Recht
Deel 1: Inleiding tot het recht
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE INLEIDING
1. Verantwoording
Recht is een zaak van alle burgers
Iedereen wordt geconfronteerd met recht (bv. Schadevergoedingen, echtscheidingen, co-
ouderschap) gewild of ongewild.
Recht ≠ moraal
o Moraal = wat vinden wij dat goed of slecht is (bv. Euthanasie, abortus, …)
Recht ≠ godsdienstige regels
2. Het begrip recht
2.1 Een geheel van algemeen geldende normatieve regels
Het recht is een geheel van regels, het meerdendeel van deze normen zijn gedragsregels. Dat
betekend dat zij betrekking hebben op het gedrag van de rechtssubjecten.
2.2.1 Verbods-, gebods-, toelatings- en organieke regels
Verbodsbepalingen (vb. foutparkeren, wildplassen, …)
Gebodsbepalingen (vb. belastingen betalen)
Normen die toelatingen bevatten (vb. vrijheid van meningsuiting, vrijheid van onderwijs)
Organieke regels = hoe zijn rechtbanken/onze staat georganiseerd) vb. elke 5 jaar gaan stemmen
2.2.2 Aanvullend of dwingend recht
Dwingend recht
o Dwingend recht ter bescherming van zwakken (vb. van zwakken = consument bij een
online aankoop het terugzenden van een aankoop is minimum 14 dagen)
o Schending van goede zeden (vb. wildplassen, prostitutie van minderjarigen)
o Dwingend recht van openbare orde = het moet gerespecteerd worden, je kan er niet van
afwijken
Aanvullend recht = regels waar je kan van afwijken (vb. verkoper vraagt voorschot als je een
bestelling plaats in de winkel, bestelling krijg je pas na 2 weken) (vb. bij een huurcontract mag je
onderverhuren tenzij het expliciet vermeld staat in het huurcontract dat het niet mag)
2.2.3 Algemene of individuele normen
Algemene normen = voor iedereen
Individuele normen = voor een bepaalde persoon (vb. de Koning is immuun, hij kan niet voor de
rechtbank verschijnen, niet voor misdrijven of voor andere zaken)
2.3 Door de staat opgelegde of ontvangen en bekrachtigde normen
België is complex land (federale staat)
Gemeenschappen (onderwijs)
Gewesten
Provincies
1
,2.4 Afdwingbare normen
Gedragsregels die wettelijk door de overheid vastgelegd. Mensen die hun verplichtingen niet
vrijwillig nakomen, worden door de overheid gedwongen deze alsnog na te leven. Deze uitvoering is
een moeilijke opdracht van de overheid. Iemand dwingen om iets te dien, is niet gemakkelijk en
bovendien is het onzeker of de kwaliteit van de uitvoering nog aanvaardbaar is.
2.5 Normen die de ordening van het maatschappelijk leven beogen
De mens is een individueel en sociaal wezen :
Individueel omdat hij in eerste instantie zo veel mogelijk van zijn eigen materiële en geestelijke
aspiraties tracht te bereiken, waardoor hij in conflict komt met zijn medeburgers, die, elk voor
zich, dezelfde doeleinden nastreven.
Sociaal omdat de mens voor het bereiken van zijn zelfontwikkeling, de anderen nodig heeft.
De taak van het recht:
Het scheppen van orde
Verhinderen dat de ‘wet’ van de sterkste geldt
Openbare diensten inrichten die de gemeenschap aan de burgers moet geven en waarvoor het
privé-initiatief ongeschikt is.
We kunnen ons afvragen of het recht rechtvaardig moet zijn. Een rechtsorde die door het merendeel
der rechtssubjecten als onrechtvaardig ervaren zou woden, zou geen lang leven beschoren zijn. Bij
een keuze tussen rechtvaardigheid of orde zal het recht evenwel voor dit laatste streefdoel kiezen.
HOOFDSTUK 2: INDELINGEN VAN HET RECHT
1. Algemeen
Elke rechtstak heeft ook een aantal eigen principes (vb. de verschillende soorten rechtbanken die elk
hun specialiteit hebben)
2. Privaatrecht – publiekrecht
Privaat recht = juridische verhouding tussen burgers onderling vb. twee burgers die trouwen,
een testament.
Publiek recht = verticale/juridische verhouding tussen burger en overheid vb. onderwijs,
vergunning aanvragen.
2.1 Publiekrecht
Grondwettelijk of constitutioneel recht = het recht dat de regels omvat die de vestiging, de
structuur en uitoefening van het soevereine gezag betreffen.
Administratief recht = omvat de regels over de inrichting en de werking van de organen van de
uitvoerende macht (de regering, de ambtenaren), waarvoor de principes in het grondwettelijk
recht zijn neergelegd.
Strafrecht
o Materieel recht: beschrijft de strafbare feiten en de eraan verbonden straffen
Mogelijke straffen bij overtreding:
- Gevangenisstraf tussen de 1 en 7 dagen
- Geldboete tussen de 1 en 25 EUR (voor strafrechtbanken x8)
- Werkstraf tussen de 20 en 45 uur
Mogelijke straffen bij wanbedrijven:
- Gevangenisstraf tussen de 8 dagen en 5 jaar
2
, - Geldboete minstens 26 EUR
- Werkstraf tussen 46 en 300 uur
Mogelijke straffen bij misdaad:
- Opsluiting tussen 5 jaar en levenslang
- Geldboete van minsten 26 EUR
o Formeel recht: bevat de regels over de wijze waarop een onderzoek naar eventuele
misdrijven gevoerd moet worden, hoe de procedure voor de bevoegde rechtbank verloopt,
en op welke wijze de uitgesproken straffen dienen uitgevoerd
Socialezekerheidsrecht
Fiscaal recht = het geheel van regels over het heffen en innen van belastingen
o Directe belastingen: voortdurende toestand der personen (vb. inkomensbelasting)
o Indirecte belastingen: gebeurtenissen van toevallige of voorbijgaande aard (vb. erf-
en registratiebelasting, btw)
2.2 Het privaatrecht
Burgerlijk recht = gemeenschappelijk voor alle burgers zonder onderscheid
o Personenrecht = het geheeld van regels met betrekking tot de persoon als enkeling in de
maatschappij
o Goederenrecht = bevat de regels die de verhouding van rechtssubjecten ten aanzien van
rechtsobjecten behandelt
o Familierecht = regelt de verhoudingen van personen die met elkaar verwant zijn (via het
huwelijk, wettelijke samenwoning of via geboorte)
o Familiaal vermogensrecht of relatievermogensrecht
Erfrecht: schenkingen en testamenten
Huwelijksvermogensrecht: bevat de regels die van toepassing zijn op de
vermogens, de goederen van echtgenoten tijdens en na het huwelijk en die
regels die van toepassing zijn als iemand overlijdt
o Verbintenissenrecht = beschrijft de diverse wijzen waarop vrijwillig aangegane
verplichtingen ontgaan en tenietgaan en welke gevolgen deze met zich meebrengen
2.3 Enkele ‘gemengde’ rechtstakken
Sommige takken van het objectief recht kunnen niet zonder meer onder het publiek- of privaatrecht
gerangschikt worden, omdat zij (of hun onderdelen) kenmerken vertonen van beide categorieën.
Ondernemings- en economisch recht
o Publiekrecht: het ingrijpen van de overheid op het economisch leven wordt geregeld.
o Privaatrecht: regelt de vrije rechtsbetrekkingen in verband met ondernemers
Vennootschapsrecht = regelt de oprichting, structuur, werking en verantwoordelijkheden van
vennootschappen en hun organen
Burgerlijk procesrecht = de regels betreffende de organisatie van de rechterlijke macht, de
bevoegdheid der rechtbanken en de rechtsplegingsprocedure in verband met privaatrechtelijke
geschillen
Sociaal recht
o Arbeidsrecht = de normen die individuele en collectieve relaties tussen werknemers en
werkgevers regelen, voor zover het gaat over prestaties geleverd in ondergeschikt
dienstverband. Het individuele arbeidsrecht betreft relatie van werkgever tot werknemer
en is privaatrechtelijk van aard.
o Socialezekerheidsrecht = bevat de regels waarbij de overheid als behoeder van het
algemeen belang sociale maatregelen voorziet waar burgers in onze welvaartstaat
kunnen genieten.
3
, 3. Internationaal recht versus nationaal recht
Internationaal recht = gevormd door de rechtsnormen die de verhoudingen ordenen tussen de
staten onderling en tegenover de andere tot in het internationaal verkeer toegelaten
rechtssubjecten (verdragen, vb. verdrag van Maastricht, verdrag van de rechten van de mens)
Nationaal recht = rechtsregels die tot stand komen door de federale overheid, gemeenschappen
en gewesten en provincies en gemeenten
4. Objectief recht versus subjectief recht
4.1 Publieke subjectieve rechten
Niet kennen
4.2 Burgerlijke subjectieve rechten
Vermogensrechten
o Vorderingsrechten = (altijd tussen personen) als je iets koopt/huurt ontstaat er een
vordering, vb. je koopt een laptop, jij als koper eist een laptop en de verkoper eist de
waarde die aan de laptop verbonden is
o Zakelijke rechten = (altijd tussen een persoon en een zaak) vb. eigendomsrecht voor je
auto
o Intellectuele rechten = je claimt die, vb. octrooien, patenten, …
Persoonlijkheidsrechten sensu lato
o Familierechten = subjectieve rechten waarover een natuurlijke persoon beschikt als lid
van de familie waartie hij behoort of die hij zal stichten (vb. recht om te huwen en te
scheiden)
o Persoonlijkheidsrechten sensu stricto = subjectieve rechten die elk individu kan doen
gelden tegenover alle anderen in verband met zijn fysieke, morele en psychische
integriteit (vb. mensenrechten)
4.3 Rechtsmisbruik
Als je verschillende manieren hebt om een conflict op te lossen en je kiest de moeilijkste optie pleeg
je rechtsmisbruik.
Je kan geen rechtszaak opstarten als je geen juridisch probleem hebt.
4