Religie, zingeving en levensbeschouwing
Introductiecollege
De verdringing van religie, zingeving en levensbeschouwing naar de privé-sfeer is niet
nodig om de vrijheid te kunnen garanderen.
De interlevensbeschouwelijke dialoog is van belang op maatschappelijk vlak omdat we
streven naar een intellectuele solidariteit (David Hollenbach) want “het goede leven voor
allen” staat op het spel. De verschillende visies hebben dus niet enkel iets te zeggen over
een eigen persoonlijkheid, maar ook over de samenleving.
➔ Intellectuele solidariteit = hoe brengen we alle verschillende visies aan tafel en
praten we inhoudelijk over bepaalde kwesties? Hoe kunnen we op deze manier
intellectueel solidair zijn om te werken aan een betere wereld / samenleving?
Het is van belang om na te denken over zingeving en levensbeschouwing in context van de
universiteit. De universiteit wil namelijk zo breed mogelijk zijn.
1
, H2: Aan de bron van het christendom
2.1 Jezus van Nazareth
Jezus van Nazareth = de stichter / bron van het christendom. Men heeft zijn biografie
proberen reconstrueren aan de hand van historisch-kritisch onderzoek.
➔ Opmerking: Jezus als Christus en Jezus als zoon van God is een geloofskwestie en
geen object van het onderzoek.
We weten dat Jezus geleefd heeft, maar over zijn geboorte, kindertijd en jeugd weten we
niets met zekerheid. Zijn geboorte wordt gesitueerd rond het einde van de regeerperiode
van Herodes de Grote, omstreeks 7 tot 4 voor Christus, in Nazareth (dus niet in Bethlehem).
Zijn naam Jezus was een courante naam in die tijd, dat “God helpt” betekent.
Jezus groeit op in een relatief rustige periode in Palestina, waar er toen vier talen gesproken
werden: het Latijn, het Grieks, het Hebreeuws en het Aramees. Hij zou vier broers en twee
zussen gehad hebben en zou opgeleid zijn door zijn stiefvader Jozef tot ambachtsman. Zijn
gezin heeft dus nooit grote luxe gehad, maar zat ook niet in de laagste klasse (zoals de
boeren).
We weten pas iets met zekerheid over Jezus’ leven vanaf zijn openbare leven begon, dat
slechts twee jaar heeft geduurd. Hij trekt zich 40 dagen terug in de woestijn en daarna
begint hij als leraar en profeet te prediken in Palestina, maar dit met afwijzing van zijn
familie (die hem gek verklaarden). Er wordt vermoed dat hij een celibatair leven heeft geleid
(ongehuwd, zonder kinderen). Jezus is overleden op 7 april in het jaar 30.
2.2 De kern van Jezus’ onderricht
Het doel van Jezus’ missie was de verkondiging van het Rijk Gods: “het nu en het nog niet”
is met Jezus aangebroken, maar wordt in de toekomst volmaakt. De joden keken uit naar
een Messias en geloofde dat einde ter tijden aangebroken was. Jezus vervult de
voorspelling van Oud-Testametische profeten (Jesaja), vandaar dat men spreekt over het
Oud en Nieuw Verbond en over het Oud en Nieuw Testament.
2
,A) Eenheid met God en de naaste
Jezus werd geconfronteerd met een versplinterd christendom en een verdeeldheid tussen
de mensen, wat de realisering van zijn doel het meest in gevaar kan brengen. Vandaar dat
eenheid / gemeenschap zo belangrijk is voor hem en dat vertrekt vanuit de eenheid met
God, gekenmerkt door oprechte liefde, vertrouwen, gehoorzaamheid en begrip.
Christenen spiegelen zich aan de relatie van Jezus met God om zo zelf een gemeenschap
met Christus en de naaste te stichten (en dus één te worden). De eenheid in Jezus schenkt
vrede en maakt christenen in hun dagelijks leven tot medewerkers van het Rijk Gods. De
funderende kenmerken van eenheid zijn: nederigheid en dienstbaarheid.
B) Heling
Jezus is betrokken met de noden van de naaste en houdt zich bezig met het vervullen van
vooral fysieke, maar ook spirituele behoeftes. Jezus geneest de mensen, met als doel:
inclusie, erkenning en participatie (zie verhaal: verloren zoon).
C) Hoop
De verkondiging van het Rijk Gods is een verhaal van hoop en gaat over ‘vandaag’. De
christelijke hoop gaat over een absoluut basisvertrouwen in de toekomst en is van de orde
van het goddelijke, van wat ons overstijgt. Het gaat dus niet over de wens op vervulling van
individuele behoeften.
D) De geboden
De geboden zijn absolute voorwaarden om deelgenoot te worden van het Rijk Gods. Ze
gaan niet over het naleven van wetten en regels, maar over het geloof in actie. Men moet
de weg die Jezus getoond heeft volgen, opdat men het Rijk der Hemelen kan binnengaan.
Met andere woorden, staat de relatie met God en met de naaste op het spel. Alle geboden
dienen begrepen te worden in het licht van de liefde: Jezus verbindt de liefde tot God
onlosmakelijk aan de liefde tot de naaste (dubbelgebod). Het gaat hier niet over gevoelens,
maar over de wil, over concrete daden.
3
, 2.3 De betekenis van Jezus tot op vandaag
Jezus is een revolutionair, in de zin van totaal vernieuwend te zijn: etische innovaties.
❖ Naastenliefde = wordt samengevat in de Gulden Regel: “hehandel mensen, zoals je
zelf behandeld wil worden”. Dit gebod geldt voor de gehele mensheid, inclusief
vijanden.
❖ Gelijkheid = alle mensen zijn broeders en zusters, omdat we allemaal kinderen
Gods zijn. Jezus behandelt iedereen gelijkwaardig.
❖ Unieke menswaardigheid = elke mens is volwaardig, uniek en heeft
onvervreemdbare rechten.
❖ Vrijheid = elke mens is gelijk geschapen en moet in staat zijn om zo vrij mogelijk
beslissingen te nemen, wat betekent dat determinanten de vrijheid in belangrijke,
existentiële keuzes nooit mogen verhinderen.
❖ Sociale rechtvaardigheid = Jezus pleit hiervoor in de vorm van herverdeling: er
zullen altijd armen en rijken zijn, maar die kloof mag niet te groot worden. Het gaat
er niet om hoeveel een mens bezit, maar wel wat die ermee doet: het is een plicht
om iemand in nood te helpen (dus geen liefdadigheid).
❖ Scheiding der machten = Jezus wil geen verwarring tussen de religieuze en politeke
macht, maar wil dat alles overstijgen door te benadrukken dat er maar één koninkrijk
is dat er echt toe doet: het Rijk Gods.
❖ Geweldloosheid = niets brengt mensen meer uit hun lood dan wanneer hun daad
van agressie wordt beantwoord door liefde.
❖ Ethische intentie = de intentie van een handeling is belangrijk (strafrecht).
2.4 De bronteksten: de evangelies
Evangelie = betekent “blijde boodschap” of “goed nieuws”. Het Nieuwe Testament bevat
vier evangelies, geschreven door Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes in de 1e en 2de eeuw
na Christus. Ze zijn geen ooggetuigen van Jezus, maar doen beroep op orale en schriftelijke
bronnen uit hun omgeving. Elk evangelie belicht eigen thema’s en accenten, omdat elke
evangelist voor een ander doelpubliek schreef.
4