1. De prijselasticiteit van de vraag naar benzine is
a. Kleiner dan -1;
b. Tussen –1 en 0
c. Tussen 0 en 1
d. Groter dan 1
2. Verschuivingen van de productiemogelijkhedencurve zijn mogelijk
a. Door alle hieronder vermelde oorzaken
b. Door een wijziging van de productiviteit van de ingezette productiefactoren
c. Door technologische vooruitgang
d. Door een grotere participatie van vrouwen in het arbeidsproces
3. Indien de administratieve lasten voor de bedrijven dalen, dan zal, indien er voor de rest niets
verandert, het consumentensurplus
a. Dalen
b. Stijgen
c. Onveranderd blijven
d. Deze vraag kan met de beschikbare gegevens niet beantwoord worden
4. Welke verandering leidt niet tot een verschuiving van het aanbod van horloges naar rechts
a. Een verbetering in de productietechnologie van horloges.
b. Een stijging van de prijs van horloges.
c. Een daling van het loon van de arbeiders in de horlogenijverheid.
d. En belastingsverlaging voor de horlogeproducenten.
e. Geen van deze
5. Een inferieur goed is een goed waarvoor bij een stijging van het inkomen
a. Het aanbod daalt
b. De vraag stijgt
c. Het aanbod stijgt.
d. De vraag daalt
6. Veronderstel dat zowel de vraag naar als het aanbod van smartphones stijgen omdat meer
mensen een smartphone willen kopen en er nieuwe producenten op de markt komen. In de
markt voor smartphones kunnen we met zekerheid zeggen dat
a. de evenwichtshoeveelheid stijgt en de evenwichtsprijs stijgt
b. de evenwichtshoeveelheid stijgt en de evenwichtsprijs daalt
c. de evenwichtshoeveelheid stijgt en de evenwichtsprijs constant blijft
d. De evenwichtsprijs stijgt
e. De evenwichtshoeveelheid stijgt
7. Veronderstel dat Telenet tegen een prijs van €30 per maand 30,000 abonnees heeft in Gent
voor digitale televisie. Indien Telenet haar maandelijkse prijs voor digitale televisie laat stijgen
tot €40 per maand, dan daalt het aantal abonnees tot 20,000. Wat is de prijselasticiteit van de
vraag naar digitale televisie in Gent (gebruik de midpuntformule)?
a. -1.4
b. -0.66
c. -0.75
d. -2.0
e. -1.0
8. Welk van de volgende uitspraken is correct?
a. Indien de overheid een goed belast dat consumenten beschouwen als een noodzakelijk
goed, dan valt de last van de belasting vooral op de verkopers.
b. De last van een belasting valt op die zijde van de markt die volgens de wet belast wordt
(kopers of verkopers)
c. De verdeling van de last van een belasting hangt vooral af van de relatieve
elasticiteiten van vraag en aanbod en niet van de wetgeving.
d. De last van een belasting valt het meest op die marktpartij (koper of verkoper) die het
meest bereid is de markt te verlaten wanneer de prijzen zich niet in de gewenste
richting begeven.
9. Welke van de volgende stellingen is juist
a. Een minimumprijs hoger dan de evenwichtsprijs die bij vrije marktwerking tot stand
komt, leidt tot artificiële schaarste
b. Een maximumprijs lager dan de evenwichtsprijs die bij vrije marktwerking tot stand
komt, leidt tot artificiële overschotten
c. Een maximumprijs lager dan de evenwichtsprijs die bij vrije marktwerking tot
stand komt, leidt tot welvaartsverlies voor producent en welvaartswinst voor
consument
d. Een minimumprijs hoger dan de evenwichtsprijs die bij vrije marktwerking tot stand
komt, leidt tot welvaartsverlies voor producent en welvaartswinst voor consument
, 10. Op de onderstaande figuur stelt V de vraag naar nachtvluchten, A1 het private aanbod van nachtvluchten en A2 de
marginale sociale kostencurve van nachtvluchten. Hoe groot is de welvaartstoename als men het aantal nachtvluchten
reduceert van Q1 naar Q2 eenheden?
a. BFC
b. EFC
c. DBE
d. BCG
11. Een verschuiving van de productiemogelijkhedencurve kan het gevolg zijn van:
a. Werkloosheid
b. Immigratie
c. Een economische depressie
d. Hoogconjunctuur
12. Een belasting op voertuigen die te veel schadelijke emissies uitstoten/brandstof verbruiken is
een voorbeeld van
a. Een verhandelbaar emissierecht
b. Een poging om en positieve externaliteit te internaliseren.
c. Een toepassing van het Coase theorema.
d. Een poging om een negatieve externaliteit te internaliseren
13. Kijk naar de bovenstaande figuur van de productiemogelijkhedencurve. Indien je van A naar D
beweegt, dan
a. Daalt de opportuniteitskost van eieren uitgedrukt in spek (bacon)
b. Stijgt de opportuniteitskost van eieren uitgedrukt in spek.
c. Is de opportuniteitskost van eieren uitgedrukt in spek constant.
d. Wordt de productie in deze economie minder efficiënt.
e. Wordt de productie in deze economie efficiënt.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Hdlaere. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.