastzin
Seksuele ontwikkeling: dit gaat niet alleen om seksualiteit, maar ook om het leren kennen en
verkennen van het eigen lichaam en dat van de andere kinderen
Sociaal-emotionele ontwikkeling: via contacten met anderen leert een kind sociale en ook
emotionele vaardigheden
Cognitieve ontwikkeling: de ontwikkeling van het denken
Taalontwikkeling: leren praten, een taal leren, schrijven,…
Morele ontwikkeling: waarden en normen
Spelontwikkeling: tijdens het spelen leren kinderen
Persoonlijkheidsontwikkeling: elke mens ontwikkelt zich tot een uniek persoon met een eigen
identiteit
Horizontale samenhang: de ontwikkelingsgebieden binnen één leeftijdsfase staan in relatie tot elkaar
bv. een kind moet eerst over verschillende cognitieve mogelijkheden beschikken voordat het kan
leren praten, lezen, schrijven en rekenen
Verticale samenhang: ook de verschillende leeftijdsfasen zijn in samenhang binnen één
ontwikkelingsdomein bv. bij het tekenen leert een kind eerst krabbelen en dan geometrische figuren
maken, vooral eer zijn eerste kopvoeter op papier verschijnt