Doel behandeling = levenskwaliteit verhogen
Hoe kan je als kiné bijdragen aan die levenskwaliteit? (QoL)
o Door te helpen in diverse dimensies: fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel (filosofisch)
o Indicatoren: objectief <-> subjectief (welbevinden)
o QoL is dynamisch: afhankelijk van wat P meemaakt in zijn/haar levensloop (vb sporter)
INLEIDING
“Training is een oefenproces waarmee een verbetering in een welbepaald
doelgebied wordt nagestreefd”
Het motorisch prestatievermogen wordt gekenmerkt door wisselwerking
van verschillende factoren, wat training zo complex maakt
Lichamelijke basiseigenschappen
= relatief onafhankelijke factoren en kan men in 4 componenten
opsplitsen:
1. Kracht: wordt bepaald door aanpassingsvermogen van actief bewegingsapparaat
2. Uithouding: bepaald door aanpassingsvermogen van cardiorespiratoir systeem
3. Snelheid: resultante van wisselwerking tussen spier- en zenuwstelsel
4. Lenigheid: bepaald door actieradius van bewegingsapparaat
5. Coördinatie: basis van elke beweging
ENERGIELEVERING (BIJ INSPANNING)
Spiercel bezit eigenschap om chemische energie (zenuwimpuls met vrijmaken Ca-ionen) om te zetten
in mechanische arbeid (spiercontractie). Dit kan door splitsen van energierijke fosfagenen, waarbij ATP
een centrale rol speelt
ATP is in spiercel beperkt, dus moet spiercel beroep doen op andere energiebronnen. Men maakt
onderscheid tussen anaërobe en aërobe energielevering
Interactie van verschillende energiesystemen bij bewegen
Heropladen van batterij (= resynthese ATP) kan op 3
manieren:
o Door splitsing van energierijke fosfaten
o Door anaërobe glycolyse met vorming van lactaat
o Door aërobe verbranding mbv zuurstof
Kortstondige inspanningen: energie geleverd door reserve ATP
Langdurige inspanningen: energie aëroob
1
, Tussenin: deels anaëroob en deels aëroob
UITHOUDINGSVERMOGEN
Uithoudingsvermogen = eigenschap om welbepaalde inspanning zo lang mogelijk vol te houden. Men
onderscheidt verschillende vormen van uithouding:
o Algemene uithouding/lokaal uithoudingsvermogen: algemeen uithoudingsvermogen als 1/6
tot 1/7 van totale spiermassa aan beweging deelneemt
o Algemene (aspecifiek en niet sportafhankelijk) /specifieke uithouding
o Statische/dynamische uithouding: wordt bepaald door contractievorm van spieren
o Aërobe/anaërobe uithouding: bepaald door aard van energielevering + men spreekt van
aëroob UHV als bij dynamische prestaties de energielevering overwegend aëroob verloopt
door verbranding van substraten van zuurstof
Aëroob vermogen is exponent van maximaal O 2-transportsysteem waarbij volgende componenten
belangrijk zijn:
o Long gerelateerde componenten zoals ademminutenvolume en maximale longcapaciteit
o Hart gerelateerde componenten zoals HF, slagvolume en hartdebiet
o Op weefselniveau: Hb gehalte en zuurstofextractie thv spieren
Resultante van maximale transportcapaciteit voor zuurstof vindt men in maximale zuurstofopname =
maximale hoeveelheid O2 die organisme per tijdseenheid kan verbruiken
Test: via maximale inspanningstest op fietsergometer
Aerobe en anaërobe grens
Evalueren van aëroob UHV op grond van maximale O2-opname is slechts een schakel in het geheel
Het is belangrijker in praktijk en op het veld om te weten bij welke fractie van max prestatievermogen
(max O2-opname) een atleet een inspanning gedurende lange tijd kan volhouden – aandacht moet
uitgaan naar bepalen van aërobe en anaërobe grens en de hiermee overeenstemmende
polsfrequentie
Zowel ventilatiemethode als lactaatmetingen worden daarvoor gebruikt, waarbij beiden een identiek
beeld geven
Anaërobe drempel = 175 BPM + aërobe drempel = 155 BPM
Melkzuur
Wanneer men melkzuur bepaalt bij een atleet die opeenvolgende inspanningen levert met progressief
toenemende intensiteit, dan zal bij lichte belastingen het melkzuurgehalte weinig of niet toenemen. 1 e
verhoging situeert zich bij concentratie van +- 2 mmol/l. Dit punt stemt overeen met de aërobe
drempel
Vanaf concentratie van 4mmol/l zal melkzuurgehalte zeer sterk toenemen omdat energielevering
overwegend anaëroob verloopt. Inspanning hoger dan deze grens kan men slechts korte tijd
volhouden = anaërobe grens
Lactaatconcentratie van 4 mmol/l bepaalt dus grensintensiteit waarop atleten in staat zijn om
gedurende lange tijd een inspanning vol te houden (20 – 60 minuten). Vooral het gebruik van
hartfrequentie kan er voor zorgen dat training efficiënter wordt
Naarmate men traint op 2 of 4 mmol/l is er een verschillend oefeneffect:
o 2 mmol: inspanning volledig aëroob + weinig of geen MZ + trainen over lange afstanden +
140 – 160 slagen/minuut = extensieve duurtraining + zal voornamelijk aëroob vermogen
vergroten (toename VO² max, energieverbruik voornamelijk door verbranding van vetten)
o 4 mmol: MZ gevormd + trainen over kortere afstanden + 170 slagen/minuut = intensieve
duurtraining + voornamelijk koolhydraten verbrandt
2
, Trainingszones ifv oefeneffect
Praktische tips/implicaties
1. Eerst aëroob trainen, dan anaëroob – opbouwen met intervaltraining
2. Start to run voor absolute beginners: lopen en stappen afwisselend (als lopen te zwaar is qua hartslag
of belasting voor gewrichten, zoek je alternatieven zoals fietsen, zwemmen,…)
3. Hartslag gecontroleerd indien mogelijk
4. Inspanningstest
5. Alternatief: 220 – leeftijd als anaërobe grens; zeker geen 20 hartslagen lager trainen om in zone IV te
zitten (om aëroob uithoudingsvermogen te trainen)
6. Tip: praten/zweten
7. Geef advies naar P: doe wat je graag doet
GEZONDHEIDSPROMOTIE DOOR IN TE ZETTEN OP GEDRAGSVERANDERINGEN
Hoe werkt gezondheidspromotie?
Een gezonde leefstijl kan tot wel 80% van hart- en vaatziekten en 40% van kankers voorkomen (WHO, 2016).
Dat is gigantisch. Inzetten op gedrag(sverandering) loont dus zeker: gezond gedrag behouden of versterken, en
ongezond gedrag veranderen. Betekent dit dat álle verantwoordelijkheid bij het individu ligt? Dat het
voldoende is om alleen te sensibiliseren rond een gezonde leefstijl? Helemaal niet. Ook de omgeving en overige
gezondheidsdeterminanten (leefstijl, biologische factoren en voorzieningen van de gezondheidssector) bepalen
in belangrijke mate onze gezondheid. In literatuur vinden we verschillende modellen om tot
gedragsverandering te komen.
Ifv risicopatiënten zoals bij corona
Risicopatiënten: ouderen (+ 65), mensen met onderliggende pathologie (diabetes), mensen met
overgewicht, P met immuniteitsproblematiek (MS, kanker) en rokers
Wat kunnen wij als kiné adviseren? => beweeg met mate, eet gezond, slaap, sociale contacten en
regelmaat in slapen, eten en bewegen,…
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur FMertens. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.