Minor Praktische Vermogensrecht En BPR (MINRE_PRAKT21)
Établissement
Hogeschool Leiden (HSL)
Book
Compendium Nederlands vermogensrecht
In deze samenvatting wordt alle stof behandeld die in periode 2 van van belang was voor de toets. Geen zin of tijd om zelf zo'n grote hoeveelheid stof samen te vatten? Begrijpelijk, koop dit document en begin direct met leer! Succes met je tentamen
P.S. zie ook de rest van de samenvattingen van...
Samenvatting Compendium Hijma en Olthof (Nederlands Vermogensrecht)
Leerdoelen verbintenissenrecht
Tout pour ce livre (22)
École, étude et sujet
Hogeschool Leiden (HSL)
HBO-Rechten
Minor Praktische Vermogensrecht En BPR (MINRE_PRAKT21)
Tous les documents sur ce sujet (12)
3
revues
Par: tamie2001 • 2 année de cela
Par: Danait01 • 7 mois de cela
Par: RRRutger • 2 année de cela
Vendeur
S'abonner
t2000
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting – verbintenissenrecht
Les 1
Literatuur: Nederlands vermogensrecht H18, 19, 20, 29, 30A & Hoofdstukken vermogensrecht H2
● De verschillende rechtsfeiten kunnen kwalificeren
Blote rechtsfeiten: zijn geen handelingen, maar hebben toch een rechtsgevolg. Bijv. geboorte
Feitelijke handelingen: bij het verrichten van een deze handeling zijn geen rechtsgevolgen beoogd.
Rechtshandelingen: bij het verrichten van deze handeling juist wel rechtsgevolgen beoogd.
Eenzijdige rechtshandeling: slechts de wil en verklaring van 1 persoon zijn vereist
- Gerichte rechtshandeling: wordt verricht door een partij en is gericht tot de andere partij.
- Ongerichte rechtshandeling: wordt verricht door een partij en is niet gericht tot een
specifieke persoon.
Meerzijdige rechtshandeling: de wil en verklaring van meerdere personen vereist = overeenkomst
- Eenzijdige overeenkomst: er ontstaat slechts een verbintenis ontstaat voor 1 persoon. Bijv.
schenking
- Wederkerige overeenkomst: alle betrokken moeten iets doen, er vloeien meerdere
verbintenissen uit een overeenkomst voort. Bijv. koopovereenkomst
● De bronnen van verbintenissen kunnen benoemen
Verbintenis = een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen, waarbij de
een (schuldenaar/debiteur) verplicht is tot een bepaalde prestatie tegenover de ander, die tot die
prestatie gerechtigd is (schuldeiser/crediteur. Kenmerken:
1. Een verplichting van een (= schuld)
2. Een daarmee corresponderend vermogensrecht (= vorderingsrecht)
niet naleving = wanprestatie (art. 6:74 BW)
1
,Soorten verbintenissen
Natuurlijke verbintenis = de debiteur heeft een verplichting, maar de crediteur heeft geen
rechtsvordering. De verbintenis is rechtens dus niet afdwingbaar (art. 6:3 BW), twee gevallen:
1. Wanneer de wet de afdwingbaarheid onthoudt, bijvoorbeeld bij verjaring
2. Wanneer jegens een ander een dringende morele verplichting bestaat die van zodanige aard
is dat naleving daarvan naar maatschappelijk opvatting als voldoening van een aan die ander
toekomende prestatie moet worden aangemerkt.
Rechtsgevolgen van een natuurlijke verbintenis komen overeen met die van afdwingbare
verbintenissen, art. 6:4 BW:
1. Alle bepalingen die te maken hebben met de afdwingbaarheid zijn niet van toepassing
2. Alle punten die geen samenhang hebben met de afdwingbaarheid zijn van overeenkomstige
toepassing
Omzetting van een natuurlijke verbintenis in een afdwingbare verbintenis is mogelijk (art. 6:5 BW).
Hiervoor is een daartoe strekkende overeenkomst tussen partijen vereist = obligatoire
overeenkomst. Kan uitdrukkelijk of stilzwijgend tot stand komen (art. 3:37 lid 1).
Voorwaardelijke verbintenis = een verbintenis waarbij de werking van de rechtshandeling afhangt van
een toekomstige onzekere gebeurtenis (art. 6:21 BW). Nooit terugwerkende kracht! Soorten
voorwaarden die kunnen gelden:
1. Opschortend: leidt tot een sluimerende verbintenis = nog geen werking, pas op het moment
dat de besproken voorwaarde zich voordoet;
2. Ontbindend: leidt tot een bedreigde verbintenis = heeft al werking, maar deze werking
vervalt als de besproken voorwaarde zich in de toekomst voordoet.
Pluraliteit van schuldenaren = meerdere schuldenaren zijn samen één prestatie verschuldigd.
Situaties die zich voordoen (art. 6:6 lid 1):
1. Hoofdregel: iedere schuldenaar is voor een gelijk deel verbonden;
2. Uitzondering I: uit wet, gewoonte of rechtshandeling volgt dat de schuldenaren voor
ongelijke delen verbonden zijn;
3. Uitzondering II: uit wet, gewoonte of rechtshandeling volgt dat de schuldenaren hoofdelijk
verbonden zijn. Dit vloeit voort uit de wet als:
a. dit in de wet is bepaald;
b. als de prestatie ondeelbaar is (lid 2)
c. als volgt uit de wet, gewoonte of rechtshandeling dat iedere schuldenaar voor het
geheel aansprakelijk is (lid 2)
Rechtsgevolgen
Situatie 1 en 2 → aparte zelfstandige verbintenis met beperkte omvang. Bevrijding indien prestatie
is voldaan.
Situatie 3 → zelfstandigheid van rechtsbetrekkingen is uitgangspunt, maar:
Externe relatie: schuldeiser - schuldenaar, schuldeiser heeft jegens iedere schuldenaar recht op
nakoming van geheel deel. Nakoming door een van de schuldenaren bevrijdt iedereen (art. 6:7)
Interne relatie: schuldenaren onderling, hoofdelijke schuldenaren die zich jegens elkaar te gedragen
overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid, art 6:8. Gaat slechts om het gedeelte wat
hem aangaat.
2
,Pluraliteit van schuldeisers = een schuldenaar is één prestatie aan meerdere schuldeisers
verschuldigd. Situaties die zich voordoen (art. 6:15 lid 1):
1. Hoofdregel: iedere schuldeiser heeft een vorderingsrecht voor een gelijk deel;
2. Uitzondering I: uit wet, gewoonte of rechtshandeling volgt dat de prestatie de schuldeisers
voor ongelijke delen toekomt;
3. Uitzondering II: uit wet, gewoonte of rechtshandeling volgt dat de schuldeisers samen één
gezamenlijk vorderingsrecht hebben. Dit vloeit voort uit de wet als:
a. dit in de wet is bepaald;
b. als de prestatie ondeelbaar is (lid 2)
c. als volgt uit de wet, gewoonte of rechtshandeling dat iedere schuldenaar voor het
geheel aansprakelijk is (lid 2)
Rechtsgevolgen
Situatie 1 en 2 → schuldeisers hebben ieder een apart en zelfstandig vorderingsrecht
Situatie 3 → er ontstaat een gemeenschap van het vorderingsrecht
Pluraliteit van prestaties = de schuldenaar is aan de schuldeiser een van de twee of meer prestaties
verschuldigd.
- Alternatieve verbintenis = de schuldenaar is verplicht tot een of twee of meer verschillende
prestaties.
- Facultatieve verbintenis = die zich van de alternatieve onderscheid dmv een van de prestaties
een primair, de andere een subsidiaire karakter heeft.
- Generieke verbintenis = de schuldenaar heeft de keuze tussen verscheidene tussen partijen
als gelijk aan te merken prestaties.
Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit (art. 6:1 BW). Als
ontstaanbronnen komen in aanmerking:
1. De wet zelf, belangrijkste:
a. onrechtmatige daad e. ongerechtvaardigde verrijking
b. zaakwaarneming f. onverschuldigde betaling
c. ontbindende voorwaarde g. ontbinding wegen contractschending
d. tekortkoming in de nakoming
2. Bronnen waarnaar de wet verwijst
a. wilsverklaringen c. regels van ongeschreven recht
b. gewoonte d. rechterlijke uitspraken
3. Het stelsel van de wet
Naast bovenstaande mogelijkheden bestaat er nog een manier om een verbintenis te doen
ontstaan. Zij dient te passen in het stelsel van de wet en aan te sluiten bij de wel in de wet
geregelde gevallen = analogie.
Overeenkomst = meerzijdige rechtshandeling waarbij door op elkaar aansluitende wilsverklaringen
van partijen tussen hen rechtsgevolgen ontstaan (art. 6:213 lid 2). Een meerpartijenovereenkomst
kan obligatoir of niet-obligatoir zijn (afhankelijk of de overeenkomst verbintenissen schept).
1. Overgang vorderingsrechten:
a. erfopvolging, boedelmenging en overdracht
3
, b. bijzondere titel: subrogatie en contractsoverneming*
c. bijzondere wijzen: afhankelijke- en kwalitatieve vorderingsrechten
De overgang van vordering heeft nevengevolg = nieuwe verkrijger krijgt tevens nevenrechten
(art 6:142 lid 1 BW). Deze vordering kan overgedragen worden maar laat de
verweermiddelen onverlet (art 6:145 BW) = de vordering gaat over met al haar eventuele
gebreken.
Subrogatie = de overgang van vordering op een derde, ten laste van wie de debiteur jegens
oorspronkelijke crediteur wordt bevrijd (crediteursvervanging). Gevallen (art. 6:150 BW):
- van rechtswege door uitwinning van goederen, betaling door een hoofdelijk
verbonden schuldenaar, bij uitkering door schadeverzekeraar of in andere in de wet
geregelde gevallen.
- krachtens overeenkomst tussen derde en de schuldenaar
Gevolgen subrogatie:
- overgang van de vordering op een derde
- niet verder dan het oorspronkelijke bedrag
- ook de nevenrechten gaan over
2. Overgang schulden:
a. erfopvolging en boedelmenging
b. bijzondere titel: schuldoverneming en contractsoverneming*
c. bijzondere wijzen: kwalitatieve verplichtingen
Schuldoverneming (art 6:155-158 BW) is een tweezijdige rechtshandeling tussen
schuldenaar en derde, waarbij de derde de schuld overneemt van de schuldenaar.
- werkt direct vanaf het moment van overname
- schuldeiser moet weten van de overname en hier akkoord mee gaan
Gevolgen:
- overgang schuld op derde
- ook de nevenrechten gaan over, uitgezonderd van een aantal.
* Contractsoverneming (art 6:159 BW) is een driezijdige rechtshandeling waarbij iemand die bij een
obligatoire overeenkomst partij is zijn gehele rechtsverhouding tot de wederpartij (met mede-
werking van die wederpartij) overdraagt aan een derde. Opmaken van een akte is vereist.
Gevolgen:
- volledige overdracht van de rechtsverhouding
- overgang van alle tot die rechtsverhouding behorende rechten en verplichtingen
- ook de nevenrechten gaan over
Gronden tenietgaan van verbintenissen:
1. Nakoming door debiteur of door een derde;
2. Vervulling van een ontbindende voorwaarde; en
3. Nietigheid, vernietiging, ontbinding of rechterlijke wijziging van een overeenkomst waaruit
de verbintenis voortvloeit.
4. Bijzondere wijzen van tenietgaan:
- Verrekening: een vordering van A op B en een vordering van B op A vallen tegen
elkaar weg. Bij vormvrije verklaring door debiteur tot de crediteur (art. 6:127 BW).
Heeft terugwerkende kracht ingevolge art. 6:129 lid 1 BW.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur t2000. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,24. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.