Geestelijke Gezondheidszorg
OLF2 – 20/21
Persoonlijkheidsstoornissen
Big 5: Alle persoonlijkheidskenmerken kunnen onderverdeeld worden in 5 categorieën:
Extraversie: spontaan, gesloten, somber, teruggetrokken, timide
Emotionele Stabiliteit: Impulsief, zelfzeker, gevoelloos, kalm, zelfzeker
Vriendelijkheid: tevreden, tolerant, opstandig, eerzuchtig
Zorgvuldigheid: losbandig, oplettend, voorzichtig, serieus, onnozel
Intellectuele autonomie: origineel, creatief, oppervlakkig, diepzinnig
CASUS ANNA
Onzeker haar gedrag toont aan dat ze zich heel onzeker voelt in de relatie (bv. het
“vastklampen” aan haar partner, ongemakkelijk als haar partner niet bij haar was...)
Emotionele stabiliteit
Afstandelijk Bang om haar partner dichtbij te laten komen uit angst. Extraversie
Bij Anna kan men spreken van egosyntonie, haar gedrag komt overeen met haar gedrag en
handelen.
-
Het 5-factoren model is een alternatief voor de DSM, we vertrekken niet vanuit iemands
pathologie maar wel vanuit hun persoonlijkheidskenmerken die extreme varianten
bevatten. Persoonlijkheidsstoornissen niet categoriaal bekijken, wel vanuit een
dimensioneel beeld.
Moeilijke mensen bestaan niet, enkel moeilijke interacties; moeilijk gedrag is dan ook vaak
onaangepast gedrag. Maar waarom stellen mensen dan zo’n gedrag?
Aangepast gedrag ontstaat door het leerproces tijdens de opvoeding en in de maatschappij.
Onaangepast gedrag ontstaat wanneer het leerproces niet of moeilijk kan gebeuren door
omstandigheden. Hiervoor helpt het team de patiënt om nieuwe strategieën en tools te
ontwikkelen om zo minder in conflict te komen met zichzelf en de omgeving.
,Wat?: Persoonlijkheidsstoornissen zijn een duurzaam patroon van afwijking op vlak van:
Cognitie= denken = interpreteren van zichzelf en anderen “ik ben waardeloos”
Affect = voelen = “ik voel me leeg”, “ik voel me altijd door iedereen in de steek
gelaten”
Interpersoonlijk functioneren = handelen/samenwerken/contact met anderen. “Hij
kijkt naar me, zie je dat hij me niet moet hebben”
Impulscontrole = beheersen = “ik drink als ik me verdrietig voel”
Mensen zonder persoonlijkheidsstoornissen kunnen makkelijk hun persoonlijkheid
beschrijven, “ik ben lief, maar soms ben ik kwaad...”. Mensen met een PST kunnen dat niet,
“ik ben oftewel kwaad, of lief” ze kunnen geen middenweg onderscheiden.
Egodystoon: de problematiek past niet bij wie die persoon is; bv. je beste vriend heeft
een depressie, je vindt dat hij veranderd is. De problematiek past niet bij wie hij was en hoe
jij hem kent. State, tijdelijk.
Egosyntoon: problematiek past bij wie hij/zij is. “x/y/z. is altijd al een complex/moeilijk
iemand geweest.” Trait, eigenheid van iemand.
- DSM-5 Indeling
Cluster A: vreemd, bizar, excentriek, …
Cluster B: dramatisch, emotioneel, onevenwichtig, aandachtszoeker
Cluster C: angstig, teruggetrokken, dwangmatig
- Persoonlijkheid van de hulpverlener
De kwetsbaarheid laat zich in contact met jou voelen, je begint meer na te denken, je wordt
kwaad, geïntrigeerd, vermijdend. Je zoekt meer contact en stuit op je eigen grenzen. Dit
komt omdat je als mens wordt betrokken, jouw eigenschappen, stijl, gezin… maken allemaal
deel uit van de relatie tussen jou en de patiënt.
- Begeleiding (vuistregels)
Zolang het enkel de omgeving is die last heeft van de interactie met de kwetsbare
persoon, kan hulpverlening weinig doen behalve het blijven aanbieden.
De persoon komt pas in behandeling als er zich symptomen voordoen die zorgen dat
er lijden is, symptomen die het dagelijks functioneren hinderen.
Ga eerst op de andere kwetsbaarheden in.
Pas als je een band hebt met de persoon, wordt de persoonlijkheid bespreekbaar en
kan eraan gewerkt worden.
Eerst contact, dan inzicht, dan pas verandering.
, Contact bekomen vereist een correcte houding:
Respect, de pt accepteren, niet moraliseren of beschuldigen, de kijk en ritme van de
persoon respecteren. Je moet hem/haar de verantwoordelijkheid geven en niets
opdringen.
De persoonlijke stijl van de pt laten bestaan, hierop passen we onze interactie aan.
Doel van de begeleiding is niet de focus op “herstellen”, eerder op het leren omgaan
met de psychische kwetsbaarheid. Het helpen uitbouwen van strategieën die de
mogelijkheid bieden om “uit de problemen” te blijven
Borderline
Instabiliteit is het stabielste kenmerk
o Angst om alleen gelaten te worden, voelen zich verworpen, niet gewenst...
o Aantrekken en afstoten door idealiseren en devalueren leidt tot instabiele
relaties
o Labiel zelfbeeld (ik kaan het/ik kan niets…)
o Impulsiviteit op vlak van alcohol, seks, drugs, zelfbeschadiging
o Emotionele schommelingen
o Saboteren van vooruitgang
o Gebrekkig mentalisatievermogen
Kunnen geen beeld vormen van hoe iemand anders denkt.
Begeleiding:
o Verhogen van zelfwaardering en emotieregulatie
Succeservaringen creëren via kleine haalbare doelstellingen
Voor zichzelf opkomen, meningen leren vormen
Leren herkennen, benoemen, verwoorden van eigen emoties
Complimenteren van de pt, vertrouwen uiten
Pt betrekken bij behandeling
o Stimuleren tot het aangaan van gezonde relaties, intermenselijke
vaardigheden
Verwacht niet “eens contact, altijd contact”
Laat weten dat je er blijft zijn, dat het aanbod blijft
VPK is een rolmodel
o Groeien naar adequate coping
Huidige coping niet afkeuren, wel omschrijven als beste strategie van
dat moment
Inzicht vergroten; “hoe reageer ik,” “welke alternatieven zijn
mogelijk”
Leefgroep = oefenveld
o Onder controle krijgen van zelfbeschadiging, crisisvaardigheden ontwikkelen
Durven bespreekbaar stellen, daarbij desnoods je eigen twijfel om
dat te doen bij de pt
Ga samen op zoek naar aanleiding, zoek naar successen in het heden
en verleden, laat de pt oefenen met kleine doelen, vraag hoe je er
kan zijn voor de pt.