NTK II
1 Wat is morfologie?
De morfologie houdt zich bezig met de structuur van gelede woorden en hun vorm-
betekenisrelatie met andere gelede en ongelede woorden.
Basisbegrippen
Woorden zijn zelfstandige eenheden van vorm en betekenis.
- Lexicale woorden of inhoudswoorden: verwijzen naar iets dankzij een betekenis.
Is een open klasse en bestaat voornamelijk uit V, ADJ, ADV en N.
- Grammaticale woorden of functiewoorden: leggen een verband tussen lexicale
woorden en de zinsdelen waarin die voorkomen. Is een gesloten klasse en bestaat
voornamelijk uit C, P, ProN en D.
De relatie tussen een lexicaal woord en zijn betekenis kan twee soorten aannemen:
- Arbitrair of willekeurig: er is geen enkele reden waarom men aan een bepaalde
klankvorm een bepaalde betekenis geeft. Maar eenmaal de taalgroep (maatschappij)
beslist om aan die klank die betekenis te geven, moet iedereen zich daaraan houden.
- Gemotiveerd of niet willekeurig: gelede woorden die bij het ontleden elk een eigen
betekenis hebben waarnaar ze verwijzen. De samenvoeging van die woorden
verwijst dan naar een betekenis waarin beide betekenis van de ontlede woorden te
vinden zijn.
Gelede woorden: woord dat bestaat uit verschillende onderdelen, namelijk een of meer
grondwoorden, en voor- of achtervoegsels. Ze kunnen dus zowel bestaan uit vrije morfemen
als uit een vrij morfeem en een of meerdere gebonden morfemen.
- Vrij morfeem of lexicale morfemen: hebben een zelfstandige betekenis.
- Gebonden morfemen: hebben geen betekenis op zich, maar kunnen wel betekenis
uitdrukken als ze voorkomen met een vrij morfeem. Deze zijn affixen.
Morfeem: minimale eenheid van betekenis.
Discontinu affix: affixen die samen moeten voorkomen om een betekenis te geven aan een
woord. Als alleen een van hen voorkomt en het ander niet, dan heeft het woord geen
betekenis. Voorbeelden hiervan zijn het woord gebergte waarbij ge- en -te samen moeten
komen (geberg of bergte bestaat niet) en ook voltooide deelwoorden (gelopen of gewerkt).
Gelede woorden die bestaan uit een vrij en een gebonden morfeem worden afleidingen
genoemd. Gelede woorden die bestaan uit vrije morfemen worden samenstellingen
genoemd.
Morfeemsyntaxis: de syntaxis bestudeert woorden die zich tot woordgroepen en zinnen
vormen. De morfologie kunnen we dan opvatten als morfemen die zich tot woorden vormen.
De morfeemsyntaxis is dus syntaxis, maar niet met woorden, maar met morfemen die zich
tot woorden vormen.
Syntagmatische morfologie: door van links naar rechts te kijken naar een geleed woord
kunnen we dat woord opgebouwd denken uit betekenis dragende stukjes morfemen. Het
gaat hier dus om de relatie binnen het gelede woord aanwezige morfemen.
,Paradigmatische morfologie: het gaat hier om de relatie tussen de gelede woorden die op
grond van bepaalde overeenkomsten (dit kan zijn omdat ze allemaal op -ven eindigen of
omdat ze allemaal kleuren zijn enz.) tot een paradigma behoren (vormovereenkomst). Hier
staat het woord centraal en niet het morfeem. Dat is ook de reden waarom
verledentijdsvormen van zowel zwakke als sterke werkwoorden tot de paradigmatische
morfologie behoren.
Conversie is ook paradigmatisch van aard. Hier gaat het om het maken van een nieuw
woord door verandering van woordsoort en betekenis, maar zonder morfologische
aanpassingen (een fiets en ik fiets).
Derivatie: verschillende woorden met een verschillende betekenis (man-mannelijk). Ook al
lijken de woorden op elkaar, in het woordenboek ga je ze niet vinden onder hetzelfde lemma.
Flexie: verschillende vormen van een woord die dezelfde betekenis hebben (noemt,
noemen, noem). Hiertoe worden zowel verledentijdsvorming als meervoudsvorming
gerekend. De verschillende woordvormen kunnen we bij flexie dan wel onder eenzelfde
lemma vinden omdat het dezelfde betekenis draagt.
Lexeem: kan vergeleken worden met een lemma in het woordenboek waarbij je bij derivaties
onder een ander lemma moet zoeken terwijl je bij flexies de woorden onder een titelwoord
kan vinden.
Gemotiveerde en gelede woorden
Het belang van gelede woorden: dankzij gelede woorden kunnen we beschikken over een
woordenschat die geen al te groot beroep doet op ons geheugen. We kunnen nieuwe
woorden vormen met bestaande woorden (appelboom) of een nieuwe toepassing geven aan
een bestaand woord (groen en de Groenen leden van een ecologische partij).
Gedeeltelijk gemotiveerde woorden: de keuze van juist die vorm voor die betekenis is niet
helemaal toevallig. Niet alle gedeeltelijk gemotiveerde woorden zijn geleed.
Soorten gemotiveerdheid:
- Onomatopeeën of klanknabootsende woorden: betekenissen krijgen de klankvorm
die ze of het maakt. Een koekoek noemen we zo omdat die dat als geluid maakt.
Deze vertonen dan ook geen enkele morfologische geleding.
- Klanksymboliek: een bepaalde lettergroep (bv. -ul of sl-) zou verantwoordelijk zijn
voor een negatieve betekenis van een woord, omdat bij elk voorkomend woord die
betekenis vasthangt (bv. lul/ sul of slet/ slordig). Maar men moet opletten voor de
woorden zoals krul of slim die die betekenis dan niet dragen.
- Verkortingen: er is een overeenkomst in klank en betekenis tussen bij afkortingen
zoals karbo en karbonade. Het is gedeeltelijk gemotiveerd omdat het gerelateerd kan
worden aan hun originele vorm, maar ze zijn niet geleed.
- Letter(greep)woorden: de letters van bestaande woorden vormen samen een nieuw
woord (AIDS) of de letters van de woorden worden als lettergreep uitgesproken
(PvDA of beha). Het is dus gemotiveerd, maar niet geleed.
- Samensmeltingen: de klankvorm is een samensmelting van verschillende woorden.
Brunch is een samensmelting breakfast en lunch. Zulke woorden zijn gedeeltelijk
gemotiveerd en niet geleed.
- Woorden met een mate van geleedheid: woorden die eindigen op een bepaald
suffix-achtig karakter, maar die geen suffix zijn (bv. bibliotheek discotheek videotheek
of aso brabo homo lesbo). Deze woorden zijn gedeeltelijk gemotiveerd en
systematisch geleed.
, Opname in het mentaal lexicon
Compositionele betekenis: betekenis kan afgeleid worden uit de verschillende morfemen
waaruit een woord bestaat (bv. tafelpoot of spreker).
Idiomatische betekenis: gelede woorden vertonen onvoorspelbare betekenisaspecten (bv.
voetbalknie is geen knie waarmee je voetbalt, maar een knie die je bezeert hebt tijdens het
voetballen).
Semantische specialisatie of betekenisspecialisatie: een geleed woord kan al direct bij
de vorming een betekenis krijgen die niet is afgeleid uit de verschillende morfemen waaruit
het bestaat (bv. ontvrienden ≠ iemand niet meer als vriend beschouwen, maar wel iemand
schrappen uit zijn online vriendennetwerk of strandstoel ≠ stoel waarmee je op het strand zit,
maar heeft een soort materiaal en een strandstoel blijft in de eetkamer een strandstoel). De
betekenis kan onvoorspelbaar zijn en de hoorder kan deze betekenis achterhalen door de
betekenis van het basisnomen, de context en/of zijn kennis van de werkelijkheid.
Lexicalisatie: de opname van gelede woorden in het mentale lexicon. Opgeslagen woorden
kunnen dan nadien hergebruikt worden met dezelfde betekenis.
Gevolgen van lexicalisatie
- Betekenisuitbreiding vertonen: muis betekent niet alleen knaagdier, maar ook het
besturingsapparaatje van de computer.
- Verlies van morfologische transparantie: men ervaart een woord niet meer als
geleed omdat het grondwoord verloren gaat. Werkwoorden met prefix be-, ge-, ont-,
en ver- zijn hier voorbeelden van: beginnen, genezen, ontberen, vergeten. Dit geldt
ook voor gesuffigeerde woorden met -baar, -ig, -ing, -je, -lijk, -loos en -zaam:
dierbaar, stevig, sponning, sprookje, moeilijk, klakkeloos en zeldzaam.
De grondwoorden in die gelede woorden bestaan dus niet meer, maar omdat sommige
toch af en toe ergens opduiken beschouwen we zulke gelede woorden als vormelijk geleed.
Dit betekent dus dat ze geleed zijn, maar dat het grondwoord verloren is gegaan met de tijd.